ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6076
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. Ritsema van Eck-van Drempt
- J.M.A.L. de Backer
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een echtscheidingsconvenant en verdeling van schulden na echtscheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2011 uitspraak gedaan over de vernietiging van een echtscheidingsconvenant. Het verzoekschrift was ingediend door de vrouw, die stelde dat het convenant, dat op 8 juli 2010 was opgesteld, tot stand was gekomen door dwaling en misbruik van omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 4 augustus 2010 door de rechtbank Amsterdam was uitgesproken en dat de echtscheidingsbeschikking op 9 augustus 2010 was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huwelijksgemeenschap van partijen per 9 augustus 2010 van rechtswege was ontbonden, en dat de verzoeken tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant en de verdeling van de schulden van partijen aan de orde waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een zaak als deze met een verzoekschrift in te leiden, waardoor de procedure volgens de regels van de dagvaardingsprocedure moest worden voortgezet. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de zaak op 23 maart 2011 ter rolzitting van de civiele kamer zou worden uitgeroepen. De vrouw werd opgedragen om de man bij exploot aan te zeggen dat de zaak op de genoemde zitting zou worden uitgeroepen, en hem het inleidende processtuk te doen betekenen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte procedurele aanpak bij verzoeken tot vernietiging van echtscheidingsconvenanten en de verdeling van schulden, en bevestigt dat de rechtbank bevoegd is om te beslissen over de voortzetting van de procedure in overeenstemming met de geldende regels.