ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5498

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/3196 ZW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting en terugvordering van ZW-uitkering wegens niet-nakoming inlichtingenverplichting bij exploitatie hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de korting en terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 31 maart 2010, waarin zijn ZW-uitkering per 14 april 2008 werd gekort en een bedrag van € 16.917,44 aan te veel ontvangen ZW-uitkering werd teruggevorderd. De rechtbank diende te beoordelen of verweerder terecht deze terugvordering had gehandhaafd.

De achtergrond van de zaak betreft de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning van eiser door de politie Haaglanden op 6 april 2009. Eiser was eerder veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de hennepteelt in de periode van 1 december 2008 tot en met 5 april 2009. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn inlichtingenverplichting op grond van artikel 49 van de ZW niet of niet behoorlijk was nagekomen, doordat hij geen melding had gemaakt van de exploitatie van de hennepkwekerij en de daaruit verkregen inkomsten.

De rechtbank concludeerde dat de bevindingen van het Onderzoeksrapport werknemersfraude, dat was gebaseerd op het politieonderzoek, voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van eiser bij de hennepkwekerij en de onterecht ontvangen ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de ZW-uitkering had gekort en het onverschuldigd betaalde bedrag had teruggevorderd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de verplichting van verzekerden om relevante informatie te delen met het Uwv en de gevolgen van het niet-nakomen van deze verplichting, met name in gevallen van fraude of onrechtmatige voordelen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/3196 ZW
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[eiser], wonend te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. A.H. Westendorp, advocaat te Den Haag
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.
I PROCESVERLOOP
Bij besluit van 18 november 2009 heeft verweerder de aan eiser ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekende uitkering per 14 april 2008 gekort en het over de periode van 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 onverschuldigd betaalde bedrag van € 16.917,44 bruto teruggevorderd.
Bij besluit van 31 maart 2010 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 april 2010, ingekomen bij de rechtbank op 4 mei 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 2 december 2010 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.H. Westendorp, voornoemd.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [X].
II OVERWEGINGEN
Aan eiser is vanaf 21 december 2006 een uitkering ingevolge de ZW toegekend.
Op 6 april 2009 is door de politie Haaglanden op het woonadres van eiser een hennepkwekerij aangetroffen.
Bij vonnis van 28 januari 2010 is eiser veroordeeld in verband met de hennepteelt in zijn woning in de periode van 1 december 2008 tot en met 5 april 2009 en is ter ontneming van het door eiser verkregen wederrechtelijk voordeel de verplichting opgelegd aan de Staat een bedrag van € 12.500, -- te betalen.
Bij besluit van 31 maart 2010 heeft verweerder, beslissend op bezwaar, het besluit van 18 november 2009, inhoudende dat de ZW-uitkering van eiser per 14 april 2008 wordt gekort en dat een bedrag van € 16.917,44 aan te veel ontvangen ZW-uitkering van eiser wordt teruggevorderd, gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het Onderzoeksrapport werknemersfraude zaaknummer [nummer] van inspecteur [inspecteur], ondertekend op 14 oktober 2009, waarbij bij het bepalen van de periode van de hennepteelt en de hoogte van de daaruit voortvloeiende inkomsten is uitgegaan van het rapport van het onderzoek van de Politie Haaglanden van 1 mei 2009. Op basis van het politieonderzoek werd het aannemelijk geacht dat eiser betrokken was bij de hennepkwekerij in zijn woning en hij daaruit een wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
In beroep betwist eiser primair dat hij in de periode van 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 betrokken is geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij. Eiser heeft medio december 2008 de bovenverdieping van zijn woning verhuurd. Door de Politie Haaglanden is op 6 april 2009 een hennepkwekerij aangetroffen. Degenen die zijn bovenverdieping huren hebben zonder zijn medeweten en toestemming de hennepkwekerij opgericht. Van schending van zijn inlichtingenverplichting is dan ook geen sprake.
Subsidiair heeft eiser gesteld dat uit het vonnis van de Politierechter van 28 januari 2010, waarin bewezen is verklaard dat hij zich in de periode van 1 december 2008 tot en met 5 april 2009 schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, volgt dat hij uitsluitend in de periode van 1 december 2008 tot 6 april 2009 een hennepkwekerij in zijn woning heeft gehad. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een langere periode van het exploiteren van een hennepkwekerij in zijn woning en daaruit wederrechtelijk voordeel zou hebben genoten.
Gelet hierop dient de rechtbank in dit geding de vraag te beantwoorden of verweerder terecht zijn terugvordering van het bedrag aan ZW-uitkering over de periode vanaf 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 tot een bedrag van € 16. 917,44 bruto heeft gehandhaafd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de ZW, voor zover thans van belang, wordt het ziekengeld, dat als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 31 van de ZW onverschuldigd is betaald, teruggevorderd. Ingevolge het vierde lid kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Op grond van artikel 49 van de ZW, voor zover thans van belang, is de verzekerde verplicht aan het Uwv op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van een door hem aangevraagde of aan hem toegekende ziekengelduitkering.
De rechtbank heeft geen aanleiding om de bevindingen en conclusies van het Onderzoeksrapport werknemersfraude van 14 oktober 2009 in twijfel te trekken. Uit dit onderzoek, waarbij mede gebruik is gemaakt van het rapport van de Politie Haaglanden van 1 mei 2009 over de berekening van het door eiser wederrechtelijk verkregen voordeel, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat eiser in de periode van 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 betrokken is geweest bij de exploitatie van de hennepkwekerij in zijn woning en daaruit inkomsten heeft genoten, die hij niet heeft gemeld bij verweerder. Daarbij heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser gekort en teruggevorderd over de periode waarvan energieleverancier Eneco Netbeheer B.V. heeft geconcludeerd dat de hennepkwekerij in werking is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het een inzichtelijke onderbouwing van de berekende periode waarin volgens verweerder sprake is geweest van een in werking zijnde hennepkwekerij. Anders dan eiser heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op de bevindingen van Eneco heeft gebaseerd. Voorts heeft eiser geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij geen inkomsten uit de hennepkwekerij heeft verkregen. Evenmin is gebleken dat de betreffende medewerker van Eneco niet deskundig kan worden geacht. De stelling van eiser dat Eneco een eigen belang heeft kan niet aan afdoen aan de deskundigheid van de medewerker van Eneco.
De omstandigheid dat de politierechter eiser heeft veroordeeld van overtreding van de Opiumwet in de periode van 1 december 2008 tot en met 5 april 2009 brengt niet met zich dat ook de bestuursrechter in zijn beoordeling van een besluit ter uitvoering van de ZW uitsluitend van deze periode zal hebben uit te gaan. Nog daargelaten dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep aan een strafrechtelijke beslissing in een bestuursrechtelijke procedure geen beslissende betekenis toekomt, moet immers worden vastgesteld dat uit het onderzoek voldoende valt af te leiden dat terugrekenend vanaf 6 april 2009 eiser uit de hennepkwekerij voortvloeiende inkomsten sinds 14 april 2008 heeft genoten.
De rechtbank concludeert dat eiser door geen melding te maken van de exploitatie van een hennepkwekerij in zijn woning en de daaruit verkregen inkomsten in de periode van 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 de op hem rustende inlichtingenverplichting van artikel 49 van de ZW niet of niet behoorlijk is nagekomen. Het hiervoor genoemde nalaten van eiser heeft geleid tot het ten onrechte verlenen van ZW-uitkering. Verweerder was dan ook gehouden, over te gaan tot anticumulatie van de door eiser ontvangen inkomsten met het verleende ziekengeld. Aangezien eisers uitkering over de periode van 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 terecht is gekort, was verweerder gelet op artikel 33 van de ZW in beginsel gehouden om tot terugvordering van de aan eiser onverschuldigd betaalde ZW-uitkering in die perioden over te gaan. Evenmin zijn feiten of omstandigheden gebleken die verweerder ertoe hadden moeten bewegen vanwege dringende redenen van anticumulatie of terugvordering over de hiervoor genoemde periode van 14 april 2008 tot en met 17 december 2008 af te zien.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit van 31 maart 2010 op de juiste gronden tot stand is gekomen.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III BESLISSING
De rechtbank ’s-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Schaffels, in tegenwoordigheid van de griffier A. Jansen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.