Parketnummer 09/758038-10
Datum uitspraak: 21 februari 2011
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Breda”, locatie
“De Boschpoort” te Breda.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 september 2010, 14 december 2010,
31 januari 2011, 3 februari 2011, 4 februari 2011 en 7 februari 2011.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich geen benadeelde partijen gevoegd.
De officieren van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling en mr. H. Mol hebben gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 10 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 5 juni 2007 te
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
met dat opzet:
(van/bij/tegen) die [slachtoffer 1]
- (in de lift bij zijn woning) vastgepakt en tegen te achterkant van de lift
gedrukt en/of
- een of meermalen met een pistool, althans met een hard voorwerp, op het
hoofd geslagen en/of
- een hand voor de mond gehouden en/of
- de handen geboeid en/of
- de mond en/of het hoofd getaped en/of
- de huissleutel(s) afgepakt en/of
- in zijn woning geduwd en/of in een stoel gezet en/of
- een handdoek over het hoofd gegooid en/of
- hebben gezegd dat zij C4 aan zijn been zouden plakken en dat hij daarmee
naar zijn werk zou moeten gaan en/of dat zij zijn vinger er af zouden
snijden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- gedurende de nacht en/of de daarop volgende dag niet toegestaan om de woning
te verlaten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 5 juni 2007 te
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoff[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van een bankpas en/of een (pin)code en/of (een) sleutel(s) en/of
(een) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas
en/of een (pin)code en/of (een) sleutel(s) en/of (een) geldbedrag(en), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoff[slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
(van/bij/tegen) die [slachtoffer 1]:
- (in de lift bij zijn woning) vast te pakken en te drukken tegen te
achterkant van de lift en/of
- te slaan met een pistool, althans met een hard voorwerp en/of
- de handen te boeien en/of
- de mond en/of het hoofd te tapen en/of
- de huissleutel(s) af te pakken en/of
- in zijn woning te duwen en/of in een stoel te zetten en/of
- een handdoek over zijn hoofd te gooien en/of
- te zeggen 'waar is je bankpas, dan is het wel in orde' en/of
- te zeggen dat zij C4 aan zijn been zouden plakken en dat hij daarmee naar
zijn werk zou moeten gaan en/of dat zij zijn vinger er af zouden snijden,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- te vragen naar zijn pincode;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2007 tot en met 6 juni 2007 te
Hoofddorp en/of Heemstede, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een)
geldbedrag(en) (van in totaal 1000,- euro), geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht
door middel van (een) valse sleutel(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de wederrechtelijk
verkregen pinpas van voornoemde [slachtoffer 1] in een pinautomaat ingevoerd en/of
vervolgens de van die [slachtoffer 1] wederrechtelijk verkregen pincode ingetoetst;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2007 tot en met 6 juni 2007 te
Hoofddorp en/of Heemstede en/of Amsterdam, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht
door middel van (een) valse sleutel(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de wederrechtelijk
verkregen pinpas van voornoemde [slachtoffer 1] in een pinautomaat ingevoerd en/of
vervolgens de van die [slachtoffer 1] wederrechtelijk verkregen pincode ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 6 juni 2007 te
Hoofddorp en/of 's Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goeder(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van een valse sleutel, te weten: een wederrechtelijk verkregen pinpas en/of
(pin)code,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- met behulp van internetbankieren, meerdere, althans een of meer
betalingsopdracht(en) en/of overboekingsopdracht(en) heeft/hebben
gegeven/gedaan ter betaling en/of overboeking van (een) geldbedrag(en) van
de (spaar)rekening ten name van voornoemde [slachtoffer 1] (nr. [rekening 1]) naar de
(rekening-courant)bankrekening ten name van voornoemde [slachtoffer 1] (nr.
[rekening 2]) en/of daarbij een wederrechtelijk verkregen code heeft
ingevoerd en/of
- met behulp van internetbankieren, meerdere, althans een of meer
betalingsopdracht(en) en/of overboekingsopdracht(en) heeft/hebben
gegeven/gedaan ter betaling en/of overboeking van (een) geldbedrag(en) van
een spaarrekening en/of (rekening-courant)bankrekening op naam van
voornoemde [slachtoffer 1] naar een andere bankrekening (onder andere van de Postbank
nr. [nummer ], ten name van [medeverdachte A]), en/of daarbij een
wederrechtelijk verkregen code heeft ingevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 5 juni 2007 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het
hoofd van die [slachtoffer 3] gedrukt/gehouden en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] geboeid/getaped en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gezegd 'if you move, we shoot you'
en/of dat ze op de grond moesten gaan liggen en niet moesten bewegen, omdat
ze anders zouden worden neergeschoten, althans (telkens) woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Ter berechting gevoegd de zaak met parketnummer 655471-10
hij op of omstreeks 4 juli 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te
Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4], in elk geval een persoon
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat
opzet
- een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] gezet en/of onder bedreiging van
dat (een) vuurwapen,althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen die [slachtoffer 4]
gezegd dat hij in een (gereedstaande) bestelbus moest stappen en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) bij zijn schouders, in elk geval het lichaam
(vast)gepakt en/of (vervolgens) (met geweld) in die bestelbus
geduwd/gewerkt en/of
- de handen/polsen van die [slachtoffer 4] vast getaped en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] gezegd: "Als je schreeuwt, schieten we je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 4] in die bestelbus tegen/op de grond van die bestelbus
gegooid/geduwd en/of
- vervolgens is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met die [slachtoffer 4] in die
bestelbus weggereden,
aldus voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie doen ontstaan;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 4 juli 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om ongeveer 01.14
uur, in elk geval tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd op of aan de
openbare weg: de [straat 1], in elk geval een openbare weg, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto
(merk [..], met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of van "[vof] VOF", in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat die [slachtoffer 4] voornoemde personenauto
had verlaten)
- een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezet en/of onder
bedreiging van dat (een) vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij in een (gereedstaande) bestelbus
moest stappen en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) bij zijn schouders, in elk geval het lichaam
heeft/hebben (vast)gepakt en/of (vervolgens) (met geweld) in die bestelbus
geduwd/gewerkt en/of
- de handen/polsen van die [slachtoffer 4] heeft/hebben vast getaped en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd: "Als je schreeuwt, schieten we
je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 4] in die bestelbus tegen/op de grond van die bestelbus heeft/hebben
gegooid/geduwd en/of
- vervolgens is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met die bestelbus
weggereden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 4 juli 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of
Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de
afgifte van een bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of de bij de
bankpas behorende pincode, in elk geval van enig goed,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-ëeigening een geldbedrag ter waarde
van ongeveer 2000,- Euro, in elk geval een geldbedrag in elk geval enig goed,
heeft weggenomen welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld met geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolende te verzekeren
zijnde dat geldbedrag en/of die bankpas en/of die bij de bankpas behorende
pincode geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezet en/of onder
bedreiging van dat (een) vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij in een (gereedstaande) bestelbus
moest stappen en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) bij zijn schouders, in elk geval het lichaam
heeft/hebben (vast)gepakt en/of (vervolgens) (met geweld) in die bestelbus
geduwd/gewerkt en/of
- de handen/polsen van die [slachtoffer 4] heeft/hebben vast getaped en/of
- die [slachtoffer 4] in die bestelbus tegen/op de grond van die bestelbus heeft/hebben
gegooid/gewerkt en/of
- vervolgens is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met die bestelbus
weggereden en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd "heb je geld bij je" en/of "dit
is niet genoeg" en/of "geef je bankpassen" en/of "wat is de (pin)code" en/of
"niet liegen" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
op of omstreeks 4 juli 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tijdens
de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-ëigening
een geldbedrag ter waarde van 1250,- Euro, in elk geval een geldbedrag, in
elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, heeft weggenomen geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) dat geldbedrag onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel
van het gebruik van een valse sleutel, te weten het gebruik maken van de
bankpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer]) en de bij die pas behorende
pincode;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 4 juli 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen
die [slachtoffer 4] gezegd:
- "Als je aangifte doet komen wij er wel achter en dan komen we je weer
opzoeken. Dan niet om geld te halen maar om je dood te schieten" en/of
- "Als wij de gevangenis in moeten, komen wij niet voor het geld, maar om jou
dood te schieten",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht – met de officieren van justitie en de raadsman – op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 10 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Standpunt van het openbaar ministerie en de verdediging.
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 heeft begaan.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het Schaats-onderzoek.
Inleiding
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, gaat de rechtbank uit van onder meer het volgende – verkort en zakelijk weergegeven:
1. op 4 juni 2007 in het begin van de avond bevond de heer [slachtoffer 1] zich in de lift op weg naar zijn woning op de 6e etage van de flat aan de [straat 2] te Den Haag; op de 5e etage stopte de lift en stapten twee personen in; vervolgens werd [slachtoffer 1] met een vuurwapen op zijn hoofd geslagen, overmeesterd en geboeid en om zijn mond en hoofd werd tape gewikkeld; de daders pakten van [slachtoffer 1] zijn huissleutel en [slachtoffer 1] werd naar zijn woning geduwd en, nadat de deur met genoemde sleutel was geopend, zijn woning ingeduwd alwaar hij moest gaan zitten; [slachtoffer 1] heeft gemerkt dat er op een gegeven moment in zijn woning meer personen aanwezig waren dan alleen de twee eerder genoemde daders uit de lift; [slachtoffer 1] merkte dat zijn woning werd doorzocht; hem werd te verstaan gegeven dat de daders zijn bankpas en pincode wilden hebben; nadat [slachtoffer 1] in eerste instantie had gezegd dat de bankpas op zijn werkadres lag en hem daarop werd gezegd dat hij met springstof aan zijn been zijn bankpas aldaar moest halen, heeft [slachtoffer 1] zijn bankpas afgegeven; tevens gaf [slachtoffer 1] een oude pincode doch nadat kort daarna de daders was gebleken dat het een foute pincode was, heeft [slachtoffer 1] onder dreiging dat anders van hem een vinger zou worden afgesneden alsnog de juiste pincode afgegeven; tegen 22:30 uur de volgende dag (5 juni 2007) kwamen twee collega’s van [slachtoffer 1] met behulp van een van een buurvrouw verkregen huissleutel de woning van [slachtoffer 1] binnen; direct nadat zij binnen waren gegaan kwamen twee in de woning aanwezige mannen aanlopen en werd tegen die collega’s gezegd dat ze moesten gaan liggen; daarbij is op een van die collega’s een vuurwapen gericht en is bij de andere collega een vuurwapen tegen zijn hoofd gezet en is er gedreigd dat ze zouden worden doodgeschoten. Tevens zijn van een van die collega’s de handen op de rug geboeid met tape; kort daarop hebben de daders de woning verlaten;
2. de gijzeling van [slachtoffer 1] heeft onafgebroken om en nabij de 26 uur geduurd;
3. op 5 juni 2007 in de ochtend is via internetbankieren van de spaarrekening van [slachtoffer 1] een bedrag van € 245.899,- overgeboekt naar zijn betaalrekening bij de ABN-Amro; tevens is op die dag om 23:26 uur te Hoofddorp ten laste van die bankrekening van [slachtoffer 1] een bedrag van € 500,- opgenomen (gepind), terwijl kort daarna (op 6 juni 2007 te 00:06 uur) een bedrag van € 500,- is opgenomen (gepind) te Heemstede; daarnaast is op 6 juni 2007 te 07:35 en 07:52 getracht op het Damrak en onderscheidenlijk het Centraal Station te Amsterdam geld op te nemen (pinnen);
4. tijdens de gijzeling van [slachtoffer 1] is voorts op 5 juni 2007 op verschillende plaatsen en tijdstippen en meerdere keren getracht van voornoemde bankrekening van [slachtoffer 1] via internetbankieren bedragen over te boeken naar de bankrekening op naam van een van de verdachten; uit het technisch onderzoek is gebleken dat bij het inloggen op de site van ABN-Amro IP-adressen zijn gebruikt die op verschillende locaties zijn terug te voeren, de zogenoemde “plaatsen delict”, te weten 1) locatie [straat 2] te Den Haag, in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer 1], 2) locatie vanuit of in de directe omgeving van het brugrestaurant La Place (A4) te Hoofddorp, 3) locatie [straat 3] te Rotterdam, en 4) locatie [straat 4] te Den Haag;
5. in de woning van [slachtoffer 1] is contant geld weggenomen.
Overwegingen rondom bewijs(aspecten)
Algemeen
In de onderhavige zaak heeft het openbaar ministerie zich voor zijn bewijsvoering in belangrijke mate gebaseerd op de zogenoemde historische gegevens en zendmastgegevens betreffende gsm-toestellen. In het dossier bevinden zich omvangrijke processen-verbaal waarin die zendmastgegevens en het telefoonverkeer zijn uitgewerkt en geanalyseerd. De rechtbank acht die gegevens, mede gelet op de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van de getuigen-deskundigen Rijnders en Smit en de ter terechtzitting gegeven toelichting door de getuige-deskundige Van der Starre, voldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen dienen. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt dat zendmastgegevens in beginsel een ondersteunend karakter hebben maar dat die gegevens in onderling verband beschouwd en in samenhang met andere uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring redengevend kunnen zijn. Daarbij betrekt de rechtbank onder meer de omstandigheid dat uit de gegevens - waaronder begrepen de gegevens zoals die op basis van de onderliggende processen-verbaal tijdens een presentatie ter terechtzitting visueel inzichtelijk zijn gemaakt - blijkt dat aan verschillende verdachten toe te schrijven gsm-toestellen zowel voor als tijdens de gijzeling (afpersing van bankpas en pincode en diefstal van geld uit de woning) onderling contact hebben, zich gelijktijdig van de ene locatie naar een andere locatie verplaatsen en/of zich gelijktijdig in het straalgebied van eenzelfde zendmast bevinden, althans in de directe omgeving van die zendmast, terwijl tevens is komen vast te staan dat die zendmast zich bevindt op of in de directe nabijheid van een van de zogenoemde “plaatsen delict” zoals aangeduid en beschreven in de processen-verbaal. Daar komt nog bij dat in een aantal gevallen ook de fysieke aanwezigheid aldaar van een of meer verdachten uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan. Voorts staat vast dat verdachte en zijn medeverdachten [B], [C] en [D] elkaar kennen.
De rechtbank overweegt voorts dat als vaststaand kan worden aangenomen dat de gijzeling van het slachtoffer [slachtoffer 1] is voorbereid, onder meer door middel van een of meer zogenoemde voorverkenningen bij en/of in de directe omgeving van de woning en nabij de werkplek van het slachtoffer. Ook is in een onder een van de verdachten aangetroffen en in beslag genomen gsm-toestel een digitale foto aangetroffen van de handtekening van het slachtoffer [slachtoffer 1], weergegeven op een NEC beeldscherm van de ABN-Amro bank. Voorts zijn in datzelfde toestel het BSN-nummer en persoonlijke gegevens (zoals de geboortedatum) van [slachtoffer 1] aangetroffen, welke handtekening en gegevens kennelijk zijn gebruikt bij de voorbereiding van de gijzeling om – geheel buiten het latere slachtoffer om – internetbankieren van de rekening van het slachtoffer mogelijk te maken. Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] blijkt verder dat de daders over vertrouwelijke informatie over [slachtoffer 1] beschikten, zoals bijvoorbeeld het saldo van zijn spaarrekening. Tevens is via een of meer zogenoemde katvangers ervoor gezorgd dat er een bankrekening geregeld was waarop geld van de rekening van het slachtoffer door middel van internetbankieren zou kunnen worden overgemaakt, in welk verband tevens handelingen zijn verricht bij de Kamer van Koophandel. Een en ander duidt op een nauwe en bewuste samenwerking zowel wat betreft de voorbereiding als de uitvoering van de gijzeling.
De rechtbank overweegt hierbij tevens dat de feiten - de eigenlijke gijzeling, te weten de vrijheidsberoving en afpersing van bankpas en pincode en diefstal van geld uit de woning, en de in samenhang daarmee en/of daarop volgende andere ten laste gelegde feiten, zoals de op meerdere plaatsen ondernomen pogingen het geld van de rekening van het slachtoffer over te boeken en het met de tijdens de gijzeling buit gemaakte pinpas van het slachtoffer opnemen van geld uit een pinautomaat of pogingen daartoe -, niet los van elkaar beschouwd kunnen worden en zodanig direct en nauw met elkaar in verband staan, dat bewijsmiddelen voor een (bewezen verklaard) onderdeel van het feitencomplex tevens redengevend kunnen zijn voor andere onderdelen daarvan.
Gelet op de nauwe en directe samenhang tussen de feiten gaat de rechtbank ook uit van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten - minstens middels voorwaardelijk opzet - ten aanzien van de feiten betreffende het internetbankieren en (pogingen tot) pinnen.
Onrechtmatig verkregen bewijs
De raadsman heeft betoogd (blz. 17 pleitnota) dat de aantekeningen die in het huis van bewaring in de cel van de medeverdachte [B] zijn aangetroffen onrechtmatig zijn verkregen en derhalve geen deel mogen uitmaken van het dossier. Daartoe is, kort weergegeven, aangevoerd dat de Directeur van de inrichting deze aantekeningen niet in beslag had mogen nemen. Voorts staat niet vast hoe deze aantekeningen zijn aangetroffen, terwijl de aantekeningen bovendien onder het briefgeheim vallen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Zelfs indien al zou moeten worden aangenomen dat met betrekking tot de aantekeningen niet gehandeld zou zijn in overeenstemming met de geldende voorschriften, dan zou dat wellicht medeverdachte [B] aangaan maar verdachte kan zich daarop niet beroepen.
Schending van artikel 6 van het EVRM
De raadsman heeft voorts gesteld dat er geen sprake is van “equality of arms” nu de officieren van justitie de in de cel van de medeverdachte [B] aangetroffen aantekeningen reeds begin oktober 2010 in handen moeten hebben gehad maar deze pas op 27 januari 2011, derhalve vier maanden later, aan de verdediging ter beschikking hebben gesteld. Ook op de zitting van 14 december 2010 zijn deze stukken niet aan de orde gekomen. Dit is, aldus de raadsman, in strijd met de goede procesorde en een onherstelbaar vormverzuim.
De rechtbank verwerpt ook dat verweer. Het openbaar ministerie heeft op de pro forma-zitting van 14 december 2010 gemeld dat er tegen de medeverdachte [B] een verdenking was gerezen dat hij zich in verband met de onderhavige strafzaak schuldig had gemaakt aan het misdrijf als bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht en dat in samenhang daarmee nog personen zouden moeten worden gehoord. Tegen die achtergrond heeft het openbaar ministerie de bedoelde aantekeningen (naar aanleiding waarvan genoemde verdenking is ontstaan) niet vóór die verhoren aan de openbaarheid willen prijsgeven. De rechtbank is van oordeel dat het een en ander niet in strijd is met de goede procesorde.
Gebruik telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij veel verschillende telefoonnummers heeft gehad en dat hij een mobiel nummer nooit lang in zijn bezit heeft. Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij het nummer [telefoonnummer 1] niet kan plaatsen. Verdachte heeft ter zitting voorts verklaard dat hij in 2007 nog wel eens een mobiele telefoon leende van zijn zusje of zijn moeder, als hij geen beltegoed meer had.
Bij de bespreking ter terechtzitting van de feiten in het Schaats-onderzoek heeft verdachte verklaard dat hij soms wel, soms niet verbleef op het adres aan de [straat 5] te [woonplaats]. In het proces-verbaal van bevindingen identiteit [verdachte] is gerelateerd dat op het adres [straat 5] woonachtig is [vriendin broer], de vriendin van de broer van verdachte.
Uit de historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] en uit voornoemd proces-verbaal van bevindingen blijkt dat tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd de telefoon met dit nummer hoofdzakelijk gebruik maakte van de zendmast gelegen aan de [straat 5], hoek [straat 6], te [woonplaats]. Voorts blijkt uit het dossier dat van de 2341 zgn. “records” van dit nummer de aanstraling 1256 maal deze zendmast betrof, ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De zendrichting van alle contacten waarbij deze mast werd aangestraald is in de richting van de [straat 5].
Van de door [telefoonnummer 1] gebelde nummers is de tenaamstelling bevraagd. Hieruit bleek dat de gebruiker van dit mobiele nummer onder meer 80 keer telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer dat op naam staat van [zus verdachte], de zus van verdachte.
Het nummer [telefoonnummer 1] heeft voorts 16 keer telefonisch contact gehad met het mobiele nummer dat op naam staat van [moeder verdachte], de moeder van verdachte. Deze contacten met moeder en zus vonden deels plaats in de periode van de tenlastegelegde feiten uit het Schaats-onderzoek. Uit het proces-verbaal betreffende de historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] blijkt dat dit nummer op 4 en 5 juni 2007 10 keer telefonisch contact heeft gehad met het vaste telefoonnummer dat op naam staat van [vriendin broer], de vriendin van de broer van verdachte. Dat telefonische contact heeft niet alleen overdag plaats gehad, maar ook ’s avonds laat en in de nacht.
Dit mobiele nummer heeft voorts 126 contacten gehad met het mobiele telefoonnummer
[telefoonnummer 2], waarvan het gebruik wordt toegeschreven aan medeverdachte [B]. Verdachte heeft bij zijn verhoor in het onderzoek “Duik” bij de politie verklaard dat [B] een vriend van hem is, en dat zij ook gezamenlijk zaken deden. Ook deze contacten hadden veelvuldig plaats in de periode van de tenlastegelegde feiten uit het Schaats-onderzoek.
Ten slotte is in voormeld proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat het nummer
[telefoonnummer 1] een aantal keer telefonisch contact heeft gehad met een bedrijf genaamd [bedrijf], voor welk bedrijf verdachte als gevolmachtigde optrad.
Verdachte heeft tegenover de vaststelling van deze contacten, die een combinatie betreffen van -zeer- directe familieleden, vrienden en zakelijke relaties, geen verklaring gegeven die kan leiden tot het oordeel dat het gebruik van dit nummer aan een ander dan aan hem zou moeten worden toegeschreven. Zijn verklaring dat hij nog wel eens een telefoon leende van zijn zusje of zijn moeder staat juist haaks op de gerelateerde telefonische contacten met de mobiele telefoonnummers van zijn zusje en van zijn moeder.
Bij pleidooi heeft de raadsman betoogd dat ook een familielid of vriend van verdachte dit nummer kan hebben gebruikt. Dit verweer faalt. Het had in het licht van dat verweer op de weg van verdachte gelegen nader en concreet aan te geven aan wie het gebruik van dit nummer, gelet op juist deze combinatie van zakelijke en persoonlijke contacten op de geconstateerde tijdstippen en bij juist die geconstateerde zendmasten, zou kunnen worden toegeschreven. Een dergelijke concrete onderbouwing van dit verweer is achterwege gebleven. Ook overigens is niet gebleken dat het gebruik van dit telefoonnummer aan een ander zou moeten worden toegeschreven.
Gelet op het hiervoor overwogene gaat de rechtbank er van uit dat verdachte gedurende de periode 31 mei tot en met 6 juni 2007 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 1].
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Uit de historische verkeersgegevens van mobiele telefoonnummers die aan verdachte en zijn medeverdachten kunnen worden toegeschreven en de beschikbare zendmastgegevens kan de aanwezigheid van deze telefoonnummers in (de omgeving van) de verschillende plaatsen delict en andere relevante plaatsen, zoals bijvoorbeeld verblijfadressen van verdachten, worden afgeleid.
Ten aanzien van verdachte valt uit deze gegevens af te leiden dat:
- op 31 mei 2007 [D] om ongeveer 23:29 uur in of in de omgeving van de woning van verdachte aankomt. Verdachte heeft om 23:20 uur telefonisch contact met [B]. Vervolgens verplaatsen verdachte, [B] en [D] zich tezamen naar (de omgeving van) de plaats delict (verder te noemen: PD) aan de [straat 1] te Den Haag, de woning van het slachtoffer. Zij verblijven daar vervolgens ongeveer 1 uur en keren terug naar hun respectievelijke verblijfadressen;
- op 1 juni 2007 rond 6:30 uur in de ochtend medeverdachte [D] zich in of in de omgeving van de woning van verdachte bevindt, waarna zij zich samen naar de (omgeving van) de woning van medeverdachte [B] verplaatsen. Vervolgens begeeft verdachte zich tezamen met [C] en [B] naar (de omgeving van) de PD [straat 1] te Den Haag. Zij verblijven daar ongeveer 1,5 uur en keren vervolgens terug naar [woonplaats];
- op 4 juni 2007 rond 15:11 uur verdachte met medeverdachte [C] in of in de omgeving van zijn woning is. Zij verplaatsen zich naar (de omgeving van) de woning van [E]. Verdachte verplaatst zich vervolgens naar Den Haag en verder naar Rijswijk, waar hij kort na 17:00 uur tezamen met [C] gebruik maakt van dezelfde zendmast gelegen in de buurt van de afslag Rijswijk-Zuid/Delft Noord nabij het [werkplek] in Rijswijk, de werkplek van aangever [slachtoffer 1]. Kort nadien verplaatsen verdachte, medeverdachten [C] en [E] zich naar de directe omgeving van de PD [straat 2] en voegen zich bij medeverdachten [B] en [D].
- op 4 juni 4007 vanaf ongeveer 20:00 uur verdachte weer de zendmast bij de PD [straat 2] aanstraalt.
- op 4 juni 2007 om 21:59 uur en 22:01 uur verdachte zendmasten in Rijswijk aanstraalt. Rond dat tijdstip stralen ook medeverdachten [B] en [D] zendmasten aan in Rijswijk, in de omgeving van het [werkplek]. Om 22:15 uur is verdachte weer op of in de omgeving van de PD [straat 1] in Den Haag.
- op 4 juni 2007 tussen 22:15 uur en 22:39 uur verdachte en medeverdachten [B],
[C] en [D] zendmasten aanstralen op of in de omgeving van de PD [straat 2]. Tussen 00:16 uur en 00:19 uur stralen verdachte en medeverdachte [B] zendmasten aan in Voorburg. Rond 00:30 uur verplaatst verdachte zich tezamen met medeverdachten [B] en [D] terug naar [woonplaats]. In de nachtelijke uren maakt verdachte gebruik van zendmasten in de buurt van zijn woning.
- op 5 juni 2007 in de ochtend verdachte zich eerst verplaatst naar de woning van [B] en zich vervolgens met medeverdachten [B] en [D] naar Den Haag verplaatst, waar hij van ongeveer 09:30 uur tot ongeveer 10:00 uur zendmasten aanstraalt gelegen in de buurt van de Koninginnegracht.
- op 5 juni 2007 verdachte zendmasten aanstraalt in Hoofddorp, bij of in de omgeving van de PD brugrestaurant A4, van 11:02 uur tot 12:45 uur. Gedurende datzelfde tijdsbestek worden de zendmasten die de PD brugrestaurant A4 in hun bereik hebben ook aangestraald door de telefoonnummers van medeverdachten [B], [D], [F] en [G].
- op 5 juni 2007 tussen 13:27 uur en 14:18 uur verdachte en medeverdachten [B] en [D] zich kennelijk verplaatsen naar het centrum van Rotterdam. In Rotterdam stralen zij tezelfdertijd tussen 14:18 uur en 16:18 uur zendmasten aan in de omgeving van de PD [straat 3] Rotterdam. In datzelfde tijdsbestek stralen ook de telefoonnummers van de medeverdachten [F] en [G] aan op zendmasten die de PD [straat 3] Rotterdam in hun bereik hebben.
- op 5 juni 2007 vanaf 19:07 uur verdachte vervolgens weer aanstraalt op zendmasten gelegen in de omgeving van de PD [[straat 1] in Den Haag. Verdachte heeft om 21:43 uur nog telefonisch contact met medeverdachte [D] waarbij verdachte een zendmast aanstraalt die de PD [straat 2] in zijn bereik heeft.
- in de nacht van 5 op 6 juni 2007 vanaf 01:37 uur verdachte weer gebruik maakt van een zendmast in [woonplaats] in de directe omgeving van zijn woning.
De sim-kaart met het mobiele telefoonnummer van verdachte bevond zich vanaf 20 mei 2007 in een telefoontoestel met IMEI-nummer [nummer 1] (hierna: -[nummer 1]). Op 5 juni 2007 bevond deze sim-kaart zich van 19:07 uur tot 21:43 uur in een telefoontoestel met IMEI-nummer [nummer 2] (hierna -[nummer 2]). Uit de historische gegevens van het IMEI-nummer -[nummer 2] blijkt dat medeverdachte [D] gebruiker is van dat telefoontoestel.
Op 5 juni 2007 vanaf 21:43 uur bevond de sim-kaart met het mobiele nummer van verdachte zich weer in het toestel met IMEI-nummer -[nummer 1]. Gedurende de tijd dat de sim-kaart zich bevond in het toestel -[nummer 2] van medeverdachte [D], was de gijzeling van slachtoffer [slachtoffer 1] nog gaande en werden zendmasten aangestraald die de PD [straat 2] in hun bereik hebben. Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [D] als gebruikers van de telefoontoestellen met genoemde IMEI-nummers en genoemde sim-kaart in de avonduren van 5 juni 2007 fysiek in elkaars nabijheid moeten zijn geweest op of in de directe nabijheid van de plaats delict [straat 2].
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor inleidend is overwogen merkt de rechtbank op dat historische verkeersgegevens en zendmastgegevens in beginsel een ondersteunend karakter hebben. Voorzover het gaat om de gegevens van enkel verdachte neemt de rechtbank dit als uitgangspunt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de historische verkeersgegevens en zendmastgegevens van verdachte en zijn medeverdachten in hun onderlinge samenhang beschouwd tezamen met andere uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden redengevend kunnen zijn.
Signalement verdachte
Aangever [slachtoffer 1] heeft de eerste man die hem in de lift heeft aangevallen beschreven als een Surinaams/Antilliaanse man van negroïde afkomst, van gemiddelde lengte met een mollig figuur, met een kleine baard en snor. Op basis van de beschrijving van aangever [slachtoffer 1] is een compositietekening gemaakt van deze man, NN1.
Voorts heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat NN1 op maandagavond 4 juni 2007 voor korte tijd, van ongeveer 20:00 uur tot 22:00 uur zijn appartement heeft verlaten; dat NN1 in de late avond van die 4 juni zijn appartement opnieuw heeft verlaten en toen niet meer is teruggekeerd tot aan dinsdagavond rond 18:00 uur; toen kwam NN1 terug met patat. Deze verklaring wordt ondersteund door de verplaatsingen van verdachte zoals blijkt uit de hierboven gemelde historische gegevens.
De beschrijving van verdachte door aangever [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de beschrijving van één van de mannen die getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben zien lopen op 5 juni 2007 in de late avond, rond het tijdstip van het einde van de gijzeling. De momenten waarop de getuigen deze man hebben gezien, wordt eveneens ondersteund door de verplaatsing van verdachte zoals blijkt uit de historische verkeersgegevens van het aan hem toegerekende telefoonnummer.
Verklaring van [E]
De raadsman heeft primair gesteld (pleitnota blz 18) dat de verklaringen van de op
26 januari 2011 in deze zaak als medeverdachte aangehouden [E] moeten worden uitgesloten van het bewijs nu men sterk moet twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
De rechtbank merkt op dat de verklaring van medeverdachte [E] is afgelegd ruim 3,5 jaar na dato, hetgeen naar regels van menselijke ervaring gevolgen kan hebben voor de accuraatheid ervan. De rechtbank zal hiermee in de waardering van deze verklaring rekening houden. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd echter geen grond de verklaringen van [E] geheel van het bewijs uit te sluiten.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van de verdachte [verdachte] van een foto door [E] op 26 januari 2011 niet voor het bewijs gebruikt mag worden. Daartoe is aangevoerd dat [E] onjuist is geconfronteerd met foto’s van verdachten. Hij heeft de set tweemaal gezien. Dit is in strijd met de voorschriften voor een deugdelijke fotoconfrontatie, zodat de resultaten niet voor het bewijs gebezigd mogen worden, aldus de raadsman.
De rechtbank merkt daarover het volgende op.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat aan [E] op de avond van de dag van zijn aanhouding, 26 januari 2011, door de politie een set foto’s is getoond, genummerd 1 tot en met 17. [E] heeft toen van die foto’s twee personen herkend, te weten [verdachte] van foto nummer 3 en [B] van foto nummer 5 (mede-verdachte in deze zaak). Uit het proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2011 blijkt dat [E] op 26 januari 2011 de man op foto nummer 3 ([verdachte]) herkende als een vriend van [B] (foto nummer 5) in welk verband [E] op 26 januari 2011 heeft verklaard dat hij [B] in [woonplaats] had leren kennen en met hem bevriend was geraakt en dat [B] regelmatig met de man op foto nummer 3 ([verdachte]) op bezoek kwam bij [E] in zijn woning te [woonplaats].
De volgende dag, 27 januari 2011, is diezelfde set foto’s op het politiebureau opnieuw aan [E] getoond. [E] bevestigde en herhaalde daarbij zijn herkenning op de avond ervoor van de twee genoemde personen [verdachte] (foto nummer 3) en [B] (foto nummer 5).
Daargelaten de vraag of het tonen van de bedoelde set foto’s gezien moet worden als een “foto-oslo” en of de daarvoor geldende regelingen en richtlijnen te dezen geheel of ten dele niet zijn nageleefd, is de rechtbank van oordeel dat het twee keer tonen van dezelfde set foto’s ten minste onzorgvuldig is geweest. Dat betekent echter niet dat de herkenning van [verdachte] (en [B]) toen de set foto’s op 26 januari 2011 voor de eerste keer aan [E] is getoond, niet gebezigd zou mogen worden voor het bewijs. [E] heeft immers direct bij de eerste keer dat hem de set foto’s is getoond verdachte herkend. Voorts heeft hij direct op 26 januari 2011 zijn herkenning toegelicht en onderbouwd. Ten slotte heeft hij op 27 januari 2011 nog eens meer uitvoerig verteld over zijn relatie en omgang met [B] en dat [B] altijd met verdachte was. En dat laatste vindt ook steun in het dossier. Verdachte kan derhalve worden aangemerkt als een bekende van [E]. Zoals bekend mag worden verondersteld gelden de richtlijnen en regelingen voor een “foslo-confrontatie” niet voor een bekende van degene aan wie de foto’s worden getoond.
Voor de goede orde merkt de rechtbank nog op dat de bij pleidooi opgeworpen suggestie dat “[E] door de politie of officier van justitie is bijgepraat” volstrekt niet is onderbouwd en ook overigens geenszins aannemelijk is geworden.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Gelet op het voorgaande weegt de rechtbank voorts mee dat medeverdachte [E] verdachte heeft herkend en heeft aangewezen als één van de personen die op 4 juni 2007 in de avond aanwezig is geweest bij een bespreking in Den Haag. Hierbij is van belang dat de verklaring van [E] op dit onderdeel wordt ondersteund door de verplaatsing van verdachte zoals deze blijkt uit zijn historische verkeersgegevens.
Verklaring van [G]
De raadsman heeft voorts betoogd (pleitnota blz 16) dat de verklaringen van medeverdachte [G] niet voor het bewijs gebezigd mogen worden, nu deze verklaringen onbetrouwbaar, althans ongeloofwaardig zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
Medeverdachte [G] heeft in zijn tweede verhoor bij de politie, direct nadat hem een foto van verdachte was getoond, verklaard dat hij hem herkende en dat hij [voornaam] werd genoemd. Vervolgens heeft [G] eigener beweging verder verklaard dat deze [voornaam] op 5 juni 2007 met medeverdachte [B] bij het brugrestaurant bij de A4 te Hoofddorp was.
De rechtbank merkt op dat deze verklaring geheel spontaan tot stand is gekomen. De rechtbank ziet derhalve geen reden om aan dit onderdeel van de verklaring van [G] te twijfelen. Bovendien wordt de verklaring van [G] op dit onderdeel ondersteund door de verplaatsing van verdachte zoals blijkt uit de historische verkeersgegevens van zijn telefoonnummer.
Ontbreken verklaring verdachte
Het zwijgrecht betreft een van de elementaire rechten van de verdachte in het strafproces; een beroep op dit recht kan nimmer aan verdachte worden tegengeworpen. De rechter is evenwel vrij om, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring geeft of heeft gegeven, dit in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal te betrekken. De rechtbank laat het ontbreken van een deugdelijke verklaring van de verdachte op voornoemde omstandigheden dan ook meewegen bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
De waardering van het bewijs brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de hem onder 1 t/m 6 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het Duik-onderzoek.
In het Duik-onderzoek zijn drie verdachten inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor -kort samengevat- de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer 4], diefstal met geweld en afpersing: [C], [H] [B].
Het dossier in de zaak Duik bevat drie verklaringen van [B] die belastend zijn voor zijn mededaders, waarvan twee verklaringen in het bijzonder voor verdachte.
[B] heeft verklaard dat bij de overval en gijzeling van het slachtoffer [slachtoffer 4] vier mannen betrokken zijn geweest, inclusief hijzelf. Hij noemt daarbij als daders [H] en [C] bij naam. De naam van de vierde man heeft hij niet willen noemen. Niettemin heeft [B] wel een aanduiding van de vierde dader gegeven, die in het verder verloop van zijn verklaringen steeds gedetailleerder is geworden. [B] heeft daarbij een beschrijving gegeven van verdachte, die hij aanduidt als een Surinamer. Desgevraagd heeft hij die omschrijving nader gepreciseerd en toegelicht dat hij daarmee een creool bedoelt.
De rechtbank merkt op dat in het relaas van de verbalisanten van het nader verhoor van [B] op 1 augustus 2007 is opgenomen, dat [B] begon te zweten en te kleuren toen hem eerst de naam, en later een foto van verdachte werd voorgehouden, waarbij [B] voorts heeft opgemerkt dat hij die confrontatie niet prettig vond.
De voor verdachte belastende verklaringen van [B] worden op verschillende punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verklaringen van [B], bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen rechtvaardigen de conclusie dat de vierde man geen ander kan zijn dan verdachte.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer 4] heeft in zijn aangifte en nadere verklaring een beschrijving gegeven van de daders. Hij beschrijft één van hen als een sterke man met een stevig postuur, ongeveer 1.70 meter lang, met een brede, donkere neus. Deze beschrijving wordt ondersteund door de beschrijving van één van de daders door getuige [getuige 3], die heeft verklaard over een zeer stevige, niet zo grote man, waarschijnlijk een Surinamer. Deze beschrijvingen passen bij het uiterlijk van verdachte.
Voorts blijkt uit een tweetal processen-verbaal dat is nagegaan of er een familielid van één van de -toen nog- medeverdachten van [B] bij hem in de gevangenis zat. Uit deze processen-verbaal blijkt dat is uitgesloten dat het zou kunnen gaan om een familielid van [C] of [H]. Uit deze processen-verbaal blijkt tevens dat er in die tijd wel een broer -eerstegraads familielid- van verdachte in het HvB [HvB 1] zat. Verdachte heeft in dit verband bij de politie ook zelf verklaard dat zijn broer samen met [B] in de gevangenis heeft gezeten.
De rechtbank verwerpt het verweer, dat [B] en de broer van verdachte steeds in verschillende huizen van bewaring -[HvB 1] en [HvB 2]- hebben gezeten en [B] verdachte daar dus niet kan hebben gezien, nu immers HvB [HvB 1] en HvB [HvB2] torens zijn van eenzelfde penitentiaire inrichting, de P.I. [PI] in [plaats] en reeds daarom geenszins is uitgesloten dat gedetineerden van elkaars detentie aldaar op de hoogte zijn.
Voorts betrekt de rechtbank bij haar overweging het navolgende.
Door de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] is op 2 juni 2007 aan het GSM-toestel van [B] een sms-bericht gezonden met de tekst: “Bedenk een goeie torrie met veel ot. Dan kunne we beter die risico nemen dan een paar barkies. Zelfde straf!”
Vanaf datzelfde mobiele nummer eindigend op -[telefoonnummer 3] is op 29 juni 2007 een sms-bericht gezonden naar het GSM-toestel van [B] met de tekst: “Ee maar zeg ze als die ot niet genoeg is dan [slachtoffer 4] morgen!”
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2007 blijkt dat de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] één van de plegers of medeplegers is van de vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer 4]. Van de overige onderzochte telefoonnummers, waarvan bij dit proces-verbaal wordt geconstateerd dat zij zijn gebruikt bij de vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer 4], is vastgesteld dat deze zijn gebruikt door [H], [B] en [C].
Door de politie is aan [B] voorgehouden dat hij op 4 juli 2007 om 00.26 uur ’s nachts telefonisch contact gehad heeft met twee mobiele telefoonnummers, eindigend op -[telefoonnummer 4] en
-[telefoonnummer 3]. [B] heeft daarop desgevraagd geantwoord dat deze mobiele nummers toebehoren aan “[voornaam]” en “de andere man”, die meedeed aan de overval en van wie hij de naam steeds niet wil noemen. [B] heeft verklaard dat hij van Amsterdam naar Hoofddorp onderweg was op zoek naar de locatie, dat ze [slachtoffer 4] kwijt waren, en dat hij toen werd gebeld. [B] heeft in zijn laatste verklaring bevestigd dat hij met “[voornaam]” bedoelt [H]. In het onderzoek in de Duik-zaak is voorts komen vast te staan, en in het arrest van 6 november 2008 heeft het Hof Amsterdam dit ook bewezen geacht, dat het mobiele telefoonnummer eindigend op -[telefoonnummer 4] wordt gebruikt door [H].
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte ten tijde van de vrijheidsberoving en de dagen daaraan voorafgaand gebruik maakte van het mobiele telefoonnummer
[telefoonnummer 3]. De rechtbank gaat er daarmee eveneens van uit dat vorenaangehaalde sms-berichten van verdachte afkomstig zijn.
De verklaring van [B] wordt overigens nog op enkele andere punten ondersteund door de eigen verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat [B] een vriend van hem is met wie hij ook samen zaken doet. Voorts heeft hij verklaard dat zijn bedrijf [bedrijf]. aan aangever [slachtoffer 4] plasmaschermen heeft verkocht die [B] heeft geleverd, waarbij [B] aan [slachtoffer 4] een kopie van de identiteitskaart van verdachte heeft overhandigd. Ten slotte heeft verdachte desgevraagd bevestigd dat hij [H] ook kent en dat hij samen met hem het bedrijf [bedrijf]. had.
De waardering van de feiten en omstandigheden zoals gebleken uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ook de hem onder 7 t/m 9 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 1, 2 cumulatief, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad, dat:
hij in de periode van 4 juni 2007 tot en met 5 juni 2007 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders, met dat opzet:
die [slachtoffer 1]
- in de lift bij zijn woning vastgepakt en tegen te achterkant van de lift gedrukt en
- meermalen met een pistool, althans met een hard voorwerp, op het hoofd geslagen en
- een hand voor de mond gehouden en
- de handen geboeid en
- de mond en het hoofd getaped en
- de huissleutels afgepakt en
- in zijn woning geduwd en in een stoel gezet en
- een handdoek over het hoofd gegooid en
- gezegd dat zij C4 aan zijn been zouden plakken en dat hij daarmee naar zijn werk zou moeten gaan en dat zij zijn vinger er af zouden snijden en
- gedurende de nacht en de daarop volgende dag niet toegestaan om de woning te verlaten;
hij in de periode van 4 juni 2007 tot en met 5 juni 2007 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en een pincode toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1],
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sleutels en geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
die [slachtoffer 1]:
- in de lift bij zijn woning vast te pakken en te drukken tegen de achterkant van de lift en
- te slaan met een pistool, althans met een hard voorwerp, en
- de handen te boeien en
- de mond en het hoofd te tapen en
- de huissleutels af te pakken en
- in zijn woning te duwen en in een stoel te zetten en
- een handdoek over zijn hoofd te gooien en
- te zeggen 'waar is je bankpas, dan is het wel in orde' en
- te zeggen dat zij C4 aan zijn been zouden plakken en dat hij daarmee naar zijn werk zou moeten gaan en dat zij zijn vinger er af zouden snijden,
- te vragen naar zijn pincode;
hij in de periode van 5 juni 2007 tot en met 6 juni 2007 te Hoofddorp en Heemstede tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen (van in totaal 1000,- euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels, immers hebben verdachte en zijn mededaders de wederrechtelijk verkregen pinpas van voornoemde [slachtoffer 1] in een pinautomaat ingevoerd en vervolgens de van die [slachtoffer 1] wederrechtelijk verkregen pincode ingetoetst;
hij in de periode van 5 juni 2007 tot en met 6 juni 2007 te Hoofddorp en Heemstede en Amsterdam, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1], zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels, de wederrechtelijk verkregen pinpas van voornoemde [slachtoffer 1] in een pinautomaat heeft ingevoerd en vervolgens de van die [slachtoffer 1] wederrechtelijk verkregen pincode heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 4 juni 2007 tot en met 6 juni 2007 te Hoofddorp en 's Gravenhage en Rotterdam, meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1], en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van valse sleutels, te weten: een wederrechtelijk verkregen pinpas en pincode,
met een of meer van zijn mededaders
- met behulp van internetbankieren, meerdere betalingsopdrachten en overboekingsopdrachten heeft gegeven ter betaling en overboeking van geldbedragen van de spaarrekening ten name van voornoemde [slachtoffer 1] (nr. [rekening 1]) naar de (rekening-courant)bankrekening ten name van voornoemde [slachtoffer 1] (nr. [rekening 2]) en daarbij een wederrechtelijk verkregen code heeft ingevoerd
- met behulp van internetbankieren, meerdere betalingsopdrachten en overboekingsopdrachten heeft gegeven ter betaling en overboeking van een geldbedrag van een (rekening-courant)bankrekening op naam van voornoemde [slachtoffer 1] naar een andere bankrekening (onder andere van de Postbank nr. [nummer ], ten name van [medeverdachte A]), en daarbij een wederrechtelijk verkregen code heeft ingevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 5 juni 2007 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] gedrukt en
- de handen van die [slachtoffer 3] getaped en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gezegd 'if you move, we shoot you' en dat ze op de grond moesten gaan liggen en niet moesten bewegen, omdat ze anders zouden worden neergeschoten;
hij op 4 juli 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders met dat
opzet
- een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] gezet en onder bedreiging van dat vuurwapen tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij in een gereedstaande bestelbus moest stappen en
- die [slachtoffer 4] met kracht bij zijn schouders vastgepakt en vervolgens met geweld in die bestelbus geduwd en
- de handen van die [slachtoffer 4] vast getaped en
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] gezegd: "Als je schreeuwt, schieten we je dood",
- die [slachtoffer 4] in die bestelbus op de grond van die bestelbus gegooid en
- vervolgens met die [slachtoffer 4] in die bestelbus weggereden aldus voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie doen ontstaan;
hij op 4 juli 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg: de [straat 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk [...], met kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoff[slachtoffer 4],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] hebben gezet en onder bedreiging van dat vuurwapen tegen die [slachtoffer 4] hebben gezegd dat hij in een gereedstaande bestelbus moest stappen en
- die [slachtoffer 4] met kracht bij zijn schouders hebben vastgepakt en vervolgens met geweld in die bestelbus hebben geduwd en
- de handen van die [slachtoffer 4] hebben vastgetaped en
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben gezegd: "Als je schreeuwt, schieten we je dood",
- die [slachtoffer 4] in die bestelbus op de grond van die bestelbus hebben gegooid en
- vervolgens met die bestelbus zijn weggereden;
hij op 4 juli 2007 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] en de bij de bankpas behorende pincode
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een geldbedrag ter waarde van ongeveer 2000,- Euro, heeft weggenomen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl dat geldbedrag en die bankpas en die bij de bankpas behorende pincode toebehoorden aan die [slachtoffer 4],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] hebben gezet en onder bedreiging van dat vuurwapen tegen die [slachtoffer 4] hebben gezegd dat hij in een gereedstaande bestelbus moest stappen en
- die [slachtoffer 4] met kracht bij zijn schouders hebben vastgepakt en vervolgens met geweld in die bestelbus hebben geduwd en
- de handen van die [slachtoffer 4] hebben vastgetaped en
- die [slachtoffer 4] in die bestelbus op de grond van die bestelbus hebben gegooid en
- vervolgens met die bestelbus zijn weggereden en
- dreigend tegen die [slachtoffer 4] hebben gezegd "heb je geld bij je" en "dit is niet genoeg" en "geef je bankpassen" en "wat is de pincode" en "niet liegen"
op 4 juli 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening een geldbedrag ter waarde van 1250,- Euro heeft weggenomen, toebehorende aan die [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededaders dat geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van het gebruik van een valse sleutel, te weten het gebruik maken van de bankpas behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] en de bij die pas behorende pincode.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een aantal anderen een gewelddadige overval gepleegd op het slachtoffer door hem komend van zijn werk in de lift nabij zijn woning onverhoeds vast te pakken, hem met een vuurwapen op het hoofd te slaan, hem tape om het hoofd en de mond te wikkelen, zijn handen te boeien en hem in zijn eigen woning gedurende meer dan een dag gegijzeld te houden. Het slachtoffer heeft in doodsangst zijn bankpas en pincode moeten afgeven, terwijl voorts gedreigd is bij hem een vinger af te snijden. In de woning van het slachtoffer is geld weggenomen. Voorts is met behulp van de door het slachtoffer afgegeven pincode meerdere keren en op verschillende plaatsen getracht via internetbankieren geld van de bankrekening van het slachtoffer over te boeken naar de bankrekening van een katvanger. Met de door het slachtoffer afgegeven bankpas en pincode is voorts een aantal keren geld gepind en geprobeerd geld uit een pinautomaat op te nemen.
Tevens zijn twee collega’s van het slachtoffer die uit zorg over het wegblijven van het slachtoffer op het werk, zich naar zijn woning hadden begeven om poolshoogte te nemen, bij het binnengaan van die woning bedreigd met een vuurwapen en zijn bij een van die collega’s de handen op de rug geboeid.
Voorts heeft verdachte slechts één maand later wederom samen met een aantal anderen een gewelddadige overval gepleegd waarbij het slachtoffer uren lang van zijn vrijheid is beroofd, waarbij hem geld en zijn portemonnee, bankpas met bijbehorende pincode zijn ontstolen, waarmee later geld is opgenomen van zijn rekening. Kennelijk ligt aan deze overval een zakelijk conflict ten grondslag. Ook in deze zaak is het slachtoffer met een pistool en met de dood bedreigd en zijn de handen van het slachtoffer vastgetaped.
De feiten zijn kennelijk gepleegd met motieven van zakelijke financiële verrekening en eigen geldelijk gewin zonder zich te bekommeren over de ernstige gevolgen voor de slachtoffers. Dergelijke overvallen behoren tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gewelddadige overvallen langdurige nadelige psychische en traumatische gevolgen voor de slachtoffers kan hebben. Ook in het onderhavige geval is daarvan sprake.
Bij dergelijke feiten past een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
Blijkens het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële documentatie van 28 januari 2011 is verdachte eerder ter zake van soortgelijke vermogens- en gewelddelicten veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen.
De rechtbank zal, gelet op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2009, toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Overschrijding redelijk termijn
De raadsman heeft naar voren gebracht dat voor zover het betreft de op de tenlastelegging opgenomen feiten in de zaak “Duik” sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daarbij is gesteld dat verdachte [verdachte] op 30 oktober 2008 voor deze zaak is aangehouden en bekend is geworden met deze beschuldiging. De rechtbank merkt op dat in het dossier met betrekking tot deze zaak omtrent verdachte geen proces-verbaal van aanhouding is aangetroffen. Het openbaar ministerie heeft zich ter terechtzitting echter evenals de raadsman op het standpunt gesteld dat de datum 30 oktober 2008 als uitgangspunt dient te worden aangehouden. Ook de rechtbank zal die datum aanhouden als het moment waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van die feiten het openbaar ministerie een strafvervolging zou instellen (zie onder meer punt 3.12.1 van het arrest van de Hoge Raad van 17-6-2008, LJN: BD2578). De feiten in de zaak “Duik” zijn gevoegd op de dagvaarding bij de feiten in de zaak “Schaats” en aanhangig gemaakt tegen de zitting van 30 september 2010. De zaak van de verdachte [verdachte] is – net als de zaken van de mede-verdachten – toen aangehouden ten einde nadere onderzoekshandelingen te doen verrichten, waaronder het mede op verzoek van de raadsman en verdachte [verdachte] horen van getuigen. In het bijzonder vanwege de omstandigheid dat een van de getuigen in het buitenland woonachtig is en het horen van die getuige via een zogenoemde rogatoire commissie zou moeten plaatsvinden, is de zaak ter zitting van 14 december 2010 opnieuw aangehouden en is de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting op 31 januari 2011 van start gegaan. De uitspraak is bepaald op heden, 21 februari 2011.
In eerder genoemd arrest van 17 juni 2008 is in punt 3.14 verwoord dat wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg als uitgangpunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden als onder 3.13.1 (van dat arrest) vermeld. De rechtbank is van oordeel dat van zodanige bijzondere omstandigheden te dezen niet is gebleken. Het feit dat de verdediging onder meer verzocht heeft getuigen te doen horen kan niet in het nadeel van verdachte worden uitgelegd, te meer niet nu de behandeling van de zaak van verdachte steeds gelijktijdig met de zaken van de mede-verdachten is gepland en heeft plaatsgevonden en ook in die zaken aanhouding van de behandeling noodzakelijk bleek ten einde nadere onderzoekshandelingen te doen verrichten.
Een en ander leidt er toe dat vanaf de hierboven genoemde datum 30 oktober 2008 tot en met de datum van de uitspraak (21 februari 2011) nagenoeg 28 maanden zijn verstreken. Dit impliceert een overschrijding van de redelijke termijn met 4 maanden. De rechtbank zal, eveneens overeenkomstig meergenoemd arrest van 17 juni 2008 (punt 3.6.2), de aan de feiten in de zaak Duik toe te rekenen straf aldus bepalen: een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, verminderd met 2 maanden wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Met die hierboven omtrent de zaak Schaats en de zaak Duik vermelde omstandigheden heeft het openbaar ministerie, mede gelet op de rol van verdachte in beide zaken en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, onvoldoende rekening gehouden zodat een lagere straf zal worden opgelegd dan gevorderd. De rechtbank acht na te melden straf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
45, 47, 57, 63, 282, 285, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 cumulatief, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 7:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 cumulatief:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de feiten 4 en 5:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (NEGEN) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.Th. de Boer, voorzitter,
mrs. O.F. Bouwman en M.H. Rochat, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2011.