ECLI:NL:RBSGR:2011:BP9599
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van Somaliër met onvoldoende zicht op uitzetting naar Somaliland
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 maart 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Somaliër, eiser, die in bewaring was gesteld op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende zicht was op een uitzetting naar Somaliland binnen een redelijke termijn. De rechtbank overwoog dat de besprekingen met de autoriteiten van Somaliland al geruime tijd gaande waren, maar dat er nog geen concrete resultaten waren geboekt die een gedwongen terugkeer mogelijk maakten. Eiser had aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde en dat er geen zicht was op uitzetting op korte termijn, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van de uitspraak. Tevens kende de rechtbank eiser een schadevergoeding toe van € 4.080,-- voor de onrechtmatige bewaring, die hij gedurende 51 dagen had ondergaan. De rechtbank benadrukte dat bij onrechtmatige bewaring in beginsel aanspraak bestaat op schadevergoeding, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit zouden uitsluiten. De uitspraak werd gedaan door rechter N.A. Vlietstra, bijgestaan door griffier M.B.A. Mensink.