Parketnummer 09/925881-10
Datum uitspraak: 25 maart 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland", Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 maart 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [X] heeft zich schriftelijk gesteld en een vordering ingediend.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rijswijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
een persoon [X] van het leven te beroven, opzettelijk die [X]
(met kracht):
-bij de keel heeft vastgepakt en/of
-gedurende langere tijd, althans enige tijd bij de keel van die [X] heeft
vastgehouden en/of daarin heeft geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rijswijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
ambtenaar genaamd [X] (hoofdagent van politie), gedurende
en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [X] (met kracht):
-bij de keel heeft vastgepakt en/of
-gedurende langere tijd, althans enige tijd bij de keel van die [X] heeft
vastgehouden en/of daarin heeft geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rijswijk,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [X] (hoofdagent van politie),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
(met kracht):
- bij de keel heeft vastgepakt en/of
-gedurende langere, althans enige tijd bij de keel heeft vastgehouden en/of
daarin heeft geknepen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [X], hoofdagent van politie, van het leven te beroven door hem enige tijd bij zijn keel vast te pakken en door in zijn keel te knijpen. De officier van justitie verwijst hierbij onder meer naar een schriftelijk stuk van [forensisch arts], forensisch arts KNMG van 10 februari 2011 betreffende "de gevaarzetting halsgreep". Verdachte heeft pas losgelaten nadat een andere politieambtenaar zijn pepperspray heeft gebruikt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen primair, de poging doodslag, en subsidiair, de poging gekwalificeerde zware mishandeling, ten laste is gelegd. Verdachte erkent dat hij de verbalisant heeft beetgepakt, maar kan geen antwoord geven op de vraag of hij aangever bij de keel heeft gepakt.
Het rapport van de forensisch arts van 10 februari 2011 biedt onvoldoende houvast om tot een bewezen verklaring te kunnen komen van hetgeen primair en subsidiair verdachte wordt verweten.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier1 en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Verklaring aangever [X]
Ik ben werkzaam als hoofdagent bij het Korps Landelijke Politiediensten, dienst Spoorwegpolitie. Op vrijdag 26 november 2010 was ik samen met mijn collegae [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 3] belast met onopvallende surveillance op het traject Den Haag Hollands Spoor en Delft. Wij wilden naar Den Haag reizen. Wij stapten achter in de trein op het balkon ter hoogte van station Rijswijk. Ik zag daar op een klapstoeltje de man die mij later bekend werd als [verdachte]. De hoofdconducteur vroeg [verdachte] een geldig vervoersbewijs. [verdachte] begon zijn kleding af te tasten en toonde niets. Hierop legitimeerde collega [politieambtenaar 2] zich door middel van haar politielegitimatiebewijs en vorderde ter inzage aan [verdachte] zijn identiteitsbewijs. [verdachte] pakte zijn paspoort en zwaaide daarmee voor het gezicht van [politieambtenaar 2]. Hierop heb ik mij gelegitimeerd als zijnde een politie ambtenaar. Vervolgens heb ik het paspoort uit de hand van [verdachte] gepakt en overhandigd aan mijn collega's. [verdachte] was hierover boos. Ik zag dat hij plots wild met zijn armen begon te zwaaien. Ik deelde [verdachte] mee hiervan niet gediend te zijn en duwde zijn hand weg. Ik hoorde en zag collega [politieambtenaar 2] tegen [verdachte] zeggen dat hij aangehouden was. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand onmiddellijk in de richting van mijn nek bracht en deze met een flinke klap met een hand omklemde. Ik voelde onmiddellijk pijn en een enorme benauwdheid. Ik heb [verdachte] bij zijn keel gegrepen om hem van mij af te duwen. Ik zag dat dit niet lukte en voelde dat [verdachte] zijn greep op mijn keel versterkte.2
In een aanvullende verklaring heeft aangever [X] aangegeven hoe hij voelde dat zijn luchtwegen werden dichtgeknepen. Het dichtknijpen duurde ongeveer 5 seconden.3
Verklaringen getuigen [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 3].
Verbalisant [politieambtenaar 2] vorderde de uitlevering van het paspoort toen verdachte desgevraagd door de conducteur geen vervoersbewijs kon tonen. Verdachte hield het paspoort voor het gezicht van [politieambtenaar 2] en zij hoorde verdachte zeggen: " je krijgt het niet". Vervolgens legitimeerde [X] zich als politie ambtenaar en trok het paspoort uit de hand van verdachte. Op dat moment legitimeerde [politieambtenaar 3] zich eveneens als politie ambtenaar. [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 3] zagen dat verdachte wild met zijn armen zwaaide en hoorden [X] zeggen dat verdachte daarmee moest ophouden. [politieambtenaar 2] heeft verdachte meegedeeld dat hij aangehouden was. (Deze aanhouding voor het reizen zonder vervoersbewijs vond plaats in de gemeente 's-Gravenhage4) Daarop zag [politieambtenaar 3] dat de verdachte met zijn rechterhand de keel van [X] vastpakte. Hierop heeft [politieambtenaar 3] zijn pepperspray gepakt, gericht op het gezicht van verdachte en gespoten in de ogen van verdachte. [politieambtenaar 2] pakte de linkerarm van verdachte en draaide die op diens rug. [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 3] zagen dat de verdachte toen de keel van [X] losliet.5
Geconstateerd letsel
Het geconstateerde letsel6 bij [X] betreft een rode plek in de nek en een kras. Tevens zijn van dit letsel diverse foto's gemaakt, die ook in het proces-verbaal zijn opgenomen.7
Schriftelijk stuk van [forensisch arts], forensisch arts KNMG, van 10 februari 2011
Aan de hand van zeven digitale door de officier van justitie toegezonden fotobestanden heeft de arts als letselinterpretatie gesteld dat twee huidafwijkingen zichtbaar zijn, te weten:
1) een boogvormige huidbeschadiging ter hoogte van het strottenhoofd, meest waarschijnlijk het gevolg van krachtige klievende/schavende inwerking met een nagel;
2) multiple rode huidverkleuringen aan de linkervoorzijde van hals en kin, meest waarschijnlijk het resultaat van forse frictie/tractiekrachten op de huid.
Deze huidafwijkingen zouden zeer wel het gevolg kunnen zijn van een wurggreep ter plaatse.
Er wordt kortdurende ademnood vermeld in de processen-verbaal, passend bij compressie van de luchtpijp. Aangezien er geen sprake was van bewustzijnsdaling of duizeligheid, kan worden aangenomen dat er geen volledige compressie van de beide halsslagaders heeft plaatsgevonden.
Voorts wordt meegedeeld dat de toegepaste greep heeft plaatsgevonden op een lokalisatie waarbij het zeer wel mogelijk moet worden geacht dat prikkeling van de bloeddruksensoren zou kunnen plaatsvinden. De afwezigheid van duizeligheidsklachten wijst erop dat de compressie niet heeft geleid tot een merkbare hartritmestoornis of bloeddrukdaling. De mogelijke hartritmestoornissen (waaronder de reflexmatige hartstilstand) kunnen echter acuut en zonder voorafgaande verschijnselen optreden.
Verklaring van verdachte.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij die avond in Den Haag wilde stappen met zijn neef. Hij had een kwart liter wodka op. Hij had geen drugs gebruikt. Hij zat in de trein op het balkon. Hij had geen vervoersbewijs gekocht. Hij werd gecontroleerd. Vervolgens legitimeerde een vrouw zich als politie ambtenaar. Hij heeft zijn paspoort gepakt en laten zien aan die politievrouw. Hij deed bij de hand door te zeggen: "je kunt toch lezen". Op de vraag waarom hij een politieman heeft vastgepakt heeft verdachte verklaard dat te hebben gedaan omdat hij was geschrokken. 8
Tegenover de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij nog weet dat hij bij de hand deed tegen een vrouwelijke controleur. Hij weet ook nog dat hij gepepperd is. Hij kan zich niet herinneren dat hij iemand bij de keel heeft gegrepen. Als dat zo is, heeft hij spijt. Normaal is hij nooit zo.9
Desgevraagd verklaarde verdachte ter zitting dat het allemaal heel snel is gegaan. Zijn paspoort is uit zijn hand geslagen en viel op de grond. Hij wilde het oprapen en "vloog uit balans". Toen heeft hij die agent beetgepakt, ergens bij de hals.10
Vormverzuimen volgens de verdediging
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd - verwoord in zijn pleitnotitie - dat sprake is van een drietal onherstelbare vormverzuimen. Deze vormverzuimen dienen naar de mening van de verdediging in de strafmaat gecompenseerd te worden.
Het eerste vormverzuim is de aanhouding van verdachte die niet consequent is verlopen. Eerst kreeg verdachte te horen dat hij was aangehouden voor het reizen zonder vervoersbewijs. Vervolgens werd hij aangehouden voor mishandeling.
Het tweede vormverzuim is dat de verbalisant [X] zijn bevoegdheden heeft overtreden door het paspoort uit de hand van [verdachte] te trekken. [X] had niet om de uitlevering van het paspoort verzocht noch gesteld dat hij dat in beslag wilde nemen. Artikel 2 Wet op de identificatieplicht luidt dat: "een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8a van de Politiewet 1993, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 ter inzage aan te bieden."
Er bestaat geen wettelijk recht van verbalisanten het paspoort uit de handen van een ander te trekken.
Het derde vormverzuim is dat het pepperen in strijd met de ambtsinstructie heeft plaatsgevonden. Verdachte had geen gebruik gemaakt van een wapen en was daarvoor ook niet aangehouden. De politie ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de pepperspray heeft niet eerst gewaarschuwd voor het gebruik daarvan.
De conclusie van de rechtbank
Ten aanzien van de drie gemelde vormverzuimen merkt de rechtbank het volgende op.
1) Op 27 november 2010 te Den Haag werd verdachte in de trein aangehouden omdat hij geen vervoersbewijs kon tonen aan de conducteur. Verdachte is op 27 november 2010 in verzekering gesteld wegens verdenking van mishandeling, c.q. poging zware mishandeling. Verdachte is op 29 november 2010 door de rechter-commissaris in Den Haag in bewaring gesteld op grond van poging doodslag. Deze gang van zaken levert geen vormverzuim op. Na de aanhouding is immers een nieuw strafbaar feit gepleegd dat bij de vordering inbewaringstelling anders is gekwalificeerd dan bij de inverzekeringstelling.
2) Een strikte uitleg van artikel 2 Wet op de identificatieplicht geeft een politieambtenaar niet het recht een paspoort uit iemands handen te trekken. Daar tegenover staat dat het ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs wel op een zodanige wijze dient te geschieden dat de personalia van de persoon ook gelezen kunnen worden. Hiervan was geen sprake. Verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij 'bijdehand' heeft gehandeld.
3) Het gebruik van de pepperspray is onder de door de verbalisanten omschreven omstandigheden niet onrechtmatig. Er diende direct en zonder aarzeling te worden opgetreden nu [X] bij de keel werd vastgepakt en diens keel werd dichtgeknepen.
De rechtbank wil over de gang van zaken nog het volgende opmerken. Verdachte is op enig moment op een balkon in een nog rijdende trein omringd door drie politieambtenaren die zelf hebben verklaard op korte afstand (ongeveer 40 cm) van verdachte te staan. Dit duidt op een fysieke overmacht. Een andere wijze van optreden door de politieambtenaren richting verdachte had niet hoeven te leiden tot het "uit balans" raken van het gemoed van verdachte ten gevolge waarvan hij een van de politieambtenaren bij de hals greep.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte van [X] steun vindt in de verklaring van de getuige [politieambtenaar 3], die zag dat verdachte [X] bij de keel vastpakte, nadat hem (verdachte) was verteld dat hij was aangehouden. Verdachte heeft erkend dat hij een politieman heeft vastgepakt. Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het letsel van aangever en het rapport van de forensisch arts [forensisch arts] betreffende de gevaarzetting halsgreep blijkt dat aangever met een krachtige greep bij de keel is vastgepakt. Verdachte heeft eerst losgelaten na gebruik van de pepperspray.
Op grond van vorenstaande acht de rechtbank dan ook de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
Hij op 26 november 2010 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [X] van het leven te beroven, opzettelijk die [X] (met kracht):
- bij de keel heeft vastgepakt en
- gedurende enige tijd bij de keel van die [X] heeft vastgehouden en daarin heeft geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit aannemelijk is geworden.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat indien verdachte voor de mishandeling wordt veroordeeld en ook wanneer verdachte voor de poging zware mishandeling wordt veroordeeld, de duur van de detentie de strafmaat voor deze misdrijven gelet op de LOVS richtlijnen heeft overschreden. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat wanneer verdachte voor de poging doodslag wordt veroordeeld, de straf gelijk dient te zijn aan het voorarrest.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en met de omstandigheden waaronder het feit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Verdachte heeft een politieambtenaar tijdens de uitoefening van diens werkzaamheden enkele seconden bij de keel gegrepen. Uit het geconstateerde letsel is af te leiden dat die greep stevig was. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk vastgrijpen van een persoon bij de keel kan leiden tot de dood. Het slachtoffer heeft voor zijn leven gevreesd. Verdachte heeft op deze wijze grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft pas losgelaten nadat hij daartoe werd gedwongen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 29 november 2010 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en nog in een proeftijd loopt.
Verdachte heeft geen medewerking willen geven aan het uitbrengen van een voorlichtingsrapport, zoals blijkt uit de brief van 11 februari 2011 van de reclasseringswerker [reclasseringswerker]. Verdachte heeft ter terechtzitting een korte toelichting gegeven op zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden. Bij het bepalen van de strafmaat is rekening gehouden met de mate van geweld en de wijze waarop het incident heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte er van te doordringen dat hij zich in de toekomst dient te weerhouden van dit soort agressief gedrag.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 300,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft zij gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de genezing van korte duur is geweest. Verder ontbreekt een onderbouwing voor het gevorderde bedrag van € 300,00.
Het bedrag zelf wordt als te ruim beschouwd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezen verklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 150,00 toewijzen. De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering deze afwijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 150,00.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank verder aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 150,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 2 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X], een bedrag van € 150,00;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
wijst de vordering voor het meer of anders gevorderde af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 150,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs R.A.C. van Rossum, voorzitter,
J.J.P. Bosman en I.E.W. Gonzales, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.L.H.M. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2011.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van de doorgenummerde (pagina 01 - 46) van het Korps Landelijke Politiediensten, dienst spoorwegpolitie, spoorwegpolitie Den Haag, met het registratienummer PL26SO 2010060618-1.
2 Proces-verbaal, aangifte blz. 28-30.
3 Proces-verbaal verhoor aangever blz. 39.
4 Proces-verbaal aanhouding, blz. 12-13.
5 Proces-verbaal van bevindingen blz. 18.
6 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 41
7 Proces-verbaal foto's blz. 26, 27 en 34-36.
8 Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 23-25.
9 Proces-verbaal van 29 november 2010, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, en de griffier, onder punt 2.
10 Verklaring ter terechtzitting van 11 maart 2011.