ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0964

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
383808 / FT-RK 10.2994
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling niet ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende informatie over burgerlijke staat

Op 5 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die op 28 december 2010 een verzoekschrift indiende, werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende informatie had verstrekt over zijn burgerlijke staat, wat essentieel is voor de beoordeling van het verzoek. Tijdens de zitting, die op 22 maart 2011 plaatsvond, werd de verzoeker gehoord met behulp van een tolk, mevrouw R. Musa. De verzoeker had een schuld van € 15.355,21, waarvan een aanzienlijk deel een fraudevordering van de gemeente betrof.

De verzoeker verklaarde dat hij in zijn geboorteland, Somalië, gehuwd was, maar zich in Nederland als alleenstaand had laten registreren vanwege de vermissing van zijn vrouw. Hij had geen bewijsstukken over de vermissing overgelegd en had geen stappen ondernomen om zijn vrouw officieel als vermist of overleden te registreren. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker onvoldoende had gerealiseerd wat de gevolgen van de vermissing van zijn vrouw waren en dat hij door het ontbreken van duidelijke informatie over zijn burgerlijke staat niet voldeed aan de vereisten van de Faillissementswet.

De rechtbank overwoog verder dat de verzoeker, die al geruime tijd in Nederland woonde, niet in staat was om zijn eigen belangen te behartigen vanwege zijn gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. Hij had recentelijk pas met het leren van de taal begonnen, wat zijn kansen op het vinden van werk en het voldoen aan de verplichtingen uit de Faillissementswet aanzienlijk verminderde. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank besloot dat de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot schuldsanering, en dit werd uitgesproken in de openbare terechtzitting op 5 april 2011.

Uitspraak

rekestnummer: 383808/FT-RK 10.2994
nummer verklaring: LDS0231000592
uitspraakdatum: 5 april 2011
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker,
heeft op 28 december 2010 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 22 maart 2011 behandeld. De verzoeker is gehoord met de hulp van
mevrouw R. Musa, tolk, die de belofte heeft afgelegd. Voorts is aanwezig een zoon van verzoeker.
Op de door verzoeker ingediende lijst met schuldvorderingen staat een totaalbedrag van € 15.355,21, zijnde een fraudevordering van de gemeente [X.] uit het jaar 1998.
Verzoeker heeft ter zitting onder andere verklaard dat zijn enige schuld is ontstaan omdat hij betaald werk deed en daarnaast ook een uitkering van de gemeentelijke sociale dienst genoot. Verzoeker geeft aan dat hij daaromtrent niet goed was geïnformeerd. Voorts verklaart hij dat in [A.], zijn geboorteland, was gehuwd. Bij de indiening van het verzoekschrift heeft hij zich – vanwege de vermissing van zijn vrouw – echter als alleenstaand laten registreren. Op de vraag of hij in
gemeenschap van goederen was gehuwd, antwoordt verzoeker dat dit in Somalië anders is geregeld. De bedoeling van verzoeker, bij vertrek naar Nederland, was om ook zijn gezin, bestaande uit vrouw en kinderen, over te laten komen. Mede door de oorlog in [A.] is zijn vrouw vermist geraakt. Zij is tot op heden niet gevonden. De kinderen zijn thans in Nederland woonachtig. Bij aanvang van zijn verblijf in Nederland probeerde verzoeker telefonisch via familie, vrienden en bekenden informatie te verkrijgen over zijn vrouw. Hij stuurde dan geld om informatie te krijgen. Daardoor kwam hij financieel in de problemen. Gevraagd of verzoeker zijn vrouw officieel als vermist dan wel als overleden heeft laten registreren, antwoordt verzoeker dat in [A.] geen centrale instantie is die dergelijke zaken regelt. In Nederland heeft hij hiertoe geen stappen ondernomen.
Verzoeker verklaart voorts dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt. Al zijn vaste lasten worden betaald. Momenteel heeft verzoeker geen werk. Wel volgt hij sinds korte tijd Nederlandse les. Hij zou graag betaald werk willen vinden. De Nederlandse taal spreekt hij niet.
De rechtbank overweegt als volgt.
In zijn verklaring ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat zijn vrouw wordt vermist Enig bewijsstuk heeft hij niet overgelegd, ook geen officiële papieren waaruit de vermissing blijkt.
Door dit na te laten heeft hij onvoldoende informatie verstrekt over zijn burgerlijke staat. Hij lijkt zich daarbij onvoldoende te hebben gerealiseerd wat de gevolgen kunnen zijn van een eventuele terugkeer van zijn vrouw. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker door deze onduidelijkheid te laten voortbestaan onvoldoende informatie heeft verstrekt, hetgeen hem verwijtbaar is. Het verzoek is derhalve onvolledig en zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het verzoek zou dienen te worden afgewezen daar verzoeker al geruime tijd woonachtig is in Nederland, maar niet, althans onvoldoende, in staat is om zijn eigen belangen te behartigen, gelet op zijn gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. Doordat verzoeker pas recent is gestart met het leren van Nederlands is het voor hem vrijwel onmogelijk thans op korte termijn een baan te vinden en dus aan die verplichting ex artikel 288 lid 1 sub c Faillissementswet te voldoen.
Verzoeker zal niet-ontvankelijk verklaard worden in het onderhavige verzoek.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Gewezen door mr. P. van Essen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2011 in tegenwoordigheid van J.P.C.G. van der Wielen, griffier.
wsnp vonnis niet-ontvankelijk
LS30