Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/752075-10; 09/655060-11 (ttz.gev.)
Tul 16/511869-09
Datum uitspraak 22 april 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte Y]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
en wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
De terechtzittingen.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 25 november 2010, 18 februari 2011, 7 april 2011 en ter terechtzitting van 8 april 2011 ex artikel 495b, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, gelet op de gelijktijdige behandeling met de zaken van de medeverdachten [X] en [Z].
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partij en gevoegd.
De officier van justitie mr. L. Robert-Altimari heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/752075-10 onder 1 primair, 2 eerste cumulatief/alternatief, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde en het hem bij dagvaarding 09/655060-11 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 1 (een) jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [D] tot een bedrag van € 1.764,98.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.764,98, met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [E] tot een bedrag van € 55,-.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 55,-, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [E], met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft daarnaast de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht d.d. 18 mei 2009 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten jeugddetentie voor de duur van drie weken.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat het paspoort en de Panasonic video camera, vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage B aan dit vonnis is gehecht), zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden en dat de op de voornoemde lijst vermelde Dior schoenen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
De officier van justitie heeft ten slotte medegedeeld dat zij tevens een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig heeft gemaakt.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/752075-10
hij op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 1] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
-tegen die [A] en/of [B] heeft/hebben gezegd "Geld, geld,
geld, nu", althans woorden van gelijke strekking, en/of
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het
hoofd van die [A] heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben gericht op die
[A] en/of [B];
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[Z] en/of [X] op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[A] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een sealbag met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 1] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
-tegen die [A] en/of [B] heeft/hebben gezegd "Geld, geld,
geld, nu", althans woorden van gelijke strekking, en/of
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het
hoofd van die [A] heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben gericht op die
[A] en/of [B];
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 februari 2010 te Delft, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [A] en/of [B] vanaf de winkel [winkelbedrijf 1] te volgen en/of in de gaten te houden en/of (vervolgens) aan die [Z] en/of [X] door te geven dat zij (die [A] en/of [B]) eraan kwamen en/of op de uitkijk te staan en/of met een gereed staande fiets klaar te staan om vluchten mogelijk te maken;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal ongeveer 9535 euro, althans een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 2] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft gericht op die [C], en/of
- tegen die [C] heeft gezegd en/of geschreeuwd: "Doe al het geld in een tasje" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe de kluis open", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in totaal ongeveer een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 2] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [C], en/of
- zeggen en/of schreeuwen tegen die [C] "Doe al het geld in een tasje" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe het anders schiet ik je dood" en/of "Doe de kluis open", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen en/of strippenkaarten en/of een I-phone en/of buskaarten en/of sigaretten en/of postzegels en/of boekenbonnen en/of irischeques en/of cadeaubonnen en/of dinercheques en/of een cadeaukaart en/of bioscoopbonnen en/of een waardebon en/of weekabonnementen en/of maandabonnementen en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 3] en/of [D] en/of [E], in geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] en/of [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken en/of in de houtgreep nemen van die [E] en/of
- tonen en/of voorhouden en/of zwaaien met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op die [D] en/of [E] en/of
- duwen van die [D] en/of
- roepen van de woorden "dit is een overval" en/of "naar de kluis"en/of "waar is de andere kluis" en/of "waar is het geld" en/of "open de kassa"en/of "bukken, bukken" en/of "schieten, schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool (merk [merk], model [model], voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
hij op of omstreeks 05 februari 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen fotocamera (merk Panasonic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de voordeur te verbreken en/of forceren en/of een vooruit in te slaan en/of te verbreken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2010 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een fotocamera (merk Panasonic) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die camera wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 09/655060-11
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [F] en/of [G] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [F] en/of [G], en/of het zeggen tegen die [F] en/of [G] "We willen geld" en/of "Geld, geld";
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [F] en/of [G], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [F] en/of [G], en/of het zeggen tegen die [F] en/of [G] "We willen geld" en/of "Geld, geld";
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[W] en/of [X] op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [F] en/of [G] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [F] en/of [G], en/of het zeggen tegen die [F] en/of [G] "We willen geld" en/of
"Geld, geld";
[W] en/of [X] op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen twee, althans een of meer, boterhamdoosjes met inhoud en/of zes, althans een of meer, sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf 4], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [F] en/of [G], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van twee, althans een of meer, vuurwapens, althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan die [F] en/of [G], en/of het zeggen tegen die [F] en/of [G] "We willen geld" en/of "Geld, geld"
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk [merk], model [model], kaliber 9mm P.A.) en/of munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten twee, althans een of meer, gaspatronen (merk GFL, kaliber 9mm PAK) en/of een knalpatroon (merk [merk], kaliber 9mm PAK) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij gewijzigde dagvaarding met parketnummer 09/752075-10 onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 09/655558-10 feit 1 ([winkelbedrijf 1]) en feit 2 cumulatief/alternatief ([winkelbedrijf 2]) overweegt de rechtbank als volgt:
[winkelbedrijf 1]
Op zondag 7 februari 2010 omstreeks 17:50 uur, heeft in de binnentuin van een parkeergarage in Delft een afpersing plaatsgevonden op twee medewerkers van [winkelbedrijf 1], gevestigd aan de [adres] te Delft. De bewuste medewerkers waren op weg om de omzet van de winkel, door hen vervoerd in een sealbag, af te storten. Drie personen dwongen de medewerkers de sealbag met € 9.800,- af te geven. Hierbij is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van de aangever gezet.
Uit het dossier blijkt dat op de dag van de afpersing en dag voorafgaande aan de afpersing de telefoons van zowel de verdachte als van de medeverdachten [X] en [Z] zendmasten in Delft hebben aangestraald. Op de camerabeelden van de [garage], gelegen in de directe nabijheid van de plaats waar de afpersing plaatsvond, herkent een verbalisant (in tweede instantie) de verdachte.
De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande weliswaar een aanwijzing vormt voor betrokkenheid van verdachte bij dit delict, echter het levert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op. Weliswaar wordt de verdachte op de beelden van de [garage] door één verbalisant herkent, maar een andere verbalisant herkent - in tweede instantie - dezelfde persoon herkent als de medeverdachte [Z]. Dit roept in beide gevallen dermate veel twijfel op, dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de persoon op de beelden inderdaad de verdachte is. Dat de telefoons van verdachte en diens medeverdachten op de dag voorafgaande aan de afpersing en de dag van de afpersing te Delft zendmasten hebben aangestraald, is opmerkelijk maar onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is van een voorverkenning of betrokkenheid bij de ten laste afpersing van de medewerkers van [winkelbedrijf 1].
[winkelbedrijf 2]
Op zondag 16 mei 2010 omstreeks 16:55 uur wordt personeel van de [winkelbedrijf 2] te Delft overvallen door drie overvallers. Hierbij werd gebruik gemaakt van een zilverkleurig vuurwapen. De winkel [winkelbedrijf 2] heeft een beveiligingscamera waarvan de beelden ten tijde van de overval zijn opgevraagd. Het dossier bevat zogenaamde screenshots van deze camerabeelden waarop te zien is dat de drie overvallers de winkel binnen komen lopen. Wijkagent [wijkagent] heeft verklaard dat hij één van de personen die hij ziet op een screenshot van de camerabeelden van [winkelbedrijf 2] voor 100% als de medeverdachte [X] herkent. Daarnaast heeft de telefoon van de verdachte op de dag van de overval om 16:08 uur een zendmast aangestraald in de nabijheid van [winkelbedrijf 2] te Delft.
De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande, ook in onderlinge samenhang, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval. Het gegeven dat de telefoon van de verdachte op de dag van de overval een zendmast te Delft heeft aangestraald, is opmerkelijk maar onvoldoende voor de conclusie dat verdachte de overval heeft gepleegd.
Vorenstaande overwegingen leiden ertoe dat de verdachte van deze hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen als bijlage (bijlage A) aan dit vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Primair heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft in het algemeen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten aangegeven dat hoewel het wettig bewijs voorhanden is - ook uit meer dan één bron - er niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is vast te stellen dat de verdachte heeft deelgenomen aan het plegen van deze feiten.
Ten aanzien van 09/752075-10 feiten 3 en 4 ([winkelbedrijf 3])
Op zondag 6 juni 2010 omstreeks 16.55 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op de eigenaar van de firma [winkelbedrijf 3] te Delft, te weten de heer [D] en zijn dochter, [E]. Deze overval is uitgevoerd door drie daders. Tijdens de overval is de dochter door een van de overvallers vastgepakt, terwijl een ander een pistool in zijn hand had. De dochter is gedwongen de kluis in het kantoor te openen, waarna een van de daders de inhoud van de kluis in een tas heeft gedaan. Daarna is aan de eigenaar en zijn dochter gevraagd waar de andere kluis is. Ook hebben de overvallers het kantoor doorzocht waarbij de i-phone van de dochter uit haar tas is gestolen. De dochter heeft de TNT kluis in de winkel geopend, de daders hebben de inhoud hiervan meegenomen, alsmede de kassalade. Daarna zijn de eigenaar en zijn dochter door een van de daders naar het kantoor geleid, waarna de eigenaar nog de sleutel van de kluis aan een van hen moest afstaan. De kantoordeur is dichtgegooid en de daders hebben rennend de winkel verlaten.
Ook de heer [D] is vervolgens de winkel uit gerend en ziet op straat zijn zoon en de vriend van zijn dochter bij een van de daders staan. De heer [D] is er naar toe gerend en heeft de jongen bij zijn keel gegrepen en tegen de muur gedrukt. De politie is ter plaatse gekomen en heeft de betreffende dader, te weten medeverdachte [Z], aan gehouden.
Bij deze overval zijn sigaretten, cadeaubonnen, bioscoopbonnen, strippenkaarten, postzegels een i-phone en een groot geldbedrag buit gemaakt.
Het bij de overval gebruikte vuurwapen is in een nabij gelegen sloot/gracht op aanwijzen van getuigen door het duikteam van de politie opgevist.
Voorts heeft de beveiligingscamera in de winkel de overval geregistreerd. Deze beelden zijn door de politie opgevraagd en geanalyseerd. Tevens zijn er camerabeelden d.d. 6 juni 2010 van de nabijgelegen [winkelbedrijf 2] opgevraagd en geanalyseerd, teneinde een totaalbeeld te verkrijgen van een mogelijke route van de daders. Op de laatstgenoemde beelden zijn de drie daders van de overval op de [winkelbedrijf 3] ook te zien.
In het dossier bevindt zich de uitwerking van een in P.I. Eikenstein opgenomen gesprek van 10 september 2010 (verder te noemen OVC gesprek) van de medeverdachte [X] met zijn bezoekers. Medeverdachte [X] zegt hierbij deze overval te hebben gepleegd. Hij vertelt over de achtervolging na de overval op de [winkelbedrijf 3], dat iedereen zijn eigen weg pakte. "Lange naar links, ik naar rechts en [bijnaam], ik weet niet welke kant op".
De raadsman voert ten aanzien van dit gesprek aan dat delen van dit gesprek over de verdachte lijken te gaan, maar dat onduidelijk is waar die delen dan precies betrekking op hebben. Daarbij acht de raadsman het van belang dat de verdachte niet als gesprekspartner bij dit gesprek aanwezig was. Dit alles dient gevolgen te hebben voor de bewijswaarde van dit gesprek.
De rechtbank acht de uitlatingen van de medeverdachte [X] tegenover zijn bezoekers betrouwbaar nu deze niet op zichzelf staan, doch op hoofdlijnen en relevante bijzonderheden steun vinden in andere bewijsmiddelen. De uitlatingen van medeverdachte [X] worden ondersteund door het feit dat de verdachte vlak voor het tijdstip van de overval is herkend op camerabeelden van winkels in de nabijheid van de [winkelbedrijf 3]. De verdachte bevond zich blijkens herkenningen van verschillende verbalisanten op dat moment in gezelschap van medeverdachten [X] en [Z]. Voorts heeft de telefoon van de verdachte vlak na de overval te weten om 18:16 uur een zendmast te Delft aangestraald. De rechtbank zal de inhoud van het in OVC-gesprek dan ook voor het bewijs bezigen.
De medeverdachte [Z] is kort na de overval tijdens zijn vlucht uit de [winkelbedrijf 3] aangehouden. De andere twee overvallers hebben weten te ontkomen. De politie heeft bij de medeverdachte [Z] de buit van de overval, alsmede een wit petje aangetroffen. Deze goederen zaten in een door de overvallers gebruikte zwarte Cinderella tas. Op deze goederen is DNA aangetroffen, welke door het NFI is geanalyseerd. Op grond van de bevindingen van het NFI kan worden vastgesteld dat onder andere het DNA van de verdachte op de voormelde goederen is aangetroffen.
De raadsman heeft dienaangaande betoogd dat hier geen bewijswaarde aan kan worden toegekend. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat dit celmateriaal onderdeel is van een mengprofiel. Het aantreffen van het DNA materiaal levert enkel de conclusie op dat ergens in de tijd de verdachte de onderhavige pet heeft gedragen en de tas heeft vastgepakt. Dit is niet ondenkbaar gelet op de vriendschappelijke relatie van de verdachte en de medeverdachten [X] en [Z], aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. De raadsman heeft slechts de enkele mogelijkheid geopperd dat het DNA van de verdachte op een ander moment dan het moment van de overval op de goederen is achtergebleven. Dit is niet aannemelijk geworden, nu deze stelling niet nader is onderbouwd en verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op - onder meer - de tas waarin de buit van de overval zat. .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overval op de [winkelbedrijf 3] heeft gepleegd op grond van het aantreffen van verdachtes DNA op de bij de overval gebruikte tas, de herkenning van de verdachte op de beschikbare camerabeelden, de historische gegevens van verdachtes telefoon en de inhoud van voormeld OVC-gesprek.
Ten aanzien van 09/752075-10, feit 5 (woninginbraak)
Tussen vrijdag 5 februari 2010 om 8.30 uur en vrijdag 5 februari 2010 om 21.30 uur is een woninginbraak gepleegd in de woning gelegen aan de [adres] te Utrecht. De deurpost van de voordeur is hierbij vernield en de voorruit ingeslagen. De gehele woning is doorzocht, waarbij de aangever heeft vastgesteld dat de volgende goederen zijn weggenomen: een laptop, een i-pod, een fototoestel, een sporthorloge, een cd en pc-card.
Bij de aanhouding van de verdachte op 24 augustus 2010 is in zijn slaapkamer, in zijn nachtkastje de fotocamera aangetroffen, welke bij de voormelde woninginbraak is weggenomen.
De raadsman heeft aangevoerd dat voor een veroordeling ter zake heling de rechtbank het precieze moment van het verkrijgen van de fotocamera moet kunnen vaststellen, nu heling pas strafbaar is op het moment van het voorhanden krijgen. In de zaak van verdachte is niet bekend op welk moment in de tijd hij de fotocamera voorhanden heeft gekregen. Het feit dat verdachte geen aannemelijke verklaring geeft voor het bezit, kan volgens de jurisprudentie in sommige zaken meewerken tot het bewijs. Dit geldt echter niet voor helingzaken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ongeacht op welk moment de verdachte de fotocamera voorhanden kreeg, kon hij immers op het bewuste moment redelijkerwijs vermoeden dat het goed van diefstal afkomstig was. Immers, de fotocamera bevatte beelden van de aangever. Daarbij heeft de verdachte zich ten aanzien van het verkrijgen c.q. het bezit van de fotocamera beroepen op zijn zwijgrecht en daarmee dus geen aannemelijke verklaring gegeven voor het bezit daarvan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd op grond van de aangifte van de woninginbraak en het aantreffen van de fotocamera in de slaapkamer van de verdachte.
Ten aanzien van 09/655060-11, feiten 1 en 2 ([winkelbedrijf 4])
Op vrijdag 13 augustus 2010, omstreeks 12.05 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op twee medewerksters van de firma [winkelbedrijf 4], [adres] te Utrecht. De overval is uitgevoerd door twee gewapende en gemaskerde mannen. Tijdens de overval is een van de medewerksters van [winkelbedrijf 4] gedwongen om een deur die toegang geeft tot het kantoor in het filiaal te openen. Op dat moment zat een tweede medewerkster in het kantoor. Eenmaal in het kantoor is de eerste medewerkster gedwongen om de in dat kantoor geplaatste en afgesloten kluis te openen en daaruit verschillende sealbags inhoudende een totaal geldbedrag van ruim € 4.220,25 te pakken en aan een van de twee overvallers af te geven. Door die overvaller is een tas voor haar open gehouden en is zij gedwongen de met geld gevulde sealbags in die tas te deponeren.
Hierna zijn de twee daders de winkel uit gevlucht en weggerend via de [straat]. Direct bij het verlaten van het winkelcentrum zijn de twee daders achtervolgd door diverse omstanders/getuigen. Medeverdachte [X] is na deze achtervolging op aanwijzing van een getuige aangehouden.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de overval is gepleegd door drie daders. Dat een derde dader betrokken is geweest en samen met de eerste twee overvallers is gevlucht, wordt mede ondersteund door het feit dat, tijdens het onderzoek in de omgeving van de vluchtroute (in het plantsoen aan de [straat]) diverse goederen, waaronder drie overjassen, zijn aangetroffen. Voorts is door diverse getuigen ([getuige 1], [getuige 2],
[getuige 3]) verklaard dat, kort voor de overval, drie jonge mannen, allen gekleed in een zwarte jas, zich hebben opgehouden in de zeer directe omgeving van het winkelcentrum [winkelcentrum] met zicht op het filiaal van [winkelbedrijf 4]. Het viel die getuigen op dat de drie jongens allen een winterjas droegen terwijl de buitentemperatuur ongeveer 24 graden bedroeg. Daarnaast spreken ook getuigen van drie vluchtende mannen na de overval.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft gepleegd op grond van de aangiftes, het OVC-gesprek en het aangetroffen DNA materiaal van verdachte op de bivakmuts.
De bewezenverklaring.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/752075-10 onder 3, 4 en 5 subsidiair en de bij dagvaarding met parketnummer 09/655060-11 onder 1 primair, eerste cumulatief/alternatief en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht:
Ten aanzien van parketnummer 09/752075-10
3. ([winkelbedrijf 3])
hij op 06 juni 2010 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen en strippenkaarten en een I-phone en buskaarten en sigaretten en postzegels en boekenbonnen en irischeques en cadeaubonnen en dinercheques en een cadeaukaart en bioscoopbonnen en een waardebon en weekabonnementen en maandabonnementen en een mobiele telefoon, toebehorende aan [winkelbedrijf 3] of [D] of [E], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [D] en [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- vastpakken en in de houtgreep nemen van die [E] en
- tonen en voorhouden en zwaaien met een vuurwapen;
- richten van een vuurwapen op die [D] en [E] en
- duwen van die [D] en
- roepen van de woorden "dit is een overval" en "naar de kluis"en "waar is de andere kluis" en "waar is het geld" en "open de kassa"en "bukken, bukken" en "schieten, schieten".
4. ([winkelbedrijf 3])
hij op 06 juni 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool (merk [merk], model [model], voorhanden heeft gehad.
5. subsidiair
hij op of omstreeks 24 februari 2010 te Utrecht, een fotocamera (merk Panasonic) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die camera redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van parketnummer 09/655060-11
1. primair, eerste alternatief/cumulatief ([winkelbedrijf 4])
hij op 13 augustus 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [F] en [G] heeft gedwongen tot de afgifte van sealbags met inhoud (in totaal inhoudende 4240,25 euro) toebehorende aan [winkelbedrijf 4], welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een vuurwapen aan die [F] en [G], en het zeggen tegen die [F] en [G] "We willen geld" of "Geld, geld";
hij op 13 augustus 2010 te Utrecht in vereniging met anderen een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk [merk], model [model], kaliber 9mm P.A.) en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten twee gaspatronen (merk GFL, kaliber 9mm PAK) en een knalpatroon (merk [merk], kaliber 9mm PAK) voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee gewapende overvallen, verboden wapenbezit en schuldheling. De overvallen zijn gepleegd op winkelbedrijven. Bij de overvallen op het personeel van [winkelbedrijf 3] en [winkelbedrijf 4] hebben verdachte en zijn mededaders de slachtoffers bedreigd en gedwongen geld en andere waardevolle spullen af te geven, dan wel hebben zij dit weggenomen. Aan de slachtoffers is bij de overvallen een vuurwapen getoond, waarbij tevens dreigende taal is geuit.
Dergelijke brutale overvallen, waarbij de slachtoffers worden bedreigd met een vuurwapen zijn zeer ernstig en veroorzaken grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd te kampen hebben met de gevolgen van deze vreesaanjagende ervaringen. Bovendien wekken dergelijke feiten in toenemende mate verontwaardiging op in de maatschappij, mede gezien het kennelijke gemak waarmee dergelijke overvallen worden gepleegd. Daarnaast lijden de getroffen ondernemers door dergelijke feiten aanzienlijke financiële schade. Verdachte en zijn mededaders hebben zich aan dit alles evenwel niets gelegen laten liggen en uitsluitend oog gehad voor hun eigen gewin.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten geen verklaring af willen leggen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte geen rekenschap afgelegd voor zijn handelen, terwijl hij het ten laste gelegde niet heeft ontkend. Evenmin heeft hij blijk gegeven van enig besef van het leed dat door het handelen van hem en zijn mededaders aan de slachtoffers is toegebracht of van ook maar enig medeleven met de slachtoffers. Deze houding baart de rechtbank grote zorgen voor de toekomst.
Bovendien heeft de rechtbank door de proceshouding van verdachte slechts beperkt inzicht kunnen verkrijgen in (de achtergrond van) het delictpatroon en de situatie waarin verdachte zich bevindt met het oog op zijn toekomst.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 27 augustus 2010, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 augustus 2010 en 2 september 2010, alsmede op het rapport d.d. 29 november 2010 van Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling jeugdreclassering betreffende de negatieve terugmelding van de maatregel Hulp en Steun, waarvan drie maanden ITB Criem.
In het rapport van 26 augustus 2010 heeft de Raad geconcludeerd dat er zich problemen voordoen op alle leefgebieden. De Raad is van mening dat eerst diagnostiek uitgevoerd dient worden om zicht te krijgen op de (mogelijke) achterliggende problematiek.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 9 november 2011, van het psychologisch onderzoek, ondertekend door drs. R.B. Adriaensen, GZ-psycholoog, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
"Betrokkene heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het psychologische, alsmede psychiatrische onderzoek. Er is op voorhand geen reden te vermoeden dat er bij hem sprake is van een evident pathologische achtergrond voor zijn weigering.
Betrokkene is volhardend in zijn houding te weigeren mee te werken aan het onderzoek. Eerder stelde hij zich bij de twee basisonderzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming ook volhardend op in het zich niet uitlaten over het hem destijds ten laste gelegde".
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het schrijven d.d. 1 november 2010 opgesteld door A.J. Stierum, kinder- en jeugdpsychiater, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
"Betrokkene heeft aangegeven niet mee te willen werken aan het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia. Hij wil de onderzoeker niet te woord staan over algemene zaken. Betrokkene maakt een gedecideerde en heldere indruk".
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 31 maart 2011, van het Multidisciplinair onderzoek van het ForCA, ondertekend door A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog en B.G.J. Gunnewijk, Kinder- en jeugdpsychiater, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
"[verdachte] legde uit dat hij niet wilde meewerken aan het persoonlijkheidsonderzoek. Omtrent de persoon van [verdachte] is dan ook bijzonder weinig bekend geworden. Er is niet vast te stellen in hoeverre er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. Vanuit de groepsobservatie en beperkte onderzoeksgesprekken zijn geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van psychiatrische stoornis in engere zin of van een ziekelijke stoornis.
Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard, lijkt een juridisch kader met een stok achter de deur mogelijkheden te bieden om [verdachte] verder op weg te helpen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en aan zijn opleiding en toekomst te werken".
Ter terechtzitting d.d. 18 april 2010 heeft de Kinder- en jeugdpsychiater Gunnewijk, desgevraagd medegedeeld dat zelfs indien er vanuit gegaan moet worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, dit niet zonder meer kan leiden tot de conclusie dat de verdachte lijdend is aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot één jaar jeugddetentie en hem te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen (PIJ).
De raadsman van verdachte heeft verzocht de PIJ-maatregel niet op te leggen, maar de deskundigen van het ForCA te volgen in hun advies. Deze deskundigen hebben geen gedragsstoornis kunnen vaststellen, zodat op grond hiervan geen PIJ-maatregel kan worden opgelegd.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een PIJ-maatregel, nu onvoldoende is vast komen te staan dat bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis. De plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is in de eerste plaats een behandelmaatregel, zodat - hoewel de ernst van de gepleegde feiten een PIJ-maatregel wel zouden rechtvaardigen - de maatregel in deze niet kan worden opgelegd.
De verdachte heeft zich gedurende een proeftijd, waarbij een intensieve begeleiding (te weten ITB Criem) door de jeugdreclassering van kracht was, opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige strafbare feiten. Zowel in gesprekken met de hulpverlening en deskundigen, als ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven begeleiding niet nodig te vinden en evenmin gemotiveerd te zijn voor begeleiding.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank niet overtuigd van het nut en de slagingskans voor wat betreft begeleiding en behandeling in het kader van een verplicht reclasseringscontact. De verdachte dient zich te realiseren dat een kans om serieus te werken aan zijn toekomst en te breken met de manier waarop hij thans in het leven staat, slechts kan worden geboden, indien er sprake is van een begin van inzicht en aantoonbare motivatie om zijn leven een positieve wending te geven.
Gelet op de proceshouding van de verdachte, alsmede zijn ter terechtzitting uitgesproken desinteresse in het volgen van behandeling, zal de rechtbank niet over gaan tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld begeleiding door jeugdreclassering.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, te weten de maximaal toegestane jeugddetentie, een passende reactie vormt.
De inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan de rechthebbenden gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, respectievelijk een (1) paspoort, toebehorende aan medeverdachte [Z] en een (1) camera, merk Panasonic, type Lumix, kleur rood, toebehorende aan [H].
De rechtbank zal voorts de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 3 vermelde schoenen van Dior, maat 41.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
De rechtbank acht termen aanwezig voor de toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 22 december 2010 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van drie weken waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht d.d.
18 mei 2009, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
De heer [D], heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/752075-10, feit 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.764, 98.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.764,98.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.764,98, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D].
Mevrouw [E], heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/752075-10, feit 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 55,-.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 55,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 6 juni 2010 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 55,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 juni 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [E].
Toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77dd, 77ee, 77gg, 312, 317, 417bis van het Wetboek van Strafrecht en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/752075-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/752075-10 onder 3, 4 en 5 subsidiair en de bij dagvaarding met parketnummer 09/655060-11 onder 1 primair, eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
parketnummer 09/752075-10, feit 3
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD EN VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
parketnummer 09/752075-10, feit 5 subsidiair
SCHULDHELING
parketnummer 09/655060-11, feit 1 primair, eerste cumulatief/alternatief
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
parketnummer 09/752075-10, feit 4; parketnummer 09/655060-11, feit 2
MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 2 (TWEE) JAREN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de op de beslaglijst met parketnummer 09/752075-10 onder 1. en 2. vermelde voorwerpen, te weten: een (1) paspoort, toebehorende aan medeverdachte [Z] en een (1) camera, merk Panasonic, type Lumix, kleur rood, toebehorende aan [H];
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst met parketnummer 09/752075-10 onder 3. vermelde voorwerpen, te weten: 1 paar Dior schoenen, maat 41;
Ten aanzien van parketnummer 09/752075-10, feit 3:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [D] hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, een bedrag van € 1.764,98;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.764,98, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [D];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Ten aanzien van parketnummer 09/752075-10, feit 3:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [E] hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, een bedrag van € 55,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 55,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [E];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
t.a.v. parketnummer 16/511869-09
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht d.d. 18 mei 2009, te weten
jeugddetentie voor de duur van drie weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Soffers, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib kinderrechter,
en mr. R. Brand, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. Breda en Van Toor-van Essen, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2011.