ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2309

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/11078
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring van vreemdeling zonder zicht op uitzetting naar Guinee

Op 14 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van een Guinese vreemdeling, hierna eiser genoemd, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 31 maart 2011 beroep ingesteld tegen deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gedurende vijftien maanden geen nieuwe laissez passers zijn verstrekt door de Guinese autoriteiten, en dat er geen zicht op uitzetting naar Guinee bestaat. De rechtbank baseert haar oordeel op eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat de situatie van eiser niet is veranderd sinds de inbewaringstelling. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring in strijd is met de wet en dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, en de rechtbank beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van de uitspraakdatum. Tevens kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe van € 1.225,- voor de onterecht doorgebrachte dagen in bewaring. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 874,- worden begroot. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 11/11078
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
X,
geboren op (…),
van Guinese nationaliteit,
V-nummer: (…),
eiser,
gemachtigde: mr. A.J. de Boer, advocaat te Sneek.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Minister voor Immigratie en Asiel, hierna verweerder, heeft op 30 maart 2011 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000.
1.2. Eiser heeft hiertegen op 31 maart 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiser toegezonden. Bij faxbericht van 8 april 2011 heeft verweerder nadere informatie verstrekt en nadere stukken toegezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 11 april 2011. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. T.M. van der Wal, kantoorgenoot van en waarnemend voor eisers gemachtigde. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen drs. B.H. Wezeman. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. In deze procedure dient op grond van de beroepsgronden te worden beoordeeld of de maatregel van bewaring niet in strijd is met de wet en of de maatregel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2.2. Eiser heeft onder meer aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Guinee bestaat. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Roermond, van 15 maart 2011 (Awb 11/5566), waaruit blijkt dat er in 2009 ongeveer vijf laissez passers door de Guinese autoriteiten verstrekt zijn en in september 2010 één laissez passer. Dit betrof echter een verversing van een eerdere toezegging van een laissez passer. Nadien zijn er door de Guinese autoriteiten geen laissez passers meer verstrekt, hebben er geen onderhandelingsgesprekken met de Guinese autoriteiten meer plaatsgevonden en hebben die autoriteiten geen toezeggingen meer gedaan. Er zijn gedurende veertien maanden geen laissez passers meer verstrekt. Nu dit reeds bij het opleggen van de maatregel van bewaring bekend was, is de maatregel van meet af aan onrechtmatig.
2.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er wel degelijk zicht op uitzetting binnen afzienbare termijn naar Guinee bestaat. Verweerder verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), van 19 november 2010 (LJN: BO5973, JV 2011, 39), waaruit blijkt dat zicht op uitzetting naar Guinee aanwezig is. Ondanks dat er slechts mondjesmaat laissez passers worden verstrekt, kan dit niet tot de conclusie leiden dat zicht op uitzetting ontbreekt. Naar aanleiding van de door eiser aangehaalde uitspraak van 15 maart 2011 van deze rechtbank en nevenzittingsplaats Roermond heeft verweerder meegedeeld dat verweerder nog immer in gesprek is met de autoriteiten van Guinee. Voorts wijst verweerder erop dat het belangrijk is dat eiser inspanningen levert om zoveel mogelijk informatie te verstrekken, ten behoeve van het onderzoek door de Guinese autoriteiten.
2.4. Op grond van de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Assen, van 21 maart 2011 (Awb 11/7015, LJN: BP9600) en de eerder genoemde uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Roermond, van 15 maart 2011 (LJN: BP7945) – in welke uitspraak (onder meer) is verwezen naar de uitspraak van de AbRS van 19 november 2010 – gaat de rechtbank van het volgende uit. In 2009 hebben de Guinese autoriteiten ongeveer vijf laissez passers verstrekt en in september 2010 één laissez passer. De verstrekking van deze laatste laissez passer betrof een verversing van een eerdere toezegging van een laissez passer. Nadien hebben de Guinese autoriteiten geen laissez passers meer verstrekt. Niet is gebleken dat de Guinese autoriteiten na 2009 nog enige toezegging hebben gedaan op door verweerder nieuw ingediende aanvragen voor afgifte van laissez passers.
Ter zitting heeft verweerder enkel meegedeeld dat verweerder nog steeds in gesprek is met de Guinese autoriteiten. Desgevraagd heeft verweerder echter voorts meegedeeld dat hij niet méér informatie kan verstrekken dan is opgenomen in de uitspraak van 15 maart 2011 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Roermond, waar eiser naar heeft verwezen.
Nu thans gedurende vijftien maanden geen nieuwe laissez passers zijn verstrekt en verweerder ter zitting desgevraagd geen nieuwe informatie heeft kunnen geven inzake het zicht op uitzetting naar Guinee, ziet de rechtbank geen reden tot een ander oordeel te komen dan is gedaan in voornoemde uitspraken van deze rechtbank. Niet gezegd kan worden dat sprake is van zicht op uitzetting binnen redelijke termijn. Deze situatie bestond reeds ten tijde van de inbewaringstelling van eiser, zodat het opleggen van de maatregel in strijd is met de wet en de bewaring van meet af aan onrechtmatig is.
2.5. Het beroep is gegrond. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, kan hetgeen overigens namens eiser is aangevoerd buiten bespreking worden gelaten.
2.6. De rechtbank ziet aanleiding schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die eiser ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht, met ingang van de dag waarop eiser de maatregel van bewaring is opgelegd. Uitgaande van het normbedrag van € 105,- voor een dag vreemdelingenbewaring in de politiecel en het normbedrag van € 80,- voor een dag vreemdelingenbewaring in een huis van bewaring, kent de rechtbank aan eiser een bedrag aan schadevergoeding toe van € 105,- + (14 x € 80,- = € 1120,-) = € 1.225,-.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 874,-
(1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt
€ 437,- en wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser ten laste van de Staat der
Nederlanden een vergoeding toe van € 1.225,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,- en bepaalt dat verweerder deze
kosten aan de griffier van de rechtbank dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Schothorst, in aanwezigheid van J. Slagter, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2011.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage) onder vermelding van ‘Hoger beroep vreemdelingenzaken’. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, Awb of aan het eerste lid of tweede lid van artikel 85 Vw 2000.
Afschrift verzonden: