ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6452
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van vreemdeling naar China en recht op rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 februari 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister voor Immigratie en Asiel, waarbij aan eiseres, een Chinese nationaliteit hebbende vreemdeling, de maatregel van bewaring is opgelegd. Eiseres had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat op 2 februari 2011 was genomen. De rechtbank heeft de openbare behandeling van het beroep op 10 februari 2011 gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. S.C. van Paridon, en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk in de Chinese taal aanwezig.
De rechtbank overwoog dat, ondanks de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden, er geen reden was om aan te nemen dat er geen zicht op uitzetting naar China was. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat de Chinese autoriteiten bereid zijn om een reisdocument te verstrekken, mits de vreemdeling volledige en juiste informatie verstrekt. De rechtbank merkte op dat er sinds 8 december 2010 geen contact meer was geweest met de Chinese autoriteiten op hoog ambtelijk niveau, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting was.
Eiseres had geen concrete feiten aangedragen die erop wezen dat het lopende laissez-passeronderzoek bij de Chinese autoriteiten niet binnen een redelijke termijn tot afgifte van een reisdocument zou leiden. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was toegepast en dat er geen schending van het recht op rechtsbijstand had plaatsgevonden. Eiseres had immers geen bezwaar gemaakt tegen het ontbreken van haar advocaat tijdens de gehoren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2011.