ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8880
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat, had bezwaar gemaakt tegen een terugkeerbesluit dat op 14 december 2010 door de Minister voor Immigratie en Asiel was genomen. Dit besluit hield in dat verzoeker Nederland onmiddellijk diende te verlaten, omdat hij niet langer rechtmatig verblijf had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gronden die verzoeker aanvoerde met betrekking tot de rechtmatigheid van zijn bewaring niet konden leiden tot toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter stelde vast dat de vreemdelingenbewaring in een aparte procesgang is geregeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en dat er geen ruimte was om in deze procedure een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de bewaring.
Verder oordeelde de voorzieningenrechter dat het terugkeerbesluit geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het geen rechtsgevolgen in het leven riep die niet al voortvloeiden uit eerdere beschikkingen met betrekking tot het verblijfsrecht van verzoeker. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker al eerder terugkeerbesluiten had ontvangen en dat de verplichting om Nederland te verlaten al voortvloeide uit eerdere beslissingen. Het terugkeerbesluit voegde hier niets aan toe. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de procedure voor vreemdelingenbewaring en de procedure voor het terugkeerbesluit, en bevestigt dat een terugkeerbesluit geen nieuwe rechtsgevolgen kan creëren als deze al eerder zijn vastgesteld.