ECLI:NL:RBSGR:2011:BP9472

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
382347 / HA RK 10-703 Wrakingnummer 48/2010
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. [X] in bestuursrechtelijke procedure tegen de burgemeester van Den Haag

In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [X], rechter bij de rechtbank 's-Gravenhage, naar aanleiding van zijn handelswijze tijdens een zitting op 12 augustus 2010. Het wrakingsverzoek is op 30 november 2010 ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat dit verzoek niet tijdig is gedaan, aangezien de feiten en omstandigheden waar het verzoek op is gebaseerd, al eerder bekend waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van verzoekster tegen de uitspraken in de procedures AWB 09/6884 WOB en AWB 09/7722 BESLU geen grond voor wraking kunnen opleveren zonder nadere toelichting, die ontbreekt. De rechtbank verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking voor zover het verzoek ziet op de handelwijze van mr. [X] ter zitting van 12 augustus 2010 en wijst het verzoek voor het overige af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 januari 2011 door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de rechters I.D. Bellaart, B.C. Vink en J.D.G.J. Dop, in aanwezigheid van griffier A.E. Dutrieux.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 48/2010
zaaknummer: 382347 / HA RK 10-703
zaaknummer in hoofdzaak: AWB 09/5621 BESLU
datum beschikking: januari 2011
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
vertegenwoordigd door [gemachtigde];
tegen
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1 Verzoeker heeft bij de rechtbank 's-Gravenhage in bovengenoemde procedure een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de burgemeester van Den Haag op zijn bezwaarschrift tegen de machtiging tot binnentreden zonder toestemming in de woning aan de [adres]. De behandeling ter zitting is aanvankelijk bepaald op 12 augustus 2010, tegelijk met de behandeling van twee andere beroepen van verzoekster in de zaken met registratienummers AWB 09/6884 WOB en 09/7722 BESLU. Op de zitting van 12 augustus 2010 is de behandeling van het beroep op verzoek van de gemachtigde van verzoekster aangehouden. De nadere zitting is vervolgens bepaald op de zitting van 2 december 2010.
1.2 Op 30 november 2010 is ingekomen het (op 1 december 2010 gedateerde) wrakingsverzoek strekkende tot wraking van de behandelend rechter in deze zaak, mr. [X]. Het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
1.3 Mr. [X] heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze reactie is op 13 december 2010 door de wrakingskamer ontvangen.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 20 december 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster is niet verschenen. Namens verzoekster is verschenen haar gemachtigde, [gemachtigde].
3. Het standpunt van verzoekster.
Verzoekster heeft verzocht mr. [X] te wraken, nu hij vooringenomen en partijdig is. Dit blijkt volgens verzoekster – kort weergegeven – uit het optreden en de houding van mr. [X] ter zitting van 12 augustus 2010 alsmede uit de uitspraken in de procedures AWB 09/6884 WOB en AWB 09/7722 BESLU.
4. Het standpunt van mr. [X].
Mr. [X] berust niet in de wraking. Hij deelt de conclusies van verzoekster ten aanzien van zijn optreden ter zitting niet. Het verzoek tot wraking is dan ook ten onrechte en bovendien te laat ingediend.
5. Beoordeling.
Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan wordt zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en gemotiveerd en kan na de aanvang van een terechtzitting ook mondeling geschieden. Ter beoordeling ligt derhalve voor of het wrakingsverzoek is gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. Nu het wrakingsverzoek voornamelijk ziet op de handelswijze van mr. [X] ter zitting van 12 augustus 2010 en het verzoek eerst is ingekomen op 30 november 2010, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek niet tijdig is gedaan. Gelet op het vorenstaande is verzoekster in zoverre niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Voorts behelzen de bezwaren van verzoekster tegen de uitspraken in de procedures AWB 09/6884 WOB en AWB 09/7722 BESLU bezwaren tegen inhoudelijke rechtsoordelen, welke bezwaren zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen grond voor wraking kunnen opleveren.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. Beslissing.
De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking voor zover het verzoek ziet op de handelwijze van mr. [X] ter zitting van 12 augustus 2010;
wijst het verzoek voor het overige af;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekster;
• verweerder in de hoofdzaak, de burgemeester van Den Haag;
• [X].
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2011 door mrs. I.D. Bellaart, voorzitter, B.C. Vink en J.D.G.J. Dop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Dutrieux als griffier.