Rechtsoverwegingen
Standpunten van partijen
2.1. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en zij van dit zogenoemde mvv-vereiste evenmin is vrijgesteld. Verweerder heeft het volgende overwogen. Verweerder heeft op grond van artikel 3:71, tweede lid onder l Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 getoetst aan de vraag of sprake is van een situatie waarin het mvv-vereiste niet wordt tegengeworpen, omdat uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder is van mening dat geen sprake is van strijd met artikel 8 EVRM. Weliswaar heeft eiseres gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, maar met het bestreden besluit is geen sprake van inmenging in dit gezinsleven, aangezien in onderhavig geval geen sprake is van beëindiging van rechtmatig verblijf. Daarnaast is op basis van een gemaakte belangenafweging evenmin sprake van een zogenoemde positieve verplichting. Verweerder heeft in dit verband aangegeven dat naast de verplichting van de overheid om zich te onthouden van inmenging in eerdergenoemd recht, er een verplichting op de overheid kan rusten die ertoe leidt dat aan eiseres verblijf dient te worden toegestaan voortvloeiende uit het recht op eerbiediging van het gezinsleven. In dit soort gevallen dient volgens verweerder een redelijke afweging te worden gemaakt tussen de belangen van eiseres enerzijds en het belang van de Nederlandse overheid anderzijds, waarbij de feiten en omstandigheden van het individuele geval in ogenschouw dienen te worden genomen. In onderhavig geval is volgens verweerder het (aangevoerde) persoonlijke belang van eiseres gelegen in het hier te lande uitoefenen van gezinsleven met haar echtgenoot. Het algemeen belang van de Nederlandse overheid is gebaat bij het economisch welzijn van Nederland en het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Naar het oordeel van verweerder dient in onderhavig geval in redelijkheid meer gewicht aan het algemeen belang van de Nederlandse overheid te worden toegekend dan aan de persoonlijke belangen van eiseres. Om die reden bestaat geen verplichting om eiseres verblijf in Nederland toe te staan, aldus verweerder. Verweerder heeft de volgende aspecten in de belangenafweging redengevend geacht. Eiseres is Nederland op enig moment illegaal ingereisd teneinde te trouwen met haar huidige echtgenoot. Daarna is eiseres Nederland nog diverse malen illegaal ingereisd. Eiseres heeft zich eveneens illegaal in Nederland gevestigd na de verlenging van het visum voor kort verblijf en heeft tijdens dit illegaal verblijf invulling gegeven aan het gezinsleven met haar echtgenoot. Verweerder is dienaangaande van oordeel dat de gevolgen van deze keuzes voor rekening en risico van eiseres zijn. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat met bewijsstukken genoegzaam is aangetoond dat bij de uitoefening van het gezinsleven tussen eiseres en haar echtgenoot sprake is van een situatie waarbij de voortdurende aanwezigheid van eiseres in Nederland is vereist, teneinde haar echtgenoot, vanwege zijn medische omstandigheden, mantelzorg te kunnen verlenen heeft verweerder het navolgende overwogen. Verweerder heeft ten aanzien van de diverse, overgelegde bewijsstukken overwogen dat uitsluitend uit de overgelegde brieven van huisarts (…) van 12 november 2007 en 6 december 2007 blijkt dat de echtgenoot afhankelijk zou zijn van intensieve mantelzorg danwel thuiszorg. Daarnaast is bij uitspraak van 16 juni 2008 door de voorzieningenrechter overwogen dat de door eiseres gestelde omvang van de voor haar echtgenoot noodzakelijke zorg evenals de noodzaak van de aanwezigheid van eiseres, onvoldoende is aangetoond c.q. niet genoegzaam met bewijsstukken is onderbouwd. Daarnaast zijn naar het oordeel van verweerder, sinds voornoemde uitspraak, geen overige, aanvullende of actuele bewijsstukken overgelegd waaruit kan blijken dat mantelzorg voor de echtgenoot van eiseres noodzakelijk is, noch is gebleken dat mantelzorg alleen door eiseres kan worden verleend. Bovendien kan volgens verweerder er van uit worden gegaan dat men in Nederland, indien hij op mantelzorg is aangewezen en niet door familieleden of vrienden kan worden verzorgd, kan terugvallen op andere zorg zoals de thuiszorg. Verweerder heeft daarbij overwogen dat ten aanzien van de medische omstandigheden van de echtgenoot van eiseres enkele bewijsstukken bij nota van 15 februari 2010 abusievelijk voor medisch advies aan het Bureau Medische Advisering (BMA) zijn voorgelegd, terwijl het niet mogelijk is om ten behoeve van iemand die de Nederlandse nationaliteit bezit of iemand die op grond van een verblijfsvergunning in Nederland verblijft medisch advies te vragen. Tevens heeft verweerder overwogen dat eiseres hier te lande geen rechtmatig verblijf heeft en dat niet is gebleken, noch is aangevoerd dat eiseres hier te lande een intensief sociaal en/of cultureel leven onderhoudt. Daarentegen heeft verweerder overwogen dat eiseres voldoende sociale, culturele en familiebanden heeft met het land van herkomst. Eiseres is in Brazilië geboren en heeft aldaar het grootste deel van haar leven gewoond. Bovendien is gebleken dat eiseres een dochter van 13 jaar oud heeft die in Brazilië woonachtig is. Verweerder overweegt dat niet is gebleken dat de banden van eiseres met Nederland zo sterk zijn dat van haar in alle redelijkheid niet kan worden verlangd naar Brazilië terug te keren. Voorts weegt volgens verweerder in het nadeel van eiseres in de belangenafweging dat niet is gebleken dat zij zelfstandig en duurzaam over voldoende financiële middelen beschikt om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast is gebleken dat eiseres op 30 april 2010 is aangetroffen als verdachte van (winkel) diefstal. De door haar gepleegde strafbare feiten en het illegaal verblijf hier te lande vormen naar het oordeel van verweerder een inbreuk op de openbare orde. Tenslotte vormt de eventuele aanwezigheid van een objectieve belemmering om het aangevoerde gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen één van de vele wegingsfactoren in de belangenafweging, volgens verweerder. Naar het oordeel van verweerder vormt het bestaan van de objectieve belemmering een zware maar niet noodzakelijkerwijs doorslaggevende wegingsfactor. Aan de aangevoerde omstandigheden die eiseres zouden belemmeren om het aangevoerde gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen kan in onderhavig geval geen doorslaggevend gewicht worden toegekend. Daartoe is het volgende door verweerder overwogen. Eiseres heeft nog banden met Brazilië en niet gebleken is dat haar echtgenoot haar niet zou kunnen volgen naar haar land van herkomst. Daarnaast is uit de overgelegde bewijsstukken niet gebleken dat de echtgenoot van eiseres van mantelzorg afhankelijk is, noch is uit de bewijsstukken gebleken dat mantelzorg alleen door eiseres kan worden verleend. Van een objectieve belemmering om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen is geen sprake volgens verweerder. Tenslotte is verweerder van mening dat geen sprake is van bijzondere hardheid als bedoeld in artikel 3:71, vierde lid, Vb 2000.
2.2. Het ontbreken van een mvv wordt door eiseres niet betwist. Eiseres stelt zich op het standpunt dat een vrijstelling van het mvv-vereiste had moeten worden verleend dan wel dat het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule gehonoreerd had moeten worden. Het uitoefenen van gezinsleven in Brazilië is, in verband met de aandoeningen van haar echtgenoot, waarvoor haar aanwezigheid in Nederland is vereist, niet mogelijk. Verweerder heeft om advies gevraagd bij het BMA en heeft, zonder eiseres of haar gemachtigde hierin te kennen, ervoor gekozen om de nota van BMA niet af te wachten en heeft een besluit genomen, zonder het advies van het BMA af te wachten. Daarmee heeft verweerder volgens eiseres het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het fair playbeginsel geschonden. Een BMA-advies had meer duidelijkheid kunnen geven over de zorgbehoefte van de echtgenoot. Het is evident dat eiseres en haar gemachtigde hebben gewacht op het BMA-advies teneinde daarop te reageren met nadere bewijsstukken. Eiseres stelt zich op het standpunt dat, nu verweerder, zonder eiseres daarin te kennen, besloten heeft om het BMA-advies niet af te wachten, verweerder eiseres tenminste in de gelegenheid had moeten stellen om zelf met medische stukken te komen die het ontbreken van een BMA-advies zouden kunnen vervangen. Indien verweerder eiseres hiertoe in de gelegenheid had gesteld, dan had eiseres een afschrift ingezonden van het Medische Maatschappelijk Werk van de Ommelander Ziekenhuis Groep van 6 mei 2010 en een e-mail van 7 mei 2010 van het Medisch Maatschappelijk werk. Eiseres stelt dat nu verweerder geen BMA-advies heeft gevraagd en haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om stukken in te dienen, de procedure en het bestreden besluit onzorgvuldig zijn voorbereid en het bestreden besluit onvoldoende daadkrachtig is gemotiveerd. Daarnaast is enkel sprake van verdenking van een strafbaar feit (en geen feiten) en vormt het illegaal verblijf geen inbreuk op de openbare orde. Ter ondersteuning van haar standpunt is verwezen naar een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem van 28 juli 2010 (LJN: BN5514).