Sector familie- en jeugdrecht
Parketnummers 09/900467-10; 09/655558-10 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 22 april 2011
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte Z],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
De terechtzittingen.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 september 2010, 10 december 2010, 17 februari 2011 en 7 en 8 april 2011.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzittingen verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. L.M. Robert-Altimari heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/900467-10 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde en het hem bij - eveneens gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/655558-10 onder feit 1 en feit 2 eerste cumulatief/alternatief wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [D] tot een bedrag van € 1.764,98.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.764,98, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [D], met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [E] tot een bedrag van € 55,00.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 55,00 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [E], met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft voorts ten aanzien van parketnummer 09/900467-10 gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage B aan dit vonnis is gehecht) onder 3 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende en de onder 4 en 5 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft ten slotte medegedeeld dat zij tevens een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig heeft gemaakt.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/900467-10
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen en/of strippenkaarten en/of een I-phone en/of buskaarten en/of sigaretten en/of postzegels en/of boekenbonnen en/of irischeques en/of cadeaubonnen en/of dinercheques en/of een cadeaukaart en/of bioscoopbonnen en/of een waardebon en/of weekabonnementen en/of maandabonnementen en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 3] en/of [D] en/of [E], in geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] en/of [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken en/of in de houtgreep nemen van die [E] en/of
- tonen en/of voorhouden en/of zwaaien met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [D] en/of [E] en/of
- duwen van die [D] en/of
- roepen van de woorden "dit is een overval" en/of "naar de kluis"en/of "waar is de andere kluis" en/of "waar is het geld" en/of "open de kassa"en/of "bukken, bukken" en/of "schieten, schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van
categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool
(merk [merk], model [model]), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Ten aanzien van parketnummer 09/655558-10
hij op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[A] heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met inhoud, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 1] en/of [A],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
opzettelijk
-tegen die [A] en/of [B] heeft/hebben gezegd "Geld, geld,
geld, nu", althans woorden van gelijke strekking, en/of
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het
hoofd van die [A] heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben gericht op die
[A] en/of [B];
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C]
heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal ongeveer 9535 euro,
althans een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [winkelbedrijf 2] en/of [C], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of
meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft gericht op die [C], en/of
- tegen die [C] heeft gezegd en/of geschreeuwd: "Doe al het geld in een
tasje" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe het anders schiet
ik je dood" en/of "Doe de kluis open", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen in totaal ongeveer een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 2] en/of [C], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [C], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op die [C], en/of
- zeggen en/of schreeuwen tegen die [C] "Doe al het geld in een tasje"
en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe het anders schiet ik je
dood" en/of "Doe de kluis open", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzittingen niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/655558-10 onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 09/655558-10 feit 1 ([winkelbedrijf 1]) en feit 2 ([winkelbedrijf 2]) overweegt de rechtbank als volgt:
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzittingen zijn aanwijzingen naar voren gekomen die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten. Daarbij doelt de rechtbank op het volgende.
[winkelbedrijf 1]
Uit het dossier blijkt dat op de dag voorafgaande aan de afpersing en op de dag van de afpersing zelf de telefoons van zowel de verdachte als van de medeverdachten [X] en [Y] zendmasten in Delft, in de directe omgeving van de plek waar een dag later de afpersing plaatsvond, hebben aangestraald. Op camerabeelden van de [garage], in de directe nabijheid van de plaats waar en rond het tijstip waarop de afpersing is gepleegd, herkent een verbalisant (in tweede instantie) de verdachte op de beelden.
De verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval.
Op de beelden van de [garage] herkent één verbalisant de betreffende persoon (in tweede instantie) als de verdachte, terwijl een andere verbalisant dezelfde persoon herkent als de medeverdachte [Y]. Dit roept in beide gevallen dermate veel twijfel op, dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de persoon op de beelden inderdaad de verdachte is. Dat de telefoons van de verdachte en diens medeverdachten op de dag voorafgaande aan de afpersing en de dag van de afpersing te Delft zendmasten hebben aangestraald, is weliswaar opmerkelijk, maar onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is van een voorverkenning of betrokkenheid bij de ten laste afpersing op de medewerkers van [winkelbedrijf 1].
[winkelbedrijf 2]
Op zondag 16 mei 2010 omstreeks 16:55 uur wordt personeel van de [winkelbedrijf 2] te Delft overvallen door drie overvallers. Hierbij werd gebruik gemaakt van een zilverkleurig vuurwapen. De winkel [winkelbedrijf 2] heeft een beveiligingscamera waarvan de beelden ten tijde van de overval zijn opgevraagd. Het dossier bevat zogenaamde screenshots van deze camerabeelden waarop te zien is dat drie overvallers de winkel binnen komen lopen. Wijkagent [wijkagent] heeft verklaard dat één van de personen die hij ziet op een screenshot van de camerabeelden van [winkelbedrijf 2] overeenkomt met de hem ambtshalve bekende verdachte in die zin, dat diens kaaklijn overeenkomst met die van de verdachte. Tevens heeft wijkagent [wijkagent] verklaard op het screenshot voor 100% de medeverdachte [X] te herkennen. Voorts draagt de persoon die op de beelden is te zien een lichtkleurig petje met het logo van Ralph Lauren en heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard een dergelijk petje te bezitten. Daarnaast heeft de telefoon van de verdachte daags voor de overval op diverse tijdstippen een zendmast aangestraald in de nabijheid van [winkelbedrijf 2] te Delft.
Verder bevindt zich in het dossier een tapgesprek d.d. 7 juli 2010 tussen de verdachte en de medeverdachten [Y] en [X], waarin wordt gesproken over een tv-uitzending van Opsporing Verzocht van 29 juni 2010, betreffende de overval op de [winkelbedrijf 2]. In dat gesprek zegt medeverdachte [X] tegen de verdachte dat de "[naam]" op televisie is geweest en dat de beelden niet duidelijk waren. In een opgenomen gesprek d.d. 10 september 2010 in de PI Eikenstein vertelt medeverdachte [X] aan bezoekers dat hij betrokken is geweest bij - onder meer - de [winkelbedrijf 2].
De verdachte heeft ontkend deze overval te hebben gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval.
De verdachte is op de screenshots van de camerabeelden van [winkelbedrijf 2] - in tegenstelling tot de medeverdachte [X] - niet met 100% zekerheid herkend. Uit voornoemde tapgesprekken kan naar het oordeel van de rechtbank weliswaar worden afgeleid dat de verdachte interesse toonde in de overvallen, maar uit hetgeen de verdachte zegt, kan niet zonder meer zijn betrokkenheid worden afgeleid. Het feit dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachten de dag voorafgaande aan de overval zendmasten te Delft hebben aangestraald, is weliswaar opmerkelijk, maar onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is geweest van een voorverkenning of betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit.
Vorenstaande overwegingen leiden ertoe dat de verdachte van deze hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Ten aanzien van 09/900467-10 ([winkelbedrijf 3])
Op zondag 6 juni 2010 omstreeks 16.55 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op de eigenaar van de firma [winkelbedrijf 3] te Delft en zijn dochter. Deze overval werd uitgevoerd door drie overvallers. Tijdens de overval wordt de dochter door één van de overvallers vastgepakt terwijl één van de anderen een pistool in zijn hand heeft. De dochter wordt gedwongen de kluis in het kantoor te openen waarna één van de overvallers de inhoud van de kluis leegt in een tas. Dan wordt aan de eigenaar en zijn dochter gevraagd waar de andere kluis is. Ook wordt het kantoor doorzocht waarbij de i-phone van de dochter uit haar tas wordt gestolen. De dochter opent in de winkel de TNT kluis, die door de overvallers wordt geleegd en ook de kassalade wordt meegenomen. Daarna worden de eigenaar en zijn dochter door één van de overvallers naar het kantoor geleid, waarna de eigenaar nog de sleutel van de kluis aan één van de daders moet afstaan. De kantoordeur wordt dichtgegooid en de overvallers verlaten rennend de winkel.
De eigenaar rent de winkel vervolgens uit en ziet op straat zijn zoon en de vriend van zijn dochter bij een van de overvallers staan. De eigenaar rent er naar toe, grijpt de jongen bij zijn keel en drukt hem tegen de muur. De politie komt ter plaatse en houdt de betreffende verdachte aan. Bij deze overval zijn sigaretten, cadeaubonnen, bioscoopbonnen, stippenkaarten, strippenkaarten, postzegels een i-phone en een groot geldbedrag buitgemaakt. Op aanwijzen van een getuige, die zag één van de overvallers op zijn vlucht een zilverkleurig voorwerp in de gracht gooide, werd een alarmpistool opgedoken.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard deze overval met het aangetroffen vuurwapen te hebben gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
De bewijsmiddelen zullen als bijlage (bijlage A) aan dit vonnis worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast.
Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/900467-10 onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:
1. ([winkelbedrijf 3])
hij op 06 juni 2010 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen en strippenkaarten en een I-phone en buskaarten en sigaretten en postzegels en boekenbonnen en irischeques en cadeaubonnen en dinercheques en een cadeaukaart en bioscoopbonnen en een waardebon en weekabonnementen en maandabonnementen en een mobiele telefoon, toebehorende aan [winkelbedrijf 3] of [D] of [E], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [D] en [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- vastpakken en in de houtgreep nemen van die [E] en
- tonen en voorhouden en zwaaien met een vuurwapen;
- richten van een vuurwapen op die [D] en [E] en
- duwen van die [D] en
- roepen van de woorden "dit is een overval" en "naar de kluis"en "waar is de andere kluis" en "waar is het geld" en "open de kassa"en "bukken, bukken" en "schieten, schieten".
2. ([winkelbedrijf 3])
hij op 06 juni 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool (merk [merk], model [model]), voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel. De verdachte en zijn mededaders zijn vlak voor sluitingstijd de winkel binnengegaan en hebben met geweld en onder bedreiging van een vuurwapen het winkelpersoneel gedwongen twee kluizen te openen. Hierbij is ook zeer dreigende taal geuit. De overvallers hebben geld en goederen ter waarde van een bedrag van € 26.345,00 buit gemaakt. Een dergelijke brutale gewapende overval is zeer ernstig en veroorzaakt grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd te kampen hebben met de gevolgen van deze vreesaanjagende ervaring. Bovendien wekken dergelijke feiten in toenemende mate verontwaardiging op in de maatschappij, mede gezien het kennelijke gemak waarmee dergelijke overvallen worden gepleegd. Daarnaast lijdt de getroffen ondernemer door een dergelijk feit aanzienlijke financiële schade. De verdachte en zijn mededaders hebben zich aan dit alles evenwel niets gelegen laten liggen en uitsluitend oog gehad voor hun eigen gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitiële documentatieregister d.d. 8 juni 2010, meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De verdachte komt al vanaf 2004 met politie en justitie in aanraking. De verdachte is in de periode voorafgaand aan de thans bewezenverklaarde feiten, tweemaal in één kalenderjaar wegens het begaan van meerdere soortgelijke misdrijven tot een aanzienlijke (deels voorwaardelijke) jeugddetentie is veroordeeld. Het onderhavige feit is bovendien begaan terwijl de verdachte door de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, werd begeleid in het kader van de op 8 september 2009 door de meervoudige strafkamer op gelegde 'gedragsbeïnvloedende maatregel' van een (1) jaar. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het schrijven van de klinisch psycholoog, W.J.L. Lander d.d. 17 maart 2011 en de forensisch psychiater, H.E.M. van Beek d.d. 23 maart 2011, die beiden aangeven dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan zowel het psychologisch als het psychiatrisch onderzoek.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Bureau Jeugdzorg Utrecht, te weten het evaluatie plan van aanpak ten behoeve van de terugmelding van de gedragsbeïnvloedende maatregel, d.d. 28 juli 2010.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland, d.d. 3 januari 2011. Uit dit rapport valt al te leiden dat het de reclassering grote zorgen baart dat de verdachte met justitie in aanraking blijft komen, ondanks de inzet van detentie, reclasseringsbegeleiding en behandeling bij de Waag. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, onder andere omdat de verdachte blijft recidiveren binnen de aan hem opgelegde proeftijd. Mede gezien het zwijgen van de verdachte worden geen mogelijkheden gezien voor gedragsbeïnvloeding.
Het voorgaande overwegende is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
De in beslag genomen voorwerpen.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 4 en 5 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien
met betrekking tot deze voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan;
en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
De heer [D], heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/900467-10, feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.764, 98.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.764,98.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.764,98, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D].
Mevrouw [E], heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/900467-10, feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 55,-.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 55,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 6 juni 2010 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 55,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 juni 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [E].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/655558-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/900467-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
parketnummer 09/900467-10, feit 1
DIEFSTAL VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
parketnummer 09/900467-10, feit 2
MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
gevangenisstraf voor de duur van 42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van parketnummer 09/900467-10:
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 4 en 5 genummerde voorwerpen, te weten:
1.0 stk sleutel, kleur zwart, loper;
1.0 stk vuurwapen, kleur chroom, alarmpistool blow AACK2099NL;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten:
1.0 stk geheugensimm, kleur wit;
ten aanzien van parketnummer 09/900467-10, feit 1:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [D] hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, een bedrag van € 1.764,98;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.764,98, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [D];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
ten aanzien van parketnummer 09/900467-10, feit 1:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [E] hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, een bedrag van € 55,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juni 2010, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 55,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juni 2010, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [E];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Soffers, rechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, rechter,
en mr. R. Brand, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. Breda en Van Toor-van Essen, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2011.