ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2336

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388554/KG ZA 11-247
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Th. Nijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de plaatsing op de GVM-lijst van een gedetineerde met vluchtgevaar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 april 2011, staat de plaatsing van de eiser op de GVM-lijst centraal. De eiser, die sinds 13 november 2008 gedetineerd is, heeft vanaf september 2009 de kwalificatie 'hoog' op deze lijst. De GVM-lijst, opgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie, categoriseert gedetineerden op basis van hun vlucht- en maatschappelijk risico. De eiser heeft verzocht om verwijdering van deze lijst, maar de Staat heeft verweer gevoerd en de handhaving van de plaatsing gerechtvaardigd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staat in redelijkheid tot handhaving van de plaatsing op de GVM-lijst heeft kunnen besluiten. Dit oordeel is gebaseerd op de informatie van het GRIP, het openbaar ministerie en de penitentiaire inrichting. De rechter heeft benadrukt dat het Operationeel Overleg een grote mate van vrijheid heeft bij de beoordeling van het risico en dat de toetsing door de voorzieningenrechter marginaal is. De eiser heeft betwist dat er nieuwe incidenten zijn geweest die de handhaving rechtvaardigen, maar zijn ontkenning is niet voldoende om de selectierapporten te weerleggen.

De rechter heeft geconcludeerd dat de primaire vordering van de eiser tot verwijdering van de GVM-lijst moet worden afgewezen, omdat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld. Ook de subsidiaire vordering tot tegenspraak is afgewezen, omdat de eiser in de gelegenheid is gesteld zijn standpunten naar voren te brengen. De eiser is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.384,--.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 388554 / KG ZA 11-247
Vonnis in kort geding van 7 april 2011
in de zaak van
[eiser],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [verblijfplaats],
eiser,
advocaat mr. P.E. van Zon te 's-Hertogenbosch,
tegen:
de Staat de Nederlanden, Ministerie van Veiligheid en Justitie,
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. E.C. Gijselaar te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiser]' en 'de Staat'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 30 maart 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [Eiser] is gedetineerd vanaf 13 november 2008. Hij verbleef sindsdien in vijf verschillende inrichtingen.
1.2. Bij de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis en de onherroepelijke gevangenisstraf hanteert de Minister van Veiligheid en Justitie onder meer de zogenaamde lijst van Gedetineerden met Vlucht- en Maatschappelijk risico (hierna: 'de GVM-lijst'). Bij plaatsing op de GVM-lijst wordt een onderscheid gemaakt tussen gedetineerden met het profiel "verhoogd", "hoog" of "extreem". Of een gedetineerde een verhoogd, hoog of extreem vlucht-/maatschappelijk risico vormt, wordt bepaald in het Operationeel Overleg, op grond van onder meer informatie van het GRIP (Gedetineerden Recherche Informatie Punt), het openbaar ministerie en de penitentiaire inrichting waar de gedetineerde verblijft. Na plaatsing op de GVM-lijst vindt in beginsel halfjaarlijks een toetsing daarvan plaats in het Operationeel Overleg.
1.3. [Eiser] staat vanaf september 2009 op de GVM-lijst met de kwalificatie "hoog". Plaatsing op de GVM-lijst met de kwalificatie hoog betekent dat in beginsel specifieke toezichtmaatregelen moeten worden toegepast, zoals deze gespecificeerd zijn in Bijlage I bij de Circulaire 'Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico' van 13 oktober 2010.
1.4. Bij brief van 22 december 2009 heeft [eiser] verzocht hem van de GVM-lijst te verwijderen. Op 5 januari 2010 heeft de selectiefunctionaris de advocaat van [eiser] in antwoord op dat verzoek bericht:
"Betrokkene bevindt zich op genoemde lijst omdat eind augustus 2009 en begin september 2009 sprake was van aanwijzingen dat betrokkene voornemens was te ontvluchten. (...)
Halfjaarlijks wordt de noodzaak bezien of betrokkene dient te worden gehandhaafd op genoemde lijst. Een en ander geschiedt op basis van de op dat moment beschikbare informatie, waaronder een advies van de Directeur van de inrichting waar betrokkene op dat moment verblijft.
De inhoud van uw brief d.d. 22 december 2009 geeft geen aanleiding af te wijken van deze procedure.
Dit betekent dat in de vergadering in maart a.s. beoordeeld zal worden of uw cliënt van de lijst kan worden afgevoerd."
1.5. Op 30 maart 2010 heeft de selectiefunctionaris aan de advocaat van [eiser] bericht:
"Betrokkene bevindt zich sinds september 2009 op de lijst Gedetineerden met een Vlucht-/Maatschappelijk risico met de kwalificatie Hoog.
Ten grondslag hieraan ligt het gegeven dat betrokkene moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Terzake bericht ik u het volgende.
Eind augustus/begin september 2009 was ten aanzien van betrokkene sprake van aanwijzingen dat hij voornemens was te ontvluchten met behulp van derden. Dit leidde tot inspectie van betrokkenes cel waarbij een tweetal brieven werd aangetroffen. In één van de brieven gaf betrokkene onder meer aan "al een tijdje bezig te zijn om hier weg te komen, want hij gaat geen jaren onschuldig vastzitten". Betrokkene vroeg een medegedetineerde of hij bereid was mee te gaan want dan zou betrokkene "nu al beginnen met voorbereiden". Bovendien bleek dat betrokkene zijn celraampje had gesaboteerd door middel van het wegpeuteren van de stopverf.
Tevens werd tijdens celinspectie op 1 september 2009 een tweetal papieren aangetroffen waarin betrokkene vragen formuleerde inzake de beveiliging(-smaatregelen) in de inrichting. Betrokkene gaf ook, ik beperk mij in deze, een opsomming inzake de organisatorische, materiële, financiële en personele invulling van zijn ontvluchtingsvoornemens.
Ook in een eerder stadium is ten aanzien van betrokkene sprake geweest van ontvluchtingen. (...)
De noodzaak tot handhaving van betrokkene op de lijst-GVM is op 10 maart 2010 bezien in het kader van de z.g. halfjaarlijkse toetsing. Dit geschiedde aan de hand van de beschikbare informatie als eerdervermeld.
Daarbij bleek aanvullend dat betrokkene recent, in de P.I. [X.] (lokatie [Y.]), nog te kennen gaf dat hij zou proberen te ontvluchten als hij daartoe de gelegenheid zou krijgen. Bovendien werd een persoon die bij betrokkene op bezoek zou komen de toegang tot de inrichting ontzegd omdat de persoon in kwestie weigerde aan de fouillering mee te werken.
Gelet op het vorenstaande is besloten betrokkene te handhaven op de lijst-GVM met vermelding van het profiel Hoog."
1.6. Op 8 september 2010 heeft wederom een toetsing plaatsgevonden. De plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst is gehandhaafd met vermelding van het risicoprofiel hoog.
1.7. In een selectieadvies van de PI Roermond van 24 november 2010 staat onder meer vermeld:
"14/08/2010: 15:32:51
Bij celcontrole een tweede mes aangetroffen. Betrokkene gaf aan dat hij het mes per ongeluk op cel had. Men had samen gekookt en gegeten. Betrokkene heeft aangegeven daar beter mee om te gaan, na de afwas gelijk andere bestekken van gedetineerden retour te geven. (...)
19/08/2010: 12:15:19
Vandaag bij de celcontrole heb ik 2 scherven van een kapot bord bij [eiser] op cel gevonden. Ik heb [eiser] gevraagd of zijn bord kapot gevallen was, dit was inderdaad het geval maar hij had al een nieuwe gekregen. Hierop heb ik hem de vraag gesteld waarom hij dan 2 scherven had bewaard, zijn antwoord hierop was; oh die ben ik inderdaad vergeten weg te gooien maar ik had er geen bedoeling me hoor. Hierop heb ik hem gezegd dat dit ons geen fijn gevoel geeft zijn reactie was een glimlachje."
1.8. Het meest recente toetsmoment van de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst heeft in februari of maart 2011 door het Operationeel Overleg plaatsgevonden. Het risicoprofiel van [eiser] is na die toetsing aangepast van hoog naar verhoogd.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert - zakelijk weergegeven - primair verwijdering van de GVM-lijst en subsidiair hem de mogelijkheid te bieden tot tegenspraak tegen de gronden die plaatsing op de GVM-lijst zouden rechtvaardigen.
2.2. Daartoe voert [eiser] het volgende aan. Na de vluchtpogingen in 2009 heeft [eiser] niets meer gedaan om plaatsing en handhaving op de GVM-lijst te rechtvaardigen. Elk half jaar vindt een toetsing plaats om te bezien of handhaving op de GVM-lijst noodzakelijk is. [eiser] wordt in het kader van die toetsingsmomenten echter niet in staat gesteld zijn standpunten naar voren te brengen. [eiser] betwist bepaalde argumenten die maken dat hij op de GVM-lijst vermeld blijft. Indien hij te boek blijft staan als vluchtgevaarlijk, worden hem alle mogelijkheden tot fasering en resocialisatie ontzegd.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. [eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven. Nu voor [eiser] geen andere rechtsgang open staat dan die bij de burgerlijke rechter, is hij tevens ontvankelijk in zijn vordering.
3.2. In dit kort geding dient beoordeeld te worden of het Operationeel Overleg de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst in redelijkheid heeft mogen handhaven. Daarbij staat voorop dat aan het Operationeel Overleg een grote mate van vrijheid toekomt bij de beoordeling daarvan, hetgeen meebrengt dat de voorzieningenrechter dit oordeel slechts marginaal kan toetsen.
3.3. Uit de selectieadviezen van de penitentiaire inrichtingen waar [eiser] verblijft c.q. heeft verbleven, blijkt dat er bij de toetsingsmomenten in maart en september 2010 nieuwe incidenten zijn geconstateerd waarop de beslissingen tot handhaving op de GVM-lijst zijn gebaseerd. [eiser] heeft betwist dat de incidenten met het mes en de scherven, zoals hierboven vermeld, hebben plaatsgevonden. De blote ontkenning van [eiser] is echter onvoldoende om de inhoud van de selectierapporten in twijfel te trekken. Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de Staat in maart en september 2010 in redelijkheid niet had kunnen komen tot handhaving van de kwalificatie hoog.
3.4. Voor wat betreft het meest recente toetsingsmoment is van belang dat de Staat ter zitting heeft aangevoerd dat een verwijdering van de GVM-lijst altijd stapsgewijs plaatsvindt. Een gedetineerde met de kwalificatie hoog kan dus niet ineens van de lijst verwijderd worden. De voorzieningenrechter acht dit beleid in zijn algemeenheid niet onredelijk. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat dit beleid in het specifieke geval van [eiser] onredelijk is, zodat niet tot uitgangspunt kan worden genomen dat [eiser] bij het meest recente toetsingsmoment, toen hij nog de kwalificatie hoog bezat, ineens van de GVM-lijst verwijderd had moeten worden. Een en ander leidt ertoe dat de primaire vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
3.5. Aangezien [eiser] in dit kort geding in de gelegenheid is gesteld tot tegenspraak tegen de gronden die plaatsing op de GVM-lijst zouden rechtvaardigen, heeft hij geen belang meer bij zijn subsidiaire vordering. Ook die vordering zal daarom worden afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.384,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 568,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2011.
hvd