ECLI:NL:RBSGR:2011:BP7696

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
350235 FA RK 09-8654 en 349290 FA RK 09-8326
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van geregistreerd partnerschap wegens geestelijke ongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 februari 2011 uitspraak gedaan over de nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap. De man stelde dat hij ten tijde van het aangaan van het partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen, vanwege geestelijke problemen veroorzaakt door dementie of de ziekte van Alzheimer. De rechtbank heeft de stelling van de man onderbouwd met een deskundigenrapport van prof. dr. Ph. Scheltens, die concludeerde dat de man al jaren leed aan een steeds verder vorderende dementie. De vrouw kon geen tegenbewijs leveren en was op de hoogte van de geestelijke toestand van de man op het moment van het aangaan van het partnerschap.

De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet te goeder trouw handelde en dat de geestelijke problemen van de man zodanig waren dat hij niet in staat was om de gevolgen van het geregistreerd partnerschap te overzien. De rechtbank verklaarde het geregistreerd partnerschap met terugwerkende kracht nietig, vanaf de datum van het aangaan ervan. De rechtbank compenseerde de proceskosten, gezien de familierechtelijke aard van de zaak. Het verzoek van de vrouw tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap werd afgewezen, omdat het partnerschap nietig was verklaard en derhalve nooit had bestaan.

De beslissing van de rechtbank is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor wilsbekwaamheid bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap onder de loep neemt, vooral in het licht van geestelijke gezondheidsproblemen. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in dergelijke zaken en de rol van goed vertrouwen in de context van geregistreerd partnerschappen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-8654 en FA RK 09-8326
Zaaknummer: 350235 en 349290
Datum beschikking: 21 februari 2011
Nietigverklaring geregistreerd partnerschap / ontbinding geregistreerd partnerschap
Beschikking op het op 16 oktober 2009 ingekomen, en op 28 mei 2010 gewijzigde, verzoekschrift (350235) van:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. R.A. Kiek te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. P. Arkema-Hummel te Voorburg.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
hierna: de ambtenaar;
en op het op 6 oktober 2009 ingekomen verzoekschrift (349290) van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. P. Arkema-Hummel te Voorburg,
waarbij als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. R.A. Kiek te 's-Gravenhage.
Procedure
Bij beschikking van 28 juni 2010 van deze rechtbank is de behandeling van beide zaken aangehouden. De vrouw is toegelaten tot het leveren van bewijs door middel van een contra-expertise teneinde aan te tonen dat de geestvermogens van de man ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap niet zodanig waren gestoord dat hij niet in staat was om op dat moment zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- een brief d.d. 22 juli 2010 van de zijde van de vrouw;
- een brief d.d. 29 juli 2010, met bijlage, van de zijde van de man;
- een faxbericht d.d. 30 juli 2010 van de zijde van de man;
- een brief d.d. 21 oktober 2010, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
- een brief d.d. 12 november 2010, met bijlagen, van de zijde van de man.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Bij brief van 22 juli 2010 heeft de vrouw de rechtbank meegedeeld dat de contra-expertise zal worden verricht door dr. A. Korzec, psychiater, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, Postbus 9243, 1006 AE Amsterdam.
De man heeft bij brief d.d. 29 juli 2010 een verklaring d.d. 27 juli 2010 van prof. dr.
Ph. Scheltens overgelegd waaruit blijkt op grond van welke documenten prof. dr.
Ph. Scheltens heeft gediagnosticeerd. Op 30 juli 2010 zijn deze documenten door de advocaat van de man aan dr. A. Korzec toegestuurd.
Bij brief van 21 oktober 2010 heeft de vrouw het rapport d.d. 16 oktober 2010 van dr.
A. Korzec overgelegd, op welk rapport op 12 november 2010 door de man schriftelijk is gereageerd.
Hoor en wederhoor
De vrouw heeft -met het oog op hoor en wederhoor- verzocht een termijn te krijgen voor reactie op de reactie van de man d.d. 12 november 2010.
De man heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor en wijst derhalve het verzoek van de vrouw af. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de man bij zijn verzoek een deskundigenrapport heeft overgelegd waarop door de vrouw is gereageerd. De vrouw is vervolgens in de gelegenheid gesteld tot het leveren van tegenbewijs door middel van inschakeling van een contra-expert. De man, op zijn beurt heeft op het rapport van de contra-expert gereageerd.
De rechtbank is van oordeel voldoende te zijn ingelicht om op grond van het dossier op het verzoek van de man (zaaknummer 350235) te kunnen beslissen, zodat een nadere mondelinge behandeling ter terechtzitting achterwege blijft.
De rechtbank overweegt als volgt.
Inhoudelijke beoordeling van het primaire verzoek van de man (zaaknummer 350235)
Het verzoek van de man dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat het tussen partijen geregistreerd partnerschap nietig is op grond van de omstandigheid dat de man ten tijde van het aangaan van dat partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van de door hem afgelegde verklaring te begrijpen wordt opgevat als een verzoek tot nietigverklaring ex artikel 1:69 juncto artikel 80a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De geestvermogens van de man ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap
De man heeft een brief d.d. 24 december 2009 van prof. dr. Ph. Scheltens overgelegd waaruit blijkt dat prof. dr. Ph. Scheltens op verzoek van de man, na bestudering van medische c.q. paramedische documentatie (neuropsychologische testen, klinisch en radiologisch onderzoek) betreffende de man, heeft geconcludeerd dat de man al jaren lijdt aan steeds verder vorderende dementie van het type ziekte van Alzheimer. Volgens prof. dr. Ph. Scheltens blijkt zonneklaar dat er sprake is van een goed gedocumenteerde dementie, begonnen in 2005 met subjectieve klachten, via Mild Cognitive Impairment in 2007 tot dementie in 2008 en verergerend in 2009. Prof. dr. Ph. Scheltens meent dat de geestvermogens van de man op 21 april 2009, toen hij het geregistreerd partnerschap is aangegaan, reeds zodanig gestoord waren dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van de door hem afgelegde verklaring te begrijpen, en (daardoor) in dwaling heeft verkeerd omtrent de betekenis van de toen door hem afgelegde verklaring.
Aan dr. A. Korzec is door de vrouw dezelfde vraag voorgelegd als aan prof. dr. Ph. Scheltens:
"Bent u van mening, althans hoe aannemelijk acht u, dat de geestvermogens van de heer [de man] op 21 april 2009, zijnde het moment dat hij het geregistreerd partnerschap aanging, zodanig gestoord waren dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van de toen door hem afgelegde verklaring te begrijpen, althans in dwaling verkeerde (omtrent de betekenis van de toen door hem afgelegde verklaring)?"
Dr. A. Korzec beantwoordt voorgaande vraag als volgt:
1. Het is aannemelijk dat de heer [de man] op de litigieuze datum leed aan een dementieel syndroom of een mild cognitive impairment, waarbij hij nog net zelfstandig met sociale steun kon functioneren.
2. Het is niet mogelijk om op betrouwbare wijze, zonder de beschikking van een psychiatrisch onderzoek rond de litigieuze datum 21.04.2009, de wilsbekwaamheid van betrokkene achteraf te beoordelen. Het lijkt echter niet erop dat dhr. [de man] op alle onderdelen wilsonbekwaam was.
De man heeft -kort samengevat- gesteld dat de vrouw niet door middel van de contra-expertise heeft aangetoond dat de geestvermogens van de man ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap niet zodanig waren gestoord dat hij niet in staat was om op dat moment zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen. In tegenstelling tot prof. dr. Ph. Scheltens is dr. A. Korzec in essentie tot het oordeel gekomen dat de hem voorgelegde vragen niet kunnen worden beantwoord, aldus de man.
Onder verwijzing naar de beschikking van de rechtbank Utrecht van 24 november 2010 (LJN BO6170) overweegt de rechtbank dat het voor een patiënt met Alzheimer moeilijker zal zijn om de wil te bepalen ten aanzien van een complexe beslissing dan ten aanzien van een dagelijkse beslissing omdat een door de ziekte van Alzheimer aangedaan brein de consequenties van een dergelijke beslissing minder goed zal kunnen overzien. De rechtbank stelt vast dat het aangaan van het geregistreerd partnerschap tussen partijen op
21 april 2009 een complexe beslissing betreft. Immers, dit geregistreerd partnerschap heeft grote gevolgen op het gebied van erfrecht en het fiscaal recht. Het vergt daarom naar het oordeel van de rechtbank meer van iemands beoordelingsvermogen om de gevolgen van een dergelijke overeenkomst te overzien dan van gebruikelijke, dagelijkse beslissingen.
Het is moeilijk om met terugwerkende kracht te bepalen of iemand op een tijdstip in het verleden wilsbekwaam was. Bij de ziekte van Alzheimer past in het algemeen een geleidelijke achteruitgang maar dit kan in een concreet geval anders zijn.
Gelet op de expertise van de door de man geraadpleegde prof. dr. Ph. Scheltens en die van de door de vrouw geraadpleegde dr. A. Korzec, acht de rechtbank de hiervoor genoemde stellige conclusies van prof. dr. Ph. Scheltens van meer gewicht dan de hiervoor vermelde feitelijke non-conclusie van dr. A. Korzec, en is zij van oordeel dat de vrouw niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs op de stelling van de man dat zijn geestvermogens ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap zodanig waren gestoord dat hij niet in staat was om op dat moment zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen. De rechtbank zal dan ook het geregistreerd partnerschap van de man en de vrouw nietig verklaren.
Daarnaast zal de rechtbank het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring van deze beslissing afwijzen, aangezien de declaratoire aard van deze beslissing aan uitvoerbaar bij voorraadverklaring in de weg staat.
De terugwerkende kracht van de nietigverklaring
Blijkens artikel 1:77 BW werkt de nietigverklaring van het geregistreerd partnerschap
-zodra de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan- terug tot het tijdstip van de handeling van het aangaan van het geregistreerd partnerschap, behalve ten aanzien van de te goeder trouw zijnde partner.
De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw niet te goeder trouw heeft gehandeld hetgeen de vrouw betwist.
Volgens prof. dr. Ph. Scheltens staat voor hem vast dat de vrouw voor en/of op
21 april 2009 heeft geweten en/of uit gedragingen van de man heeft begrepen, althans heeft moeten begrijpen, dat hij toen hij het geregistreerd partnerschap aanging niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van de toen door hem afgelegde verklaring te begrijpen. Ook de documentatie wijst volgens prof. dr. Ph. Scheltens in die richting.
Volgens dr. A. Korzec is het niet mogelijk om een conclusie te geven over "de kwader trouw" van de vrouw en zijn er onvoldoende klinische gegevens in de stukken voor een afgewogen oordeel.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld is gebleken dat de vrouw erkent dat de man al in 2005 afwijkend gedrag ging vertonen en dat hij last had van cognitieve problemen. Hoewel de voormalig neuroloog van de man, dr. R.W.M. Keunen, aanvankelijk in de veronderstelling verkeerde dat de problematiek van de man mogelijk werd veroorzaakt door alcoholgebruik, bleek later, uit bezoeken aan de klinisch geriater,
S. Lonterman, de huisarts van de man en de case-manager van de man bij zorginstelling Florence Zorg te 's-Gravenhage, dat de man leed aan de ziekte van Alzheimer. Naar het oordeel van de rechtbank begreep de vrouw op het moment dat zij met de man een geregistreerd partnerschap aanging of had zij behoren te begrijpen, dat de geestelijke problemen van de man veroorzaakt werden door dementie danwel dat hij leed aan de ziekte van Alzheimer, en dat het dientengevolge mogelijk was dat de man bij het aangaan van het geregistreerd partnerschap, een complexe beslissing, niet in staat was om op dat moment zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.
De rechtbank zal het verzoek van de man tot nietigverklaring van het geregistreerd partnerschap met terugwerkende kracht tot het tijdstip van het aangaan van het partnerschap, aangezien de vrouw niet een partner te goeder trouw was, toewijzen.
Het maritaal beslag
De rechtbank zal de man, nu het geregistreerd partnerschap nietig verklaard wordt, niet ontvangen in zijn verzoek tot opheffing van het namens de vrouw gelegde maritaal beslag, nu immers tussen partijen nimmer een goederengemeenschap heeft bestaan en het maritaal alleen om die reden al niet kan zijn gelegd.
De kostenveroordeling
(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Het verzoek van de vrouw tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap (zaaknummer 349290)
Nu het geregistreerd partnerschap wordt nietig verklaard, en derhalve het geregistreerd partnerschap naar het oordeel van de rechtbank nimmer heeft bestaan, heeft de vrouw geen belang bij haar verzoek, zodat de rechtbank dit verzoek om die reden zal afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het op 21 april 2009 gesloten geregistreerd partnerschap van [de man] en [de vrouw], vanaf de datum van het aangaan van het partnerschap, nietig;
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het namens de vrouw gelegde maritaal beslag;
(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J. Verbeek, C.W. de Wit en H. Lenters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2011.