ECLI:NL:RBSGR:2011:BP7839

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/27203
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw in verband met mensenhandel

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw. Eiseres had op 14 juli 2008 een tweede aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, nadat haar eerdere aanvraag op 9 juli 2009 was afgewezen. Tijdens de hoorzitting op 16 juli 2008 verklaarde eiseres dat zij in Nederland had ontdekt dat een vrouw in Italië, samen met een reisagent, niet alleen haar, maar ook andere meisjes uit Nigeria naar Europa had gebracht. Eiseres gaf aan dat ze eerder niet alles had kunnen vertellen omdat ze gedwongen werd om te zwijgen. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe informatie over mensenhandel als een novum moest worden beschouwd, wat betekende dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag niet langer geldig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de minister voor Immigratie en Asiel. De rechtbank droeg de verweerder op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de nieuwe feiten. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 805,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09/27203
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 2 februari 2011
in de zaak van:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Nigeriaanse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel, voorheen de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigden: mr E. Söylemez en mr. F.X. Cozijn, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 14 juli 2008 een (tweede) aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 9 juli 2009 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2010 en 19 november 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is op 10 augustus 2010 vertegenwoordigd door mr. E. Söylemez en op 19 november 2010 door mr. F.X. Cozijn.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres heeft eerder, op 22 juni 2006, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 6 juli 2007 afgewezen. Het tegen dit besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 14 februari 2008 (kenmerk: AWB 07/29681) ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 juli 2008 (kenmerk: 200801861/1) is de voormelde rechterlijke uitspraak bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
2.2 Eiseres heeft ter onderbouwing van haar eerdere aanvraag het volgende aangevoerd. Op haar vijfde is eiseres, tegen betaling, uitgehuwelijkt aan de heer [naam], een belangrijke man in het dorp, een juju-man. Op haar tiende heeft haar vader dit aan eiseres verteld. Toen eiseres zestien jaar was, heeft haar oom haar van school gehaald. Deze oom heeft eiseres samen met vijf andere mannen in een auto meegenomen naar het bos, naar het terrein van de heer [naam]. Eiseres is dagelijks door deze man misbruikt. Eiseres werd naar de juju-plaats gebracht waar ze een eed heeft afgelegd. Op een dag kwam een medewerker van de heer [naam] naar haar toe en heeft haar helpen ontsnappen. Eiseres is vervolgens eerst naar haar tante in Agpo en daarna naar het Centre for Democracy gegaan.
2.3 Verweerder heeft de eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen, omdat het asielrelaas van eiseres positieve overtuigingskracht ontbeert en derhalve ongeloofwaardig is.
2.4 Indien het bestuursorgaan in zijn besluit op een herhaalde asielaanvraag artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast, kan niet door het instellen van beroep tegen dat besluit worden bereikt dat de rechter de zaak beoordeelt, als ware het gericht tegen het eerdere besluit. Het door eiseres ingestelde beroep kan slechts leiden tot een beoordeling of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich na het eerdere in rechte onaantastbare besluit, waarbij de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen, geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot heroverweging van dat eerdere besluit nopen.
2.5 De rechtbank beoordeelt ambtshalve of aan de aanvraag van 14 juli 2008 nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. Daaronder moeten worden begrepen feiten en omstandigheden die zijn voorgevallen na het nemen van het eerdere besluit of die niet voor het nemen van dat besluit konden worden aangevoerd en bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden die niet voor het nemen van het eerdere besluit konden worden overgelegd. Dergelijke nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden rechtvaardigen echter geen nieuwe rechterlijke beoordeling, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd kan afdoen aan het eerdere besluit.
2.6 Bij gelegenheid van de tweede aanvraag van 14 juli 2008 verklaart eiseres dat zij asiel aanvraagt omdat ze de eerste keer niet alles heeft verteld. In het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden van 16 juli 2008 verklaart eiseres, samengevat door de hoorambtenaar, dat zij er in Nederland achter is gekomen dat een vrouw in Italië samen met de reisagent niet alleen eiseres, maar ook andere meisjes uit Nigeria naar Europa heeft gebracht. Eiseres verklaart dat zij niet eerder heeft kunnen verklaren, omdat zij gedwongen werd deze dingen niet te vertellen.
Voorts is gebleken dat eiseres getuige is geweest in de zogenoemde Koolviszaak. Deze zaak betreft een landelijk onderzoek van de Dienst Nationale Recherche en de Koninklijke Marechaussee naar mensenhandel vanuit Nigeria. Er is in die zaak veel moeite gedaan om eiseres te laten praten. Dit is eerst gelukt na tussenkomst van een priester. Bij brief van 24 februari 2009 heeft de officier van justitie eiseres in de gelegenheid gesteld de schade op te geven die zij op de verdachte in de Koolviszaak wenst te verhalen en zich te voegen in het strafproces. Uit de brief van 16 maart 2009 van de toenmalige gemachtigde van eiseres blijkt dat eiseres zich inderdaad heeft gevoegd in het strafproces.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt hetgeen blijkt uit het gehoor van 16 juli 2008 en hetgeen zich heeft voorgedaan in de zogenoemde Koolviszaak, in onderlinge samenhang, de conclusie dat eiseres haar asielrelaas voor zover betrekking hebbende op mensenhandel, niet eerder naar voren heeft kunnen brengen omdat zij zich daarvan eerst bewust werd in Nederland en daarover niet in staat was eerder te verklaren. Aldus is de mensenhandel aan te merken als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid als in rechtsoverweging 2.5 bedoeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een aanvraag die door verweerder met toepassing van artikel 4:6 Awb kon worden afgedaan, maar dat sprake is van een nieuw asielrelaas dat door verweerder op de gebruikelijke manier dient te worden beoordeeld.
2.8 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen nu het is genomen in strijd met artikel 4:6 Awb. Verweerder zal worden opdragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.9 De rechtbank wijst ten slotte nog op het volgende. In de zienswijze en in beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij er psychisch slecht aan toe is en dat haar ziektebeeld is verslechterd. Eiseres stelt dat sprake is van een medische noodsituatie. Dit standpunt is onderbouwd met informatie van specialisten waar eiseres onder behandeling staat. Eerst op de zitting van de rechtbank van 10 augustus 2010 heeft verweerder een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA-advies) overgelegd van 20 augustus 2009. De zaak is aangehouden teneinde de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid te stellen hierop schriftelijk te reageren. Namens eiseres is een reactie gegeven op 4 oktober 2010 en ter zitting van de rechtbank op 19 november 2010 heeft de gemachtigde van verweerder verzocht om de zaak opnieuw aan te houden teneinde het inmiddels opnieuw gevraagde BMA-advies af te wachten. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Nu het beroep reeds gegrond is om de in rechtsoverweging 2.7 gegeven reden kan verweerder bij het nemen van een nieuw besluit aandacht besteden aan de medische omstandigheden mede op basis van het laatst gevraagde BMA-advies.
2.10 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 805,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een nadere zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 9 juli 2009;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met in achtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 805,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Oomen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.