ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8245

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
900773 /CV EXPL 09-11397
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot betaling achterstallig salaris en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en AutoHaag Zeeuw. [Eiser] vorderde betaling van achterstallig salaris en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] sinds 7 augustus 2006 volledig arbeidsongeschikt was, maar dat hij niet de vereiste deskundigenverklaring heeft overgelegd die nodig is om aanspraak te maken op loondoorbetaling volgens artikel 7:629a BW. Het oordeel van het UWV over de arbeidsongeschiktheid van [eiser] was niet voldoende om de deskundigenverklaring te vervangen. Hierdoor heeft de kantonrechter de vorderingen tot betaling van achterstallig salaris over de periode van 1 juni 2008 tot en met 4 augustus 2008 afgewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag van [eiser] niet kennelijk onredelijk was, mede gezien de langdurige arbeidsongeschiktheid en het feit dat AutoHaag Zeeuw gedurende twee jaar het loon had doorbetaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat AutoHaag Zeeuw niet gehouden was om [eiser] opnieuw in dienst te nemen of hem een vergoeding te betalen bij beëindiging van het dienstverband. De vordering van [eiser] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Delft
SG
Rolnr. 900773 \ CV EXPL 09-11397
27 januari 2011
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.A. Koot,
tegen
de besloten vennootschap AutoHaag Zeeuw Services B.V.,
gevestigd te Wateringen (gemeente Westland),
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.E.M. Beijersbergen.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en AutoHaag Zeeuw.
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 7 oktober 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
Op 8 april 2010 is een comparitie van partijen gehouden en daarna zijn nog de volgende stukken gewisseld, waarvan de kantonrechter eveneens kennis heeft genomen.
- de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- het tussenvonnis van 26 augustus 2010;
- de uitlating zijdens [eiser], met productie;
- de uitlating zijdens AutoHaag Zeeuw.
1 Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 [eiser], geboren op [geboortedatum], werkte sedert [datum] 1991 als automonteur bij AutoHaag Zeeuw tegen een brutoloon van € 2.123,23 per maand. Op de arbeidsverhouding was de CAO Metaal en Techniek Motorvoertuigen en tweewielerbedrijf van toepassing.
1.2 Vanaf 2004 is [eiser] gaan werken op de routeservicebus, een met de wegenwacht vergelijkbare service, die AutoHaag Zeeuw aan haar klanten verleende.
1.3 Op 11 november 2005 heeft de bedrijfsarts van AutoHaag Zeeuw, naar aanleiding van een ziekmelding van [eiser] op 28 oktober 2005, geoordeeld dat [eiser] voorlopig geen werkzaamheden mocht verrichten, waarbij hij moest tillen, duwen of trekken en geen werkzaamheden meer mocht verrichten waarbij [eiser] zwaar belast zou worden. Aan AutoHaag Zeeuw is geadviseerd om na te gaan of [eiser] aangepaste werkzaamheden aangeboden konden worden. Tussen AutoHaag Zeeuw en [eiser] is in verband met het vorenstaande eind november 2005 afgesproken dat [eiser] tijdelijk geen werkzaamheden meer op de routeservicebus zou verrichten, maar lichte werkzaamheden in de werkplaats zou gaan uitvoeren.
1.4 Bij brief van 9 december 2005 heeft de technisch bedrijfsleider van AutoHaag Zeeuw aan de bedrijfsarts gemeld dat [eiser] op 2 december 2005 op de gemaakte afspraken is teruggekomen en dat [eiser] had medegedeeld dat als hij niet terug mocht op de routeservicebus dit invloed kon hebben op zijn ziekteverzuim en dat hij zich wellicht ziek ging melden.
1.5 Bij brief van 13 december 2005 heeft AutoHaag Zeeuw aan [eiser] schriftelijk bericht dat zijn weigering om het rijbewijs te gebruiken totdat hij weer op de routeservicebus mocht beschouwd werd als werkweigering.
1.6 Bij brief van 17 december 2005 heeft [eiser] aan AutoHaag Zeeuw laten weten dat de hem toegewezen verlichtende werkzaamheden door hem als zwaarder werden ervaren dan de functie die hij voorheen op de routeservicebus uitvoerde en dat de technisch bedrijfsleider [eiser] ten onrechte had laten weten dat hij definitief van die voormalige functie was ontheven. Op 23 december 2005 heeft de directeur van AutoHaag Zeeuw aan [eiser] bericht dat het stoppen als route service monteur de juiste conclusie was geweest.
1.7 Na een gesprek op 16 januari 2006, waarin [eiser] opnieuw vergeefs aandrong op een hervatting van zijn werkzaamheden op de routeservicebus, heeft [eiser] zich ziek gemeld wegens pijn in de rug.
1.8 Tijdens het spreekuur bij de bedrijfsarts is [eiser] bij zijn mening gebleven dat hij teruggeplaatst wilde worden op de routeservicebus en heeft [eiser] aangegeven dat hij niet bereid was om ander werk te verrichten. [eiser] is daarop geadviseerd om een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen.
1.9 In de periode daarna is [eiser] herhaaldelijk ziek en vervolgens weer hersteld gemeld. Van 20 maart tot en met 26 mei 2006 is [eiser] op enkele dagen na volledig arbeidsongeschikt geweest. Vanwege kortademigheidsklachten is vervangend stofvrij werk aangeboden, maar daarmee heeft [eiser] geen aanvang gemaakt.
1.10 [eiser] is sinds 7 augustus 2006 volledig arbeidsongeschikt in verband met verschillende klachten.
1.11 Eind augustus 2006 is [eiser] een procedure begonnen tegen AutoHaag Zeeuw, stellende dat hij recht zou hebben op een vergoeding voor overwerk verband houdende met zijn werkzaamheden op de routeservicebus. Die vordering is door de rechtbank afgewezen, tegen welk vonnis [eiser] in hoger beroep is gegaan. Die procedure is door het Gerechtshof geroyeerd.
1.12 Op 28 september 2006 heeft de bedrijfsarts in de Probleemanalyse WIA opgenomen dat [eiser] zodanig veel medische beperkingen had dat er geen arbeidsmogelijkheden aanwezig waren.
1.13 Op 16 oktober 2006 is [eiser] ook in een op verzoek van AutoHaag Zeeuw door Arbo Active uitgevoerde second opinion op strikt medische gronden volledig arbeidsongeschikt geacht voor eigen of aangepaste werkzaamheden. Een op aanraden van Arbo Active gehouden gesprek om de verstandhouding tussen partijen te verbeteren heeft op 6 november 2006 plaatsgevonden, doch heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
1.14 In april 2007 is [eiser] weer op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts achtte [eiser] ook toen niet in staat om te werken. [eiser] heeft toen geweigerd een medische machtiging af te geven.
1.15 In juni 2007 is de eerstejaarsevaluatie van het plan van aanpak bij het UWV ingediend.
1.16 Op 3 september 2007 heeft de bedrijfsarts wederom geadviseerd geen (aangepaste) werkzaamheden te laten verrichten en werd [eiser] voor 100% arbeidsongeschikt geacht.
1.17 [eiser] is in de maanden november en december 2007 7 weken (266 vakantie-uren) op vakantie geweest naar [vakantieland], na overleg met AutoHaag Zeeuw.
1.18 Op 25 januari 2008 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [eiser] per die datum voor 50% aangepaste werkzaamheden kon gaan verrichten. Op 7 maart 2008 heeft de bedrijfsarts dat oordeel herhaald en ook de probleemanalyse WIA dienovereenkomstig bijgesteld.
1.19 In mei 2008 heeft AutoHaag Zeeuw de samenwerking met haar arbodienst gestaakt en zich tot een nieuwe bedrijfsarts gewend.
1.20 AutoHaag Zeeuw heeft [eiser] uitgenodigd voor een afspraak met de nieuwe bedrijfsarts op 13 mei 2008. Deze afspraak werd op verzoek van [eiser] verplaatst naar 23 mei 2008. Vervolgens heeft [eiser] laten weten niet voornemens te zijn naar de bedrijfsarts te gaan. AutoHaag Zeeuw heeft [eiser] bij brief van 15 mei 2008 op de consequenties daarvan gewezen. Nadat op verzoek van [eiser] de afspraak verplaatst is naar 2 juni 2008 is [eiser] wel op het spreekuur verschenen.
1.21 De nieuwe bedrijfsarts heeft op 2 juni 2008 met [eiser] afgesproken dat hij per 4 juni 2008 zou starten met het verrichten van aangepaste werkzaamheden (rijden in - en wassen van auto's).
1.22 Nadat [eiser] op 4 juni 2008 had geweigerd om de werkzaamheden te verrichten heeft op diens verzoek op 6 juni 2008 een inspectie van zijn werkplek plaatsgevonden door de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft toen laten weten dat de in het kader van de re-integratie opgedragen werkzaamheden en de werkplek als passend dienden te worden beschouwd.
1.23 AutoHaag Zeeuw heeft op 6 juni 2008 schriftelijk aan [eiser] bevestigd dat hij met ingang van 9 juni 2008 alsnog een aanvang diende te maken met het verrichten van re-integratiewerkzaamheden en hem erop gewezen dat indien hij zou weigeren, zijn salarisbetaling zou worden stopgezet. [eiser] heeft zich op 11 juni 2008 opnieuw ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft daarop direct contact opgenomen met [eiser] en geoordeeld dat [eiser] nog altijd in staat moest worden geacht om zijn re-integratiewerkzaamheden te hervatten.
1.24 Uiteindelijk is [eiser] op 12 juni 2008 om 09.00 uur gestart met de werkzaamheden. Om 10.30 heeft hij zich echter opnieuw ziek gemeld.
1.25 AutoHaag Zeeuw heeft [eiser] uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 17 juni 2008. Aldaar is [eiser] zonder bericht niet verschenen.
1.26 Op 18 juni 2008 heeft AutoHaag Zeeuw aan [eiser] bevestigd dat als hij weigerachtig zou blijven mee te werken aan zijn re-integratie het salaris met ingang van die datum zou worden gestopt.
1.27 [eiser] heeft AutoHaag Zeeuw telefonisch laten weten dat hij op 19 juni 2008 zou worden geopereerd aan zijn hand. Op verzoeken van AutoHaag Zeeuw om door te geven of en zo ja, hoe lang [eiser] in verband daarmee (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zou zijn, heeft AutoHaag Zeeuw geen bericht van [eiser] gekregen.
1.28 Over de periode 1 juni 2008 tot 4 augustus 2008 heeft AutoHaag Zeeuw het salaris van [eiser] niet betaald.
1.29 Aanvankelijk had het UWV op 15 juli 2008 geoordeeld dat [eiser] per 4 augustus 2008 geen WIA uitkering zou krijgen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Tegen die beslissing is [eiser] opgekomen, waarna bij beschikking van 6 januari 2009 aan [eiser] per 4 augustus 2008 een WIA-uitkering is toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
1.30 AutoHaag Zeeuw heeft de arbeidsovereenkomst per 28 februari 2009 opgezegd, met gebruikmaking van een daartoe verkregen ontslagvergunning, die AutoHaag Zeeuw op 1 augustus 2008 had aangevraagd.
1.31 Bij vonnis van 1 maart 2010 (rolnummer 905782/09-30509) heeft de kantonrechter in deze rechtbank (locatie 's-Gravenhage) een door AutoHaag Zeeuw ingestelde en door [eiser] bestreden vordering afgewezen. Aan de vordering was door AutoHaag Zeeuw ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [eiser] werkzaamheden had verricht onder bijlevering van goederen en materialen.
2 Gewijzigde vordering
[eiser] vordert na wijziging van zijn eis dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de kantonrechter voor recht zal verklaren dat het door AutoHaag Zeeuw aan [eiser] verleende ontslag onregelmatig is gegeven;
b. AutoHaag Zeeuw zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
- een bedrag van € 5.308,08 aan achterstallig salaris over de periode 1 juni tot en met 4 augustus 2008;
- een bedrag van € 2.654,04 aan maximale wettelijke verhoging;
- een bedrag van € 4.191,20 bruto aan niet vergenoten vakantiedagen, alsmede de wettelijke verhoging vanaf 4 augustus 2008 tot de dag der voldoening;
- de wettelijke rente over het achterstallig salaris en de wettelijke verhoging vanaf 4 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening;
c. de kantonrechter voor recht zal verklaren dat het door AutoHaag Zeeuw aan [eiser] verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
d. AutoHaag Zeeuw zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 47.772,68, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag als schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag, althans een bedrag nader vast te stellen bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over het vast te stellen bedrag vanaf 4 augustus 2008 tot de dag der voldoening;
e. AutoHaag Zeeuw zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.190,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2008 tot de dag der voldoening;
f. AutoHaag zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure, te verhogen met de wettelijke rente daarover vanaf de vierde dag na het vonnis tot aan die der voldoening.
[eiser] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag, alsmede de navolgende stellingen.
2.1 Tot het moment van kwakkelen heeft [eiser] goed gefunctioneerd. Gedurende de periode van de arbeidsongeschiktheid zijn er pogingen gedaan om te re-integreren. AutoHaag Zeeuw meent dat [eiser] zich daartoe niet heeft ingezet en twijfelde aan de realiteit van de door [eiser] geuite klachten. Op 24 juni 2008 heeft AutoHaag Zeeuw de salarisbetaling opgeschort.
2.2 [eiser] heeft vanaf 1 juni 2008 tot en met 4 augustus 2008 zijn salaris niet ontvangen omdat AutoHaag Zeeuw de salarisbetaling opschortte. Het UWV heeft per 4 augustus 2008 een WIA-uitkering toegekend en [eiser] voor 80-100% arbeidsongeschikt geacht op grond van de aandoeningen en ziektes, die [eiser] in de periode van 8 augustus 2006 tot en met 4 augustus 2008 ook aan AutoHaag Zeeuw had gemeld. Uit de beschikking van het UWV volgt dat voor deze opschorting geen reden was. [eiser] noch AutoHaag Zeeuw als belanghebbende hebben tegen de beschikking van het UWV beroep bij de Rechtbank ingesteld. [eiser] vordert dan ook betaling van het hem toekomende salaris alsmede de wettelijke verhoging erover en de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 30 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
2.3 [eiser] heeft geen vakantietoeslag ontvangen en evenmin zijn de opgebouwde vakantiedagen uitbetaald. AutoHaag Zeeuw heeft aan [eiser] een afrekening vakantiedagen gestuurd die erop uitkomt dat [eiser] aan AutoHaag Zeeuw € 598,05 zou moeten (terug)betalen wegens teveel genoten vakantiedagen. Dit is ten onrechte, want op 1 januari 2006 had [eiser] 85,6 uur vakantie meegenomen. Hij had in 2006 recht op 192 uur normaal verlof en 24 uur wegens zijn leeftijd: in totaal 301,6 uur. Over het eerste half jaar van zijn arbeidsongeschiktheid bouwde [eiser] nog rechten op, waarmee de 301,6 uur in stand bleven. Over 2007 heeft [eiser] ook nog tot en met 4 februari 2007 vakantierechten opgebouwd tot 20,8 uur. In totaal heeft [eiser] recht op 322,4 uur. [eiser] maakt aanspraak op uitbetaling van deze rechten: uitgaande van zijn salaris is een vakantie-uur € 13,00 waard. De aanspraak van [eiser] uit dien hoofde bedraagt dan ook € 4.191,20 bruto.
2.4 Na afloop van de 104 weken periode heeft AutoHaag Zeeuw het dienstverband van 19 jaar ijskoud opgezegd. [eiser] acht dat ontslag kennelijk onredelijk op de volgende gronden:
* Mede vanwege de sterk verslechterde arbeidsrelatie omdat AutoHaag Zeeuw (ten onrechte) meende dat [eiser] niet arbeidsongeschikt was, heeft AutoHaag Zeeuw geen reële inspanningen verricht om [eiser] te behouden. Gezien de grootte van de onderneming van AutoHaag Zeeuw moeten er daartoe voldoende mogelijkheden zijn geweest.
* AutoHaag Zeeuw heeft geen enkele inspanning gedaan om [eiser] te laten om- of bijscholen.
* Door AutoHaag Zeeuw zijn geen pogingen ondernomen [eiser] te herplaatsen in een functie buiten de onderneming van AutoHaag Zeeuw.
* AutoHaag Zeeuw heeft de WIA-uitkering van [eiser] niet aangevuld.
* De kansen van [eiser] op het vinden van ander (passend) werk moeten als uiterst slecht worden gekenschetst. De financiële gevolgen voor [eiser] zijn door het ontslag zonder enige compensatie aanzienlijk: thans heeft hij enkel een uitkering op grond van de WIA en het feit dat er voor hem pensioenschade ontstaat. Voor beide componenten is geen financiële compensatie aangeboden noch betaald.
* [eiser] heeft een dienstverband met AutoHaag Zeeuw gehad van ruim 19 jaar. Hij heeft zware, belastende werkzaamheden vaak op onregelmatige werktijden verricht. Deze hebben er mede toe geleid dat hij arbeidsongeschikt is geraakt en gebleven. [eiser] is hierdoor teruggevallen op een inkomen rond het sociaal minimum. Bij afweging van de belangen had AutoHaag Zeeuw niet zonder enige vergoeding aan [eiser] toe te kennen het dienstverband mogen opzeggen.
2.5 [eiser] stelt dat AutoHaag Zeeuw aan hem een schadevergoeding dient te betalen. De hoogte van de schadevergoeding wordt door hem in aansluiting op de XYZ-formule begroot op € 47.772,68 bruto. Op dit moment stelt [eiser] dat het niet mogelijk is om een volledige waardering te maken, zodat subsidiair de schade dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet.
2.6 Ondanks sommatie is AutoHaag Zeeuw niet bereid de schadevergoedingen te betalen en evenmin bereid tot herstel van de arbeidsovereenkomst, zodat [eiser] recht en belang heeft AutoHaag Zeeuw ter zake in rechte te betrekken.
2.7 De buitengerechtelijke kosten worden op grond van het rapport Voorwerk II begroot op € 1.000,00 te verhogen met de BTW, dus in totaal € 1.190,00.
3 Verweer
AutoHaag Zeeuw heeft zich tegen de vordering gemotiveerd verweerd en geconcludeerd dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] in zijn vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, althans hem die zal ontzeggen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Hetgeen AutoHaag Zeeuw daartoe heeft aangevoerd wordt, voor zover nodig, hierna weergegeven en besproken.
4 Beoordeling
4.1 [eiser] heeft aan het onder a. weergegeven onderdeel van zijn vordering (te verklaren voor recht dat het ontslag "onregelmatig" is gegeven) geen stellingen ten grondslag gelegd, die de gevraagde verklaring voor recht zouden kunnen rechtvaardigen of daartoe een belang inhouden. Dit deel van de vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
4.2 De vordering tot betaling van achterstallig salaris over de periode van 1 juni 2008 tot en met 4 augustus 2008 is een vordering tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 7:629a van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechter een dergelijke vordering afwijst, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het UWV, omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten, respectievelijk diens nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 7:660a van het Burgerlijk Wetboek. Nu AutoHaag Zeeuw zich nu juist tegen de vordering verweert met de stellingen dat zij niet gehouden is tot loondoorbetaling omdat [eiser] in de genoemde periode ten onrechte weigerde om mee te werken aan het verrichten van andere passende arbeid en dat [eiser] zijn verplichtingen bij ziekte in onvoldoende mate is nagekomen, is in deze procedure het overleggen van een dergelijke verklaring van belang. Dat inmiddels door het UWV in het kader van de WIA-aanvraag geoordeeld is dat er sprake is van 80-100% arbeidsongeschiktheid geeft nog geen antwoord op de in artikel 7:629a bedoelde vragen, zodat een dergelijk oordeel de deskundigenverklaring niet kan vervangen.
Evenmin doet zich een situatie voor waarin het overleggen van een dergelijke verklaring in redelijkheid niet van [eiser] kan worden gevergd. Het op dit punt door AutoHaag Zeeuw gevoerde verweer slaagt dus: de vordering dient reeds vanwege het ontbreken van de verklaring op voornoemde wettelijke grond te worden afgewezen. Voor de gevorderde wettelijke verhoging geldt hetzelfde. Overigens herhaalt de kantonrechter ten overvloede de bij gelegenheid van de comparitie van partijen gedane observatie, dat als AutoHaag Zeeuw pas per 18 juni de stopzetting van loonbetaling heeft aangezegd, het loon tot die datum normaal gesproken wel verschuldigd is. Dat doet echter aan hetgeen hiervoor is overwogen niet af, omdat de verplichting om bij de vordering tot betaling van het loon een deskundigenverklaring te overleggen ook voor die periode geldt.
4.3 De vordering tot uitbetaling van vakantie-uren is door AutoHaag Zeeuw gemotiveerd weersproken. Op de eerste plaats door er op te wijzen dat [eiser] bij zijn berekening geen acht heeft geslagen op het bepaalde in artikel 7:635 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, volgens welke bepaling aanspraak op vakantie slechts verworven wordt over het tijdstip van de laatste zes maanden waarin de arbeid niet werd verricht. Voorts heeft AutoHaag Zeeuw gewezen op de CAO bepaling, waarin wordt gesteld dat bij een tweede ziekmelding 8 vakantie-uren worden ingehouden. Tenslotte heeft AutoHaag Zeeuw aangevoerd dat [eiser] in 2007 op vakantie is geweest naar [vakantieland] en daartoe vakantie-uren heeft opgenomen. Ter onderbouwing van die laatste stelling heeft AutoHaag Zeeuw een verklaring van het toenmalige Hoofd Administratie in het geding gebracht. Per saldo heeft [eiser] volgens AutoHaag Zeeuw niets van haar te vorderen, doch had AutoHaag Zeeuw juist teveel opgenomen uren terug te vorderen van [eiser]. Bij conclusie van repliek is [eiser] op dit onderdeel van de vordering en op het verweer van AutoHaag Zeeuw niet teruggekomen. Hij heeft dus dat verweer in rechte niet weerlegd, zodat de vordering tot uitbetaling van niet genoten vakantie-uren en de daarmee verband houdende nevenvorderingen dienen te worden afgewezen.
4.4 Tegen de vorderingen uit kennelijk onredelijk ontslag heeft AutoHaag Zeeuw zich op de eerste plaats verweerd met de stelling dat deze vorderingen verjaard zijn. Hetgeen daaromtrent is overwogen in het in deze zaak op 26 augustus 2010 gewezen tussenvonnis neemt de kantonrechter over en wordt beschouwd als hier ingelast. [eiser] heeft gesteld dat de verjaring is gestuit door brieven van 16 februari 2009 en 4 mei 2009. Aangezien het dienstverband tegen 1 maart 2009 is geëindigd, dateert de brief van 16 februari 2009 uit het tijdvak voordat de verjaringstermijn begon te lopen. Deze brief kan dus niet aangemerkt worden als een brief waarmee de verjaring is gestuit. De brief van 4 mei 2009 is door [eiser] uiteindelijk in het geding gebracht. In die brief zegt de gemachtigde van [eiser] dat [eiser] - naast vakantiedagen en salarisbetaling - ook een vergoeding vordert wegens kennelijk onredelijk ontslag. Uit deze brief kon AutoHaag Zeeuw afleiden dat [eiser] zich het recht op een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag voorbehield en dat zij rekening moest houden met een vordering met die strekking. Dat is voldoende om de verjaring te stuiten. Er is toen dus een nieuwe verjaringstermijn gaan lopen, die op het moment van uitbrengen van de dagvaarding nog niet was verstreken. [eiser] kan dus in diens vordering worden ontvangen.
4.5 Uit het door [eiser] niet weersproken en daarmee tussen partijen vaststaande verloop van de ziekte van [eiser] valt af te leiden dat de bedrijfsarts vanaf 7 augustus 2006 [eiser] steeds volledig arbeidsongeschikt heeft geacht, ook voor eventuele vervangende werkzaamheden. [eiser] heeft zelf weliswaar steeds gezegd dat hij graag ingezet zou worden op de routeservicebus (en voor andere vervangende werkzaamheden niets voelde), maar zijn opinie was steeds strijdig met dat medisch oordeel. Het had op zijn weg gelegen om destijds een deskundigenoordeel aan te vragen of in deze procedure concrete feiten en/of omstandigheden te stellen die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat dit oordeel van de bedrijfsarts onjuist was. [eiser] heeft geen van beide gedaan, zodat er rechtens vanuit gegaan moet worden dat [eiser] in elk geval tot begin 2008 niet geschikt was voor zijn eigen werk en dat AutoHaag Zeeuw tot dat moment evenmin de verplichting had om andere passende werkzaamheden aan te bieden.
4.6 Begin 2008 heeft AutoHaag Zeeuw niet direct gereageerd op het oordeel van de bedrijfsarts dat met aangepaste werkzaamheden een aanvang gemaakt kon worden. AutoHaag Zeeuw kan aan haar stelling dat dit kwam doordat de bedrijfsarts haar daar niet van op de hoogte stelde geen verweer ontlenen: in de rechtsverhouding tot [eiser] heeft AutoHaag Zeeuw immers voor de handelingen van de bedrijfsarts in te staan. De kantonrechter zal aan het achterwege blijven van het aanbod van passend werk in die periode echter in het kader van deze procedure geen doorslaggevende betekenis verbinden. Ook [eiser] heeft in deze periode immers van zijn kant geen werk gemaakt van een hervatting in aangepast werk door daarop bij AutoHaag Zeeuw aan te dringen. Bovendien was de houding van [eiser] toen het in mei 2008 uiteindelijk tot aangepast werk kwam niet bepaald positief en meewerkend te noemen. Tegen het expliciete oordeel van de bedrijfsarts dat de hem aangeboden werkzaamheden en de werkplek als passend dienden te worden beschouwd, heeft [eiser] zich ook niet voorzien van een deskundigenoordeel. Omdat hij ook in deze procedure onvoldoende concreet heeft kunnen onderbouwen waarom deze werkzaamheden op de aangeboden plek redelijkerwijs niet van hem verlangd konden worden, gaat de kantonrechter aan die stellingen van [eiser] voorbij.
4.7 Over de periode daarna stelt [eiser] zelf in deze procedure weer dat hij vanaf juni 2008 volledig arbeidsongeschikt was, zodat de conclusie is dat in de periode van twee jaar - hoe vervelend voor [eiser] dat ook is geweest en tot welke door hem evenmin gewenste consequenties dat ook leidde - er sprake is geweest van een zodanige arbeidsongeschiktheid dat [eiser] niet heeft kunnen hervatten in eigen of aangepast werk. Dat komt in de rechtsverhouding tot AutoHaag Zeeuw uiteindelijk voor risico van [eiser], hoezeer ook gedurende twee jaar de loondoorbetalingsverplichting voor AutoHaag Zeeuw is blijven bestaan.
4.8 [eiser] heeft onvoldoende concreet gesteld om welke reden of waardoor de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt of verergerd als gevolg van de hem bij AutoHaag Zeeuw opgedragen werkzaamheden, zodat die stellingen als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
4.9 Na twee jaar en na het eindigen van de loondoorbetalingsverplchting is conform het wettelijk systeem een beëindiging van de arbeidsverhouding in beginsel redelijk te noemen. Mede in acht genomen de inmiddels tussen partijen ontstane verhouding is het streven van AutoHaag naar een einde van het dienstverband niet onbegrijpelijk. Het feit dat er bij het einde van het dienstverband na de twee jaar dat het loon is doorbetaald geen vergoeding is toegekend maakt het ontslag, hoe vervelend voor [eiser] ook, niet kennelijk onredelijk. De vordering van [eiser] dient daarom te worden afgewezen.
4.10 Hetgeen door AutoHaag Zeeuw overigens is aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing zodat die stellingen hier onbesproken kunnen blijven.
4.11 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij zal in acht worden genomen dat hij ten aanzien van de gevorderde loonbetaling geen misbruik heeft gemaakt van procesrecht, zodat hij ten aanzien van dat onderdeel van zijn vordering niet in de kosten kan worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
1 verklaart [eiser] ontvankelijk in zijn vorderingen;
2 wijst de vorderingen af;
3 veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure tot hiertoe aan de zijde van AutoHaag Zeeuw vastgesteld op € 2.100,00 als het aan de gemachtigde van AutoHaag Zeeuw toekomende salaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
4 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.