ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6076

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
384869 - FA RK 11-237
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een echtscheidingsconvenant en verdeling van schulden na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2011 uitspraak gedaan over de vernietiging van een echtscheidingsconvenant. Het verzoekschrift was ingediend door de vrouw, die stelde dat het convenant, dat op 8 juli 2010 was opgesteld, tot stand was gekomen door dwaling en misbruik van omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 4 augustus 2010 door de rechtbank Amsterdam was uitgesproken en dat de echtscheidingsbeschikking op 9 augustus 2010 was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huwelijksgemeenschap van partijen per 9 augustus 2010 van rechtswege was ontbonden, en dat de verzoeken tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant en de verdeling van de schulden van partijen aan de orde waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een zaak als deze met een verzoekschrift in te leiden, waardoor de procedure volgens de regels van de dagvaardingsprocedure moest worden voortgezet. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de zaak op 23 maart 2011 ter rolzitting van de civiele kamer zou worden uitgeroepen. De vrouw werd opgedragen om de man bij exploot aan te zeggen dat de zaak op de genoemde zitting zou worden uitgeroepen, en hem het inleidende processtuk te doen betekenen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte procedurele aanpak bij verzoeken tot vernietiging van echtscheidingsconvenanten en de verdeling van schulden, en bevestigt dat de rechtbank bevoegd is om te beslissen over de voortzetting van de procedure in overeenstemming met de geldende regels.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 11-237
Zaaknummer: 384869
Datum beschikking: 2 februari 2011
Vernietiging echtscheidingsconvenant
Beschikking op het op 9 november 2010 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats A],
advocaat: mr. T. Dreiling te Leiderdorp.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats B].
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- het faxbericht d.d. 13 december 2010 van de zijde van de vrouw.
Verzoek
Het verzoekschrift strekt er - kort weergegeven - toe:
1a. primair: te verklaren voor recht dat het echtscheidingsconvenant d.d. 8 juli 2010 door dwaling c.q. misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen en het echtscheidingsconvenant te vernietigen op grond van dwaling c.q. misbruik van omstandigheden;
1b. subsidiair: te verklaren voor recht dat de bij voornoemd echtscheidingsconvenant vastgestelde verdeling van de schulden nietig is wegens benadeling van de vrouw voor meer dan een kwart;
2a. primair: over te gaan tot verdeling van de schulden van partijen conform het voorstel van de vrouw;
2b. subsidiair: partijen te veroordelen om over te gaan tot verdeling van de schulden, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon;
3. de man te veroordelen in de kosten van het geding;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1. Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, voor zover hier van belang, bepaald dat de regeling, zoals tussen partijen is overeengekomen in het aan die beschikking gehechte convenant, als in de beschikking herhaald en ingelast wordt beschouwd en deel uitmaakt van die beschikking.
3. De echtscheidingsbeschikking is op 9 augustus 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Beoordeling
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. De huwelijksgemeenschap van partijen is per 9 augustus 2010 van rechtswege ontbonden.
Ingevolge artikel 261, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden alleen die zaken met een verzoekschrift ingeleid ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.
Op grond van het bepaalde in artikel 827, eerste lid, sub b Rv kan de rechter ingeval de echtscheiding wordt uitgesproken als nevenvoorzieningen voorzieningen treffen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap. Alsdan zijn ingevolge het bepaalde in artikel 677, vierde lid, Rv de bepalingen van de vijfde afdeling (de artikelen 677-680 Rv) van overeenkomstige toepassing. Die situatie doet zich in dezen niet voor. In dezen is de ontbinding van de huwelijksgemeenschap een feit en zijn aan de orde zelfstandige verzoeken tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant en "verdeling" van de schulden van partijen, oftewel bepaling van de wijze waarop de schulden die zijn aangegaan voor ontbinding van de huwelijksgemeenschap onderling dienen te worden gedragen. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een zaak als de onderhavige met een verzoekschrift in te leiden, zodat deze met een dagvaarding had moeten worden ingeleid. De rechtbank zal derhalve, gezien het bepaalde in artikel 69 Rv, beslissen als na te melden.
Beslissing
De rechtbank:
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
bepaalt dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolzitting van de civiele kamer van deze rechtbank van 23 maart 2011;
beveelt de vrouw om de man bij exploot aan te zeggen dat de zaak op voornoemde zitting zal worden uitgeroepen, en hem daarbij het inleidende processtuk te doen betekenen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, bijgestaan door mr. J.M.A.L. de Backer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2011.