ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6865
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting en immateriële schadevergoeding
In deze zaak vordert een gedetineerde, aangeduid als [eiser], een schadevergoeding van de Staat der Nederlanden wegens onrechtmatige plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). De rechtbank heeft vastgesteld dat de plaatsing van [eiser] in de EBI gedurende de periode van 29 januari 2008 tot en met 8 juli 2008 onrechtmatig was, omdat de selectiebeslissingen door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) zijn vernietigd. De gedetineerde stelt dat hij als gevolg van deze onrechtmatige plaatsing immateriële schade heeft geleden, onder andere door inhumane en vernederende behandelingen en schending van zijn recht op privacy en bewegingsvrijheid.
De rechtbank heeft de argumenten van de Staat verworpen, die stelde dat er geen causaal verband bestond tussen de onrechtmatige plaatsing en de schade. De rechtbank oordeelde dat de maatregelen die [eiser] in de EBI onderging, zoals frequente fouilleringen en strenge toezichtmaatregelen, een ernstige inbreuk op zijn integriteit vormden. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen die [eiser] in de EBI ervoer, aanzienlijk zwaarder waren dan de toezichtsmaatregelen die hij in een reguliere penitentiaire inrichting zou hebben ondergaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op € 1.500,-. De Staat werd ook veroordeeld in de proceskosten, die tot op dat moment op € 1.205,50 waren begroot. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.M. Boone op 23 februari 2011.