ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0708
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake voorgenomen uitzetting van Angolese moeder en kinderen
In deze zaak hebben verzoekers, bestaande uit een Angolese moeder en haar drie kinderen, de Rechtbank 's-Gravenhage verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die hun voorgenomen uitzetting op 10 april 2011 zou verbieden, totdat er een beslissing op hun bezwaar zou zijn genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. De verzoekers zijn sinds 29 maart 2011 rechtens hun vrijheid ontnomen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eerder was hun beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard. De aanvragen voor een verblijfsvergunning waren afgewezen, en het ingediende bezwaar had geen schorsende werking, waardoor de verweerder bevoegd was tot uitzetting.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder in zijn besluitvorming voldoende rekening had gehouden met de situatie van de verzoekers en dat de belangen van de kinderen in de beoordeling waren betrokken. De verzoekers hadden aangevoerd dat de uitzetting in strijd was met artikel 8 van het EVRM en andere internationale verdragen, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat de ingediende informatie niet voldoende was om te concluderen dat de uitzetting in strijd was met deze bepalingen. De voorzieningenrechter vond dat de verzoekers geen redelijke kans van slagen hadden met hun bezwaar tegen de uitzetting, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier op 8 april 2011.