ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0516

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388615 KG ZA 11-253
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geluidsoverlast en de normen voor geluidsisolatie in appartementencomplexen

In deze zaak, die op 7 april 2011 door de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, hebben eisers, buren van gedaagden in een appartementencomplex, een kort geding aangespannen wegens geluidsoverlast. Eisers, die onderburen zijn van gedaagden, hebben sinds december 2009 herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast die zij toeschrijven aan de plavuizen die gedaagden in hun appartement hebben gelegd. De eisers vorderden dat gedaagden hen inzage zouden geven in de documenten die betrekking hebben op de isolatiematerialen die zijn gebruikt om geluidsoverlast te verminderen, op straffe van een dwangsom.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Vereniging van Eigenaren (VvE) een onderzoek heeft uitgevoerd naar de klachten van eisers. Dit onderzoek concludeerde dat gedaagden voldaan hebben aan de normen voor geluidsisolatie bij het aanbrengen van de plavuizen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel eisers zelf veel overlast ervaren, niet aannemelijk is gemaakt dat deze geluiden anders zijn dan normale woongeluiden. De rechter benadrukte dat de geluidsoverlast zich voornamelijk beperkte tot momenten waarop de kleinkinderen van gedaagden aanwezig zijn, en dat eisers pas in 2009 zijn gaan klagen, terwijl de plavuizen al sinds 2005 aanwezig zijn.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van eisers afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de geluidsoverlast ernstig en structureel was. Tevens werden eisers veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 258,-- aan griffierecht. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor bewoners van appartementen om zich aan de geluidsisolatievoorschriften te houden en de rol van de VvE in het handhaven van deze normen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 388615 / KG ZA 11-253
Vonnis in kort geding van 7 april 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1]
2. [eiseres sub 2]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E.C.J. Ris te Amsterdam,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
gedaagde sub 1. verschenen in persoon,
gedaagde sub 2. verschenen bij gedaagde sub 2 (met volmacht).
1. Het procesverloop
Gedaagde sub 1. heeft tijdens de terechtzitting van 30 maart 2011 stukken in het geding gebracht. Ingevolge het vigerende "Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie" dienen gedingstukken zo spoedig mogelijk te worden ingediend. In dit reglement is in dit kader bepaald dat stukken die niet dienovereenkomstig zijn ingediend door de voorzieningenrechter buiten beschouwing worden gelaten. Stukken die niet binnen 24 uur (één werkdag) vóór de zitting worden ingediend, worden in beginsel buiten beschouwing gelaten. De door gedaagde sub 1. ingediende stukken zijn gelet op voormelde regeling te laat ingediend en zullen om die reden buiten beschouwing worden gelaten.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 30 maart 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eisers en gedaagden zijn buren van elkaar in een appartementencomplex gelegen aan de [adres]. Zij zijn eigenaar van de door hen bewoonde appartementen en zijn daar in juli 2005 gaan wonen. Zij zijn de eerste bewoners van de appartementen. Eisers zijn de onderburen van gedaagden.
2.2. In artikel 17.5. van de splitsingsakte van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het appartementencomplex is het navolgende bepaald:
"De vloerbedekking van de Privé Gedeelten, bestemd tot bewoning, dient van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengaan.
Behoudens toepassing in sanitaire ruimten, is harde vloerbedekking slechts toegestaan indien deze zodanig wordt aangebracht, dat de vloerbedekking niet rechtstreeks in contact staat met de ondervloer en de wanden van het Privé Gedeelte en een contactgeluidsisolatie van plus tien decibel (+10dB) of meer gewaarborgd is".
2.3. In het Huishoudelijk Reglement van de VvE is in artikel 12 als volgt bepaald:
"Harde vloerbedekking, zoals onder meer parket, plavuizen, vilt, linoleum en kurk, is in de woningen (sanitaire ruimtes uitgezonderd) uitsluitend toegestaan als deze voldoet aan de eisen die daarvoor in de Reglementen in de splitsingsaktes zijn gesteld. Bij overtreding van de geluidsnormen door een bewoner en klachten daarover van een winkelier of een bewoner is niet de vereniging maar de betreffende bewoner aansprakelijk."
2.4. Eisers klagen sinds december 2009 bij gedaagden over geluidsoverlast.
2.5. Eisers hebben dienaangaande een klacht ingediend bij de VvE. Naar aanleiding hiervan is een rapport opgemaakt, dat is gedateerd op 3 november 2010. Daarin is onder meer het navolgende opgenomen:
"Verloop
In het pand van de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] is zogenoemde 'harde vloerbedekking' aangebracht, zoals is aangegeven in artikel 17 lid 5 van de splitsingsakte. Na enige tijd heeft het bestuur stukken mogen inzien in de door de leverancier gebruikte isolatiematerialen tegen geluidsoverlast in het pand van de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2].
Conclusie:
Na alle eerder genoemde stukken wederom te hebben doorgenomen en de gesprekken te hebben geëvalueerd is het volgende van toepassing:
(...)
2) Het bestuur is van mening dat, gezien de overgelegde stukken en informatie, voldaan is aan de normen van aanbrengen geluidsisolatie, zoals bepaald is in de splitsingsakte onder artikel 17 lid 5.
3) Het bestuur stelt vast dat in deze de artikelen genoemd in de splitsingsakte en het huishoudelijk reglement worden nageleefd.
4) Het bestuur stelt vast dat er thans geen reden is aan te dringen op herstelacties, gezien hetgeen onder 2 en 3 hiervoor is vermeld."
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan eisers een afschrift te verstrekken van de bescheiden die betrekking hebben op de isolatiematerialen die de leverancier van deze materialen en/of de plavuizen in de woning van gedaagden heeft gebruikt om overlast tegen te gaan, dan wel om daarin inzage te verlenen, op straffe van een dwangsom, althans een voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht.
3.2. Daartoe voeren eisers het volgende aan.
Eisers ondervinden ernstige geluidshinder vanuit het appartement van gedaagden, hetgeen te wijten is aan de plavuizen die gedaagden in hun appartement gelegd hebben. Eisers hebben de indruk dat gedaagden hun plavuizen direct op de betonnen vloer hebben laten aanbrengen, in plaats van dat tussen de plavuizen en de betonnen vloer een isolatielaag is aangebracht, zoals in de voorschriften van de VvE is voorgeschreven. Gedaagden noch de VvE zijn bereid de in het kader van het door de VvE verrichte onderzoek aan haar getoonde stukken door eisers in te laten zien. Eisers hebben echter een rechtmatig en spoedeisend belang bij een afschrift van deze stukken dan wel inzage daarin.
3.3. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Vaststaat dat de VvE, naar aanleiding van de door eisers geuite klachten inzake geluidshinder door gedaagden, een onderzoek heeft ingesteld naar de betreffende klachten. De VvE heeft haar bevindingen in een rapport vastgelegd, bedoeld onder 2.5. Van belang daarbij is dat gedaagde sub 1. weliswaar voorzitter is van de VvE, maar dat hij, naar onweersproken door hem is gesteld, in die hoedanigheid geen bemoeienis heeft gehad met met de klachten van eisers.
4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op grond van hetgeen eisers in deze procedure hebben aangevoerd niet aannemelijk geworden dat er sprake is van ernstige en structurele overlast van de kant van gedaagden, zodanig dat dit een toewijzing van het gevorderde rechtvaardigt. Daarbij wordt betrokken dat de splitsingsakte en het huishoudelijke reglement juist op het punt van de geluidsisolatie voorschriften bevatten. Uit meergenoemd onderzoek van de VvE volgt dat gedaagden bij het aanbrengen van de plavuizen voldaan hebben aan de normen voor het aanbrengen van geluidsisolatie, zodat er vooralsnog niet kan worden aangenomen dat er sprake is van ernstige geluidsoverlast. Dat de in de rapportage van de VvE getrokken conclusies ondeugdelijk zijn is niet aannemelijk gemaakt. Het moge zo zijn dat eisers zelf veel overlast ondervinden van de geluiden uit de woning van gedaagden, doch niet aannemelijk is geworden dat deze geluiden anders dienen te worden opgevat dan normale woongeluiden. De door eisers gestelde geluidsoverlast wordt naar eigen zeggen ook alleen veroorzaakt door de isolatie onder de plavuizen vloer in de hal van de woning van gedaagden en niet door de overige in de woning gelegde vloerbekleding. Bovendien beperkt de gestelde overlast zich volgens hen tot de momenten dat de kleinkinderen van gedaagden bij hen verblijven. Dat laatste verklaart ook waarom, hoewel gedaagden de desbetreffende vloer al sedert 2005 in hun woning aanwezig hebben, eisers pas in 2009 zijn gaan klagen. Gegeven die situatie, waarbij met name zwaar moet wegen de inhoud van voornoemd rapport van de VvE, is onvoldoende aannemelijk dat de gestelde overlast meer omvat dan normale leefgeluiden die inherent zijn aan de woonsituatie van partijen. De voorzieningenrechter ziet daarom onvoldoende aanleiding gedaagden te veroordelen tot het toekennen van inzage in of het geven van een afschrift van de betreffende bescheiden. Dat eisers daarbij een rechtmatig belang hebben kan vooralsnog niet worden geoordeeld. De vordering van eisers zal derhalve worden afgewezen.
4.3. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagden begroot op € 258,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2011.
hf