2.1 Duwo is bezig de doorstroming te bevorderen van studenten die niet meer studeren. Duwo heeft de doorstroming onder meer bevorderd door in een aantal complexen vanaf 1997 te gaan werken met "campuscontracten avant la lettre", hierna: campuscontracten. Duwo doet dit omdat er een groot en structureel tekort is aan betaalbare studentenhuisvesting. Dat tekort zal de komende jaren alleen maar toenemen, ondanks te inspanningen van Duwo en anderen om nieuwe wooneenheden aan de voorraad toe te voegen.
2.2 Duwo heeft er in 2008 voor gekozen om ten aanzien van huurovereenkomsten waarin in de tekst nog niet expliciet rekening is gehouden met de eisen van artikel 7:274 lid 4 BW, deze alsnog onder de werking van dat artikel te brengen.
2.3 Duwo heeft niet de capaciteit om het nieuwe doorstromingsbeleid in één keer in haar hele bezit door te voeren. Daarom heeft Duwo voor een gefaseerde aanpak gekozen. In vier complexen, waarvan twee in Delft, heeft Duwo respectievelijke 20 en 16 huurders zonder campuscontract benaderd en verzocht, indien zij nog student zijn, een campuscontract te aanvaarden of, als zij geen student meer zijn, akkoord te gaan met beëindiging van de huurovereenkomst omdat Duwo de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik, te weten verhuur aan studenten.
De twee complexen in Delft, met in totaal 95 huurders, zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria:
-er dienden zowel ex-studenten als studenten zonder campuscontract gehuisvest te zijn;
-de complexen dienden te samen groot genoeg te zijn om aannemelijk te doen zijn dat niet alle huurders het met de aanpak van Duwo eens zouden zijn;
-de complexen moesten ook weer niet te groot zijn, om te voorkomen dat er een voor Duwo niet te verwerken hoeveelheid rechtszaken zou volgen.
2.4 Duwo maakt onderscheid tussen studenten, ex-studenten en niet studenten. Mede daardoor heeft [gedaagde] haar studentenwoning kunnen huren. De hoedanigheid van student was relevant bij het toewijzen van de woning. Zo heeft [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst een bewijs van inschrijving aan een universiteit of hogeschool moeten laten zien en huurt zij een woning in een complex dat (grotendeels) door studenten wordt bewoont.
2.5 Personen die vóór 2007 als student een woning van Duwo hebben gehuurd, zouden alsnog via de weg van het redelijke aanbod, een campuscontract moeten accepteren. Een persoon die als student een woning heeft verkregen van Duwo zou de huur moeten beëindigen binnen een redelijke termijn na het beëindigen van de studie. Doet die persoon dat niet dan moet Duwo met een beroep op dringend eigen gebruik, te weten de verhuur aan een nieuwe student, de huur op die grond kunnen beëindigen. Het is immers voor de statutaire doelstelling van Duwo van belang de doorstroming van studenten in haar woningvoorraad te kunnen realiseren. Bovendien is er het maatschappelijk belang bij doorstroming van studenten en de voldoende beschikbaarheid van betaalbare woonruimte voor studenten.
2.6 Daarnaast heeft de wetgever het belang van doorstroming in de studentenhuisvesting erkend met het tot stand brengen van de regeling van artikel 7:274 lid 4 BW. In de Memorie van Toelichting op het betreffende wetsontwerp is uitdrukkelijk overwogen dat langs de weg van het redelijke aanbod lopende huurovereenkomsten alsnog op de leest van deze regeling geschoeid zouden kunnen worden. Dan moet men ook lopende huurovereenkomsten, waarbij de huurder al geen student meer is, kunnen beëindigen op grond van dringend eigen gebruik.
2.7 Duwo heeft [gedaagde], die nog als student kan worden aangemerkt, de huurovereenkomst opgezegd op de grond dat zij ten onrechte het redelijke aanbod tot aanvaarding van het campuscontract, heeft verworpen. Er bestaat een grote en dringende behoefte aan huisvesting, specifiek geschikt en bestemd voor studenten. Het bezet houden van dergelijke woonruimte (lang) nadat men geen student meer is, doorkruist de doelstellingen van Duwo om te voorzien in de behoefte aan studentenhuisvesting in belangrijke mate. Duwo heeft een ruime opzegtermijn gehanteerd en hulp aangeboden bij het vergroten van de kansen op de reguliere woningmarkt. [gedaagde] heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.
2.8 Dat er een dringende en grote woningnood onder studenten in Delft bestaat blijkt onder meer uit:
-de groei van studentenaantallen vanaf 2006 ieder jaar groter is dan verwacht,
-zich recent twee HBO-instellingen in Delft hebben gevestigd,
-in de Woonvisie Delft 2008-2020 en Prestatieafspraken Delft 2009-2012 een bouwopgave van 3.600 studentenwoningen is vastgesteld, hetgeen een forse verhoging is van de opgave uit het Convenant Studentenhuisvesting uit 2006 van 1.400 woningen,
-het nieuwbouwprogramma in de afgelopen jaren niet is gerealiseerd,
-er naar noodoplossingen is gezocht, zoals huur in bejaardentehuizen, slooppanden en containerwoningen,
-zij de gemeente Delft heeft verzocht om reguliere huurwoningen te mogen ombouwen tot studentenhuisvesting,
-het Ministerie van VROM Delft onder "zeer gespannen woningmarktgebieden" schaart,
-de TU-Delft een verdere groei-ambitie heeft,
-de gemeente Delft een landelijke bijeenkomst organiseert over de knelpunten in de uitbreiding van het aantal studentenwoningen.
2.9 De door [gedaagde] van Duwo gehuurde woning betreft een voor studenten bestemde woonruimte die [gedaagde] als student heeft betrokken. Het enige dat ontbreekt in onderhavige huurovereenkomsten is een beding als genoemd in artikel 7:274 lid 4 BW. De facto is wel aan de eisen voldaan: het gaat om een voor studenten bestemde woning die na het leegkomen ook weer aan een student zal worden verhuurt.
2.10 Acceptatie van het aanbod heeft geen onmiddellijke nadelige gevolgen voor de huurder. Het leidt ertoe dat Duwo de huurovereenkomst door opzegging kan beëindigen op het moment dat de huurder niet langer als student in de zin van de wet kan worden aangemerkt.
2.11 Indien het aanbod niet als redelijk kan worden aangemerkt dan heeft dat tot gevolg dat er een grote mate van ongelijkheid blijft bestaan tussen studenten die voor de inwerkingtreding van de regeling zijn gaan huren en studenten die daarna zijn gaan huren.
2.12 Bovendien heeft het instemmen met het door Duwo gedane aanbod, pas consequenties in het geval [gedaagde] klaar is met haar studie of op andere wijze een einde komt aan de hoedanigheid van student. Daarna zal de woonruimte bij het wederom beschikbaar komen opnieuw ter beschikking worden gesteld aan een student, maar dan onder verband van een campuscontract.
2.13 Voor het geval de dat vorderingen worden toegewezen dan verzet Duwo zich niet tegen het ingevolge artikel 7:276 lid 1 BW, opleggen van een schadevergoeding bij niet verhuur aan een student. Duwo is bereid [gedaagde] alsnog de gelegenheid te bieden het door aanbod met betrekking tot het campuscontract te aanvaarden.
2.14 Voor het toewijzen van andere passende woonruimte of een verhuiskostenvergoeding is geen plaats. Naast het feit dat de kosten verbonden aan het verhuizen van een studenteninboedel beperkt zijn ligt het verder in de rede dat een studentenwoning op enig moment ook weer wordt verlaten.
2.15 Ingevolge artikel 7:272 lid 1 BW blijft een opgezegde huurovereenkomst van kracht totdat de rechter onherroepelijk op de beëindigingvordering heeft beslist. Uit de op deze regel gevormde rechtspraak blijkt dat deze bepaling geen categorisch verbod inhoudt op uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.16 Duwo maakt uitdrukkelijk geen aanspraak op een proceskostenveroordeling.