ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5706

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/38968
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag verlenging verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft eiser, van Marokkaanse nationaliteit, op 5 juli 2010 een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag werd op 16 september 2010 door de minister voor Immigratie en Asiel afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 8 november 2010 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser op 9 november 2010. De rechtbank heeft de zaak op 1 februari 2011 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat het niet voldoen aan de leges door eiser niet aan hem kon worden toegerekend, aangezien de handelingen van de bewindvoerder, die door de Staat was aangesteld, niet voor rekening van eiser komen. De rechtbank stelde vast dat de eerste acceptgiro voor de leges op 11 juli 2010 was verzonden, maar dat eiser deze niet had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de minister niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht in de behandeling van de aanvraag, omdat er geen adequate reactie was gegeven op de brief van de bewindvoerder van 7 september 2010.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 8 november 2010 en bepaalde dat de minister opnieuw op het bezwaar moest beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht worden vergoed. De rechtbank gaf de minister de opdracht om te beoordelen of aan de overige voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag was voldaan, en stelde dat indien dat het geval was, de minister het besluit in primo diende te herroepen en eiser opnieuw de gelegenheid moest geven om de verschuldigde leges te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 10/38968
Uitspraak
in het geding tussen:
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer], eiser,
gemachtigde mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht;
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. L.H.C. de Vries,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1. Procesverloop
Op 5 juli 2010 heeft eiser een aanvraag om verlenging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking conform beschikking minister ingediend. Bij besluit van 16 september 2010 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 12 oktober 2010 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 8 november 2010 ongegrond verklaard.
Bij brief van 9 november 2010 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 9 december 2010. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 1 februari 2011 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. R. Veerkamp, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting is het geschil beperkt tot de vraag of het niet hebben voldaan van de leges, op grond waarvan verweerder de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, aan eiser kan worden toegerekend.
2.2 Eiser heeft aangevoerd dat het voor rekening van eiser laten van handelingen die door een gemachtigde zijn verricht enkel betrekking heeft op gemachtigden die door de betrokkene zelf zijn gekozen. Hier gaat het echter om een gemachtigde, een bewindvoerder, die door de Staat is aangesteld, in welk geval de gevolgen van een foute keuze door deze gemachtigde niet voor rekening van eiser komen. Eiser heeft verder verwezen naar hetgeen in bezwaar is aangevoerd. Ter zitting heeft hij ter nadere onderbouwing daarvan aangevoerd dat de eerste acceptgiro nimmer is ontvangen. Dat kan zijn oorzaak vinden in het feit dat eiser rond die tijd een tweede bewindvoerder heeft gekregen. Verweerder heeft in ieder geval niet gereageerd op de brief van die tweede bewindvoerder van 17 augustus 2010, wat in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.3 De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser de vereiste leges niet heeft voldaan. Ten aanzien van het ontvangen van de eerste acceptgiro overweegt de rechtbank dat in een in het dossier opgenomen uitdraai van het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB) staat dat de eerste acceptgiro is verzonden op 11 juli 2010. De rechtbank ziet geen aanleiding niet van de juistheid van hetgeen in deze uitdraai is opgenomen uit te gaan. Nu eiser zijn stelling dat de acceptgiro niet is ontvangen niet van een onderbouwing heeft voorzien, moet het ervoor worden gehouden dat de eerste acceptgiro is verzonden en ontvangen.
2.4 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is woonachtig op het adres Laan van Vollenhove 693 te Zeist. In 2005 is over eiser meerderjarigenbewind ingesteld. Op 5 juli 2010 heeft eiser een aanvraag om verlenging van de aan hem verleende verblijfsvergunning ingediend. Op 11 juli 2010 is door het CJIB een acceptgiro verzonden naar het hiervoor genoemde adres voor het voldoen van de leges. Omdat eiser onder meerderjarigenbewind was gesteld, is de acceptgiro automatisch doorgestuurd naar zijn bewindvoerder. Het legesbedrag is niet voldaan. Op 17 augustus 2010 is de definitieve wettelijke schuldsaneringsregeling op eiser van toepassing verklaard en is een tweede bewindvoerder aangesteld, de heer [de man]. Ook op 17 augustus 2010 heeft het CJIB een aanmaning aan het adres van eiser gestuurd, die automatisch is doorgestuurd aan de heer [de man]. De heer [de man] heeft per brief van 7 september 2010, gericht aan het CJIB, op deze aanmaning gereageerd. Op 5 september 2010 heeft het CJIB aan verweerder bericht dat de leges niet zijn voldaan.
2.5 Ten aanzien van de rol van het CJIB in een aanvraag als de onderhavige is in de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) onder B1/9.6.1 het volgende opgenomen:
Het innen van de leges geschiedt door het CJIB, welke organisatie ten behoeve van verweerder administratieve ondersteuning verleent bij de inning van de legesgelden. Op grond van de door de IND verstrekte gegevens wordt vervolgens door het CJIB binnen zes werkdagen een factuur met een acceptgiro vervaardigd die aan de vreemdeling wordt toegezonden. Deze factuur betreft tevens de ontvangstbevestiging van de aanvraag. De aanvrager wordt daarbij een termijn gesteld van vier weken om het legesbedrag te voldoen. Indien hij de leges na ommekomst van deze periode niet heeft betaald, dan wordt door het CJIB een aanmaning gestuurd om binnen twee weken alsnog te betalen. Deze aanmaning geldt als het bieden van gelegenheid tot herstel van verzuim.
Nadat het CJIB aan de IND heeft bericht dat voor de betreffende aanvraag de volledige leges zijn ontvangen, wordt de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier of tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ter hand genomen, mits aan de overige voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag wordt voldaan.
Indien de verschuldigde leges ter afdoening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet of niet volledig zijn betaald, meldt het CJIB dit aan de IND na het verstrijken van de betalingstermijn.
2.6 Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld niet op de hoogte te zijn van de brief van de heer [de man] van 7 september 2010. Deze brief is ook niet aan verweerder maar aan het CJIB gezonden.
2.7 Voor zover verweerder al zou moeten worden gevolgd in zijn stelling dat handelingen van de bewindvoerder [de man] aan eiser moeten worden toegerekend, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de brief van 7 september 2010 volgt dat de heer [de man] de acceptgiro heeft aangemerkt als een vordering op eiser en deze acceptgiro overeenkomstig heeft behandeld. Dat deze opvatting onvoldoende recht doet aan de feitelijke situatie en voor eiser nadelige gevolgen kan hebben staat buiten kijf. Het beginsel van bestuur dat eist dat een besluit met de nodige zorgvuldigheid wordt voorbereid en genomen brengt dan mee dat de bewindvoerder over de feitelijke situatie wordt geïnformeerd. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat het CJIB op de brief van 7 september 2010 heeft gereageerd of de brief heeft doorgezonden naar verweerder, dan wel van deze brief melding heeft gemaakt bij verweerder. Uit het dossier blijkt enkel dat verweerder op 5 september 2010 is geïnformeerd dat de leges naar aanleiding van de aanmaning niet waren voldaan. Hoewel verweerder niet op de hoogte lijkt te zijn geweest van de brief van 7 september 2010, kan het uitblijven van een reactie op deze brief wel aan verweerder worden toegerekend. Waar verweerder ervoor heeft gekozen de administratieve ondersteuning te laten uitvoeren door het CJIB, dienen fouten die door het CJIB zijn gemaakt voor rekening van verweerder te komen. Aldus heeft verweerder de vereiste zorgvuldigheid niet in acht genomen.
2.8 Nu dit in het bestreden besluit niet is onderkend, is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust het besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is daarmee genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb, zodat het beroep gegrond zal worden verklaard en het besluit zal worden vernietigd.
2.9 Het besluit in primo is buiten behandeling gesteld. Dat brengt mee dat indien daartegen bezwaar wordt gemaakt, in bezwaar ex-tunc wordt getoetst of de aanvraag buiten behandeling gesteld had kunnen worden. Gelet op het voorgaande kon dat niet. Omdat een dergelijk gebrek gelet op de ex-tunc-toetsing in bezwaar niet anders kan worden geheeld dan door het bezwaar gegrond te verklaren en het besluit in primo te herroepen, kan de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf het besluit in primo herroepen. De rechtbank zal dat in dit geval met het oog op de finale beslechting van het geschil echter niet doen. In het beleid als onder rechtsoverweging 2.5 opgenomen staat namelijk dat als de volledige leges zijn ontvangen, de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier in behandeling wordt genomen, mits aan de overige voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag wordt voldaan. Of aan de overige voorwaarden in vorenbedoelde zin is voldaan, kan de rechtbank niet beoordelen. De rechtbank geeft verweerder dan ook mee te beoordelen of aan de overige voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag is voldaan. Is dat het geval dan is aangewezen dat verweerder het besluit in primo herroept en eiser opnieuw in de gelegenheid stelt de verschuldigde leges te voldoen.
2.10 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift, , 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437,--; wegingsfactor 1). Verweerder zal worden gelast het betaalde griffierecht te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 november 2010;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,--, te voldoen aan eiser;
- gelast dat verweerder het griffierecht ad € 150,-- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.C. Hangx, rechter, en door hem en drs. M.P. de Zwart als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2011.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.