ECLI:NL:RBSGR:2011:BP9841

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/8249
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. van 't Laar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de maatregel van vreemdelingenbewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduren van de vreemdelingenbewaring van eiser, die de Togolese nationaliteit bezit. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen de oplegging van de maatregel van bewaring, welke door de rechtbank nevenzittingsplaats Roermond ongegrond was verklaard. Op 10 maart 2011 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring op 3 maart 2011 was opgeheven, en dat er geen rechtens te beschermen belang meer was voor het beroep. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep niet ontvankelijk.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet in behandeling kon worden genomen, omdat dit verzoek niet samenhing met een ontvankelijk beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een rechtens te beschermen belang bij het indienen van beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, omdat het beroep tegen het voortduren van de bewaring niet ontvankelijk was. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 11/8249
V-nummer: [v-nummer]
Inzake: [eiser] , eiser,
gemachtigde mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg,
tegen: de Minister voor Immigratie en Asiel, daaronder begrepen zijn rechtsvoorganger(s), verweerder,
gemachtigde mr. P. Bosch.
I Procesverloop
1 Eiser stelt te zijn geboren op 16 november 1984 en de Togolese nationaliteit te bezitten. Op 9 september 2011 heeft verweerder eiser in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 30 september 2010 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Roermond, het beroep tegen de oplegging van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Laatstelijk bij uitspraak van 3 januari 2011 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Roermond, het beroep, ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, ongegrond verklaard.
4 Op 10 maart 2011 heeft eiser wederom beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
5 Verweerder heeft op 14 maart 2011 voortgangsgegevens verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van eiser aan de rechtbank en eiser. Bij faxbericht van
14 maart 2011 heeft eiser hierop gereageerd.
6 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 16 maart 2011. Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2 De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat verweerder instructies heeft gegeven om zaken die dienen bij de rechtbank Roermond in de laatste week voor het bereiken van de zesmaanden-termijn op te heffen en meteen de bewaring weer te laten ingaan. Op deze wijze zou verweerder een hoger beroepsmogelijkheid kunnen creëren danwel aan forumshoppen kunnen doen. Om deze reden handhaaft eiser zijn vervolgberoep.
3 Ter zitting heeft eiser verklaard in detentie te willen blijven, hetzij vreemdelingrechtelijk dan wel anderszins. Na opheffing van de nieuw opgelegde bewaring op 15 maart 2011 heeft eiser vergeefs aangeklopt in Rijsbergen voor een opvangplaats, maar hier is hij weggestuurd. Vannacht heeft hij geslapen op het station in Etten-Leur. Eiser verklaart geen delict te willen plegen om opnieuw vastgezet te worden. Verweerder heeft toegezegd zich te zullen inspannen om samen met de regievoerder een oplossing te vinden voor dit verzoek.
4 Tussen partijen is niet in geschil dat de bewaring op 3 maart 2011 is opgeheven, waarna eiser opnieuw in bewaring is gesteld. Deze bewaring is op 15 maart 2011 opgeheven onder toekenning van schadevergoeding. Verweerder heeft ter zitting de gedragslijn die eisers gemachtigde in zijn brief van 14 maart 2011 heeft bekritiseerd, bevestigd. Verweerder heeft geconstateerd dat de jurisprudentie van de verschillende zittingsplaatsen divergeert en meent dat de hoger beroepsinstantie, ondanks het ontbreken van de mogelijkheid hiertoe bij vervolgberoepen, zich hierover zou dienen uit te spreken. Verweerder heeft de nieuw opgelegde bewaring echter niet doorgezet, omdat de voorgenomen gedragslijn nog onvoldoende was doorgesproken met de hulpofficieren van Justitie in den lande. Voor de toekomst is verweerder voornemens te handelen zoals aangegeven.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen over deze beroepsgrond van eiser, nu de bewaring op 3 maart 2011 is opgeheven. Derhalve resteert de vraag of eiser de gevorderde schadevergoeding in verband met de opheffing van de maatregel toekomt. Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang of de bewaring onrechtmatig is geweest.
5 De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1 De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eiser een rechtens te beschermen belang heeft bij het door hem op 10 maart 2011 ingestelde beroep. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Gelet op het bepaalde in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 kan een beroep tegen het voortduren van de bewaring leiden tot opheffing van de bewaring of wijziging van de tenuitvoerlegging. Verweerder heeft de bewaring evenwel reeds op 3 maart 2011 opgeheven. Het beroep dient niet ontvankelijk te worden verklaard nu daarmee geen rechtens te beschermen belang wordt gediend. Het door eiser gestelde belang bij een schadevergoeding op grond van artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000 is naar het oordeel van de rechtbank geen met dit beroep rechtens te beschermen belang. Uit de strekking van dat artikel volgt dat de bevoegdheid van de vreemdelingenrechter tot toekenning van een schadevergoeding als bedoeld in deze bepaling beperkt is tot de gevallen waarin een verzoek om schadevergoeding wordt ingediend in samenhang met een beroep tegen de voortduring van de maatregel. Nu het beroep tegen het voortduren van de bewaring wegens het ontbreken van procesbelang niet ontvankelijk is, moet het verzoek van eiser om schadevergoeding als een op zichzelf staand verzoek worden aangemerkt en is de rechtbank niet bevoegd daarvan kennis te nemen.
5.2 Het beroep is derhalve niet ontvankelijk.
5.3 De rechtbank verklaart zich onbevoegd van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
5.4 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
1 verklaart het beroep niet ontvankelijk;
2 verklaart zich onbevoegd van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
Aldus gedaan door mr. A. van ‘t Laar, rechter, in tegenwoordigheid van P. van den Berg, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: