2.5. Onder verwijzing naar de uitspraken waar eiser zich op heeft beroepen, stelt de rechtbank vast dat inmiddels gedurende twee jaar en ruim drie maanden geen enkele laissez passer is verstrekt door de Sierra Leoonse autoriteiten ten behoeve van gedwongen terugkeer. Niet aannemelijk is geworden dat de Sierra Leoonse autoriteiten in geval van gedwongen terugkeer, zoals het geval is bij uitzetting, wél een laissez passer verstrekken in het geval de vreemdeling bij zijn presentatie verklaart vrijwillig te willen terugkeren. De enkele verklaring van de Sierra Leoonse vertegenwoordiging dat vreemdelingen die vrijwillig willen terugkeren en van wie de nationaliteit is vastgesteld, terug kunnen keren naar Sierra Leone, is daartoe onvoldoende. Weliswaar heeft verweerder in antwoord op de vraag inzake overleg met de autoriteiten van Sierra Leone geantwoord dat op 17 december 2010, 28 januari 2011 en 23 maart 2011 overleggen hebben plaatsgevonden met de Sierra Leoonse ambassade in Brussel, gericht op afgifte van laissez passers voor gedwongen terugkeer door de ambassade, maar daarbij is niet aangegeven dat bedoeld overleg tot concreet resultaat heeft geleid. Nu verweerder daarbij heeft aangegeven dat de gesprekken zijn gericht op hervatting van de gesprekken met de autoriteiten in Sierra Leone over de effectuering van gedwongen terugkeer en niet is aangegeven dat de beoogde hervatting van bedoelde gesprekken reeds heeft plaatsgevonden, is de rechtbank niet gebleken dat de Sierraleoonse autoriteiten thans een andere houding hebben aangenomen. Van concrete aanknopingspunten om aannemelijk te kunnen achten dat zicht op uitzetting in het geval van eiser wel bestaat, is de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn. Deze situatie bestond reeds ten tijde van de inbewaringstelling van eiser, zodat het opleggen van de maatregel in strijd is met de wet en de bewaring van meet af aan onrechtmatig is.
2.6. Het beroep is gegrond. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, kan hetgeen overigens namens eiser is aangevoerd buiten bespreking worden gelaten.
2.7. De rechtbank ziet aanleiding schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die eiser ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht, met ingang van de dag waarop eiser de maatregel van bewaring is opgelegd. Uitgaande van het normbedrag van € 105,- voor een dag vreemdelingenbewaring in de politiecel en het normbedrag van € 80,- voor een dag vreemdelingenbewaring in een huis van bewaring, kent de rechtbank aan eiser een bedrag aan schadevergoeding toe van (1 x € 105,- =) € 105,- + (17 x € 80,- =) € 1.360,- = € 1.465,-.
2.8. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 437,- en wegingsfactor 1).