parketnummer 09/610220-10
Datum uitspraak: 22 april 2011
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
adres: [adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 april 2011.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie mr. K.E. van Tuijn heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2010 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Telderskade, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, heeft/is:
* gereden terwijl de ruit(en) van zijn motorrijtuig beslagen was/waren en/of zijn zicht werd beperkt, althans terwijl hij onvoldoende zicht had op de weg en/of het overig verkeer en/of (daarbij)
* gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) (te) hoge snelheid en/of (daarbij)
* onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft hij een bromfiets(ster) (stilstaande) (op de Boshuizerkade) niet (tijdig) gezien en/of (vervolgens/daarbij)
* de binnenbocht (gezien verdachtes rijrichting naar links) de Boshuizerkade op gereden (bocht afsnijden), althans niet zoveel mogelijk rechts gehouden en/of (vervolgens/daarbij)
* met het door hem bestuurde motorrijtuig (op het gedeelte van de rijbaan dat bestemd is voor bestuurders uit tegemoetkomende richting tegen die (stilstaande) bromfiets(ster) gebotst,
waardoor de bestuurster van de bromfiets (genaamd [X]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of nekletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2010 te Leiden als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Telderskade, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte, heeft/is:
* gereden terwijl de ruit(en) van zijn voertuig beslagen was/waren en/of zijn zicht werd beperkt, althans terwijl hij onvoldoende zicht had op de weg en/of het overig verkeer en/of (daarbij)
* gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) (te) hoge snelheid en/of (daarbij)
* onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft hij een bromfiets(ster) (stilstaande) (op de Boshuizerkade) niet (tijdig) gezien en/of (vervolgens/daarbij)
* de binnenbocht (gezien verdachtes rijrichting naar links) de Boshuizerkade op gereden (bocht afsnijden), althans niet zoveel mogelijk rechts gehouden en/of (vervolgens/daarbij)
* met het door hem bestuurde voertuig (op het gedeelte van de rijbaan dat bestemd is voor bestuurders uit tegemoetkomende richting tegen die (stilstaande) bromfiets(ster) gebotst,
waardoor de bestuurster van de bromfiets (genaamd [X]) letsel heeft bekomen en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2010 te Leiden als bestuurder van een auto op
de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Boshuizerkade, niet zoveel
mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan (een) perso(o)n(en)
(genaamd [X]) is ontstaan en/of schade aan (een) goed(eren) is
toegebracht;
art 3 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, dat:
hij op 23 augustus 2010 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Telderskade, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, heeft/is:
* gereden terwijl de ruiten van zijn motorrijtuig beslagen waren en zijn zicht werd beperkt,
* onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft hij een bromfietsster (stilstaande op de Boshuizerkade) niet (tijdig) gezien en daarbij
* de binnenbocht (gezien verdachtes rijrichting naar links) de Boshuizerkade op gereden (bocht afsnijden), en vervolgens
* met het door hem bestuurde motorrijtuig op het gedeelte van de rijbaan dat bestemd is voor bestuurders uit tegemoetkomende richting tegen die stilstaande) bromfietsster gebotst,
waardoor de bestuurster van de bromfiets (genaamd [X]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Roekeloosheid
De officier heeft gevorderd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte roekeloos heeft gehandeld. Hoewel de officier van justitie dit standpunt niet uitdrukkelijk heeft onderbouwd, zal de rechtbank dit wel inhoudelijk bespreken.
Bij roekeloosheid gaat het om gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico's zijn genomen. Roekeloosheid vereist daarmee niet enkel een aanmerkelijke onvoorzichtigheid maar ook een zeer ernstig gebrek aan onzorgvuldigheid.
Op grond van het strafdossier heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte heeft gereden, terwijl hij een zeer beperkt zicht naar buiten had omdat de ruiten beslagen waren. Vervolgens heeft hij op een kruispunt de bocht te kort genomen waardoor hij (gedeeltelijk) op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en tegen het slachtoffer is aangereden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de bocht te kort heeft genomen en het slachtoffer niet of veel te laat heeft gezien als gevolg van het door de beslagen ruiten beperkte zicht.
Verdachte heeft het verkeer dus onvoldoende waar kunnen nemen, waar dit wel mogelijk en geboden was, terwijl hij heeft nagelaten de mogelijke inspanning te leveren het door de beslagen ruiten beperkte zicht ongedaan te maken. Niet kan echter worden vastgesteld dat het zicht zodanig beperkt was dat het risico op een ongeval onaanvaardbaar hoog was noch dat verdachte dit risico doelbewust heeft genomen. Dat verdachte heeft gereden met een gezien de verkeerssituatie of de verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid kan niet uit het dossier worden afgeleid: zowel het slachtoffer als getuige [getuige], die ten opzichte van verdachte en het slachtoffer een neutrale positie had, hebben verklaard dat verdachte volgens hen niet harder heeft gereden dan de toegestane snelheid van 30 km per uur. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid. Er was derhalve geen sprake van roekeloosheid, maar van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid.
Zwaar lichamelijk letsel
De officier heeft voorts gevorderd dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat aan het slachtoffer, mevrouw [X], door het ongeluk zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Lichamelijk letsel is als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid (HR 13 maart 2001, NJ 2001, 329). Factoren die van belang zijn om uit te maken of het letsel als zwaar in de zin van de wet kan worden aangemerkt zijn - zoals uit genoemd arrest volgt - de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit het dossier volgt dat bij mevrouw [X] als gevolg van het ongeluk tekenen van een hersenschudding en nekletsel zijn geconstateerd. Hoewel mevrouw [X] enkele maanden hinder heeft ondervonden van dit letsel, is niet gebleken dat er een noodzaak was tot medisch ingrijpen. Evenmin is komen vast te staan dat er geen uitzicht is op (volledig) herstel. Het letsel van mevrouw [X] kan gelet hierop niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar een aantal uitspraken van rechtscolleges waarbij vergelijkbaar letsel wel als zwaar lichamelijk letsel is gekwalificeerd. Daar staat echter tegenover dat de Hoge Raad bij uitspraak van 29 oktober 1957 heeft bepaald dat een lichte hersenschudding met een kneuzing en veel pijn geen zwaar lichamelijk letsel is. Niet is gebleken dat de Hoge Raad zijn oordeel hierover inmiddels heeft herzien.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 23 augustus 2010 was verdachte bestuurder van een bus, waarin ook een aantal collega's van hem zat. Door de weersomstandigheden waren de ruiten van de bus beslagen waardoor het zicht naar buiten beperkt was. Verdachte is desondanks doorgereden en toen hij in Leiden bij het kruispunt van de Telderskade en de Boshuizerkade naar links afsloeg, nam hij de bocht te kort en reed hij met de bus tegen de voorkant van de (stilstaande) scooter van mevrouw [X], die daardoor te val is gekomen. Mevrouw [X] stond stil op de baan van het tegemoetkomend verkeer om verdachte voorrang te geven.
Door de klap heeft mevrouw [X] een hersenschudding en een gekneusde nekwervel opgelopen, waar zij nog lange tijd hinder van heeft ondervonden. Door het letsel heeft zij een lange periode haar normale bezigheden niet kunnen doen. Op 7 januari 2011 heeft zij voor het eerst haar werkzaamheden (gedeeltelijk) kunnen hervatten.
Zoals reeds is overwogen is verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest door met een beperkt zicht deel te nemen aan het verkeer in plaats van de ruiten vrij van condens te maken en te houden, zodat hij vrij zicht op het verkeer had. Het ongeluk en de ernstige gevolgen daarvan zijn dan ook aan de schuld van verdachte te wijten.
De officier van justitie heeft met verwijzing naar de strafmaatrichtlijnen gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid heeft voor de duur van twee jaar dient te worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank niet bewezen verklaard dat verdachte roekeloos heeft gehandeld en dat het slachtoffer als gevolg van het ongeluk zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet volgen in haar strafeis.
Wel neemt de rechtbank als uitgangspunt de ressortelijke strafmaatrichtlijnen die ten behoeve van een uniforme straftoemeting zijn vastgesteld. Hieruit volgt dat bij een feit zoals thans bewezen is verklaard in de regel een geldboete ter hoogte van € 1000,- en een ontzegging van de bevoegdheid mottorijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden wordt opgelegd.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 15 november 2010. Hieruit volgt - onder meer - dat verdachte in 1998 is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol. Gelet op de tijdsduur die sindsdien is verstreken ziet de rechtbank geen aanleiding dit ten nadele van verdachte in de strafmaat te laten meewegen.
Verdachte is niet ter zitting is verschenen om enige uitleg te geven of om meer over zijn persoonlijke omstandigheden kenbaar te maken.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om ten aanzien van de strafmaat af te wijken van het genoemde uitgangspunt.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht,
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 20 dagen;
veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mrs A.J. Milius en M.M. Meessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2011.
Mr. Meessen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.