ECLI:NL:RBSGR:2011:BP9779
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.W.H.B. Sentrop
- Rechtspraak.nl
Opheffing vreemdelingenbewaring van ongedocumenteerde Libiër na toezegging minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de vreemdelingenbewaring van een ongedocumenteerde Libiër. De vreemdeling had op 22 februari 2011 een beroepschrift ingediend, gericht tegen de maatregel van bewaring die hem op 1 februari 2011 was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de bewaring vanaf 24 februari 2011 niet langer rechtmatig was, gezien de situatie in Libië en de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken dat er voorlopig geen Libiërs zouden worden uitgezet naar Libië. De rechtbank stelde vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel zich ertegen verzet om uit te gaan van de Libische consulaire autoriteiten, aangezien het regime-Kadhafi niet langer het staatsgezag uitoefent in geheel Libië. Hierdoor bestond er geen reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende een schadevergoeding toe van € 640,- voor de onrechtmatige bewaring van de vreemdeling. De rechtbank oordeelde dat de Libische autoriteiten niet langer daadwerkelijk staatsmacht uitoefenen en dat de situatie in Libië zich snel ontwikkelt richting een burgeroorlog. De rechtbank concludeerde dat de bewaring van de vreemdeling onrechtmatig voortduurt en dat er voldoende gronden zijn voor schadevergoeding voor de onrechtmatige bewaring gedurende 8 dagen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 4 maart 2011.