Afdeling 1, meervoudige kamer
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[A], wonende te [Plaats], eiser,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
1.1 Bij besluit van 5 februari 2010 heeft verweerder eiser op een daartoe strekkende aanvraag met ingang van 14 januari 2010 voor de duur van drie maanden in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW).
1.2 Bij besluit van 28 april 2010 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit van 5 februari 2010 gehandhaafd.
1.3 Tegen dit besluit heeft eiser bij op 9 juni 2010 ingekomen brief beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 5 juli 2010.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het beroep is behandeld ter zitting van 11 januari 2011. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooy-Bal.
2.1 Van 27 mei 2001 tot en met 6 maart 2008 ontving eiser een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (de Wajong). Eiser is op 14 januari 2008 als junior projectleider voor bepaalde tijd in dienst getreden van werkgever Schiphol Nederland B.V. In verband met het aflopen van het contract is de arbeidsovereenkomst tussen eiser en zijn werkgever van rechtswege geëindigd met ingang van 14 januari 2010.
2.2 Op 25 januari 2010 heeft eiser zich met een aanvraag tot verweerder gewend om in aanmerking te worden gebracht voor een WW-uitkering.
2.3 Bij besluit van 5 februari 2010 heeft verweerder aan eiser een WW-uitkering met een uitkeringsduur van drie maanden toegekend. Bij het bestreden besluit van 28 april 2010 heeft verweerder, beslissend op het bezwaar van eiser, dit primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat eiser van de vijf kalenderjaren onmiddellijk voor het jaar waarin de eerste werkloosheidsdag ligt, alleen in de jaren 2008 en 2009 over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen en in zoverre niet aan de "vier uit vijfjareneis" voldoet. De dagen waarover een volledige Wajong uitkering is ontvangen tellen niet mee als loondagen omdat een Wajong-uitkering volgens verweerder naar aard en strekking niet overeenkomt met een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Een Wajong-uitkering is immers een uit de algemene middelen gefinancierde inkomensvoorziening voor jonggehandicapten op basis van ingezetenschap en die kan niet worden gelijkgesteld met een uitkering krachtens een werknemersverzekering.
2.4 In beroep voert eiser aan dat naar zijn mening een Wajong-uitkering wel naar aard en strekking overeenkomt met een WIA- of WAO-uitkering omdat in die wetten, net als in de Wajong, het arbeidsongeschiktheidsbegrip centraal staat. Subsidiair heeft eiser aangevoerd dat hij gezien zijn arbeidsverleden ook aanspraak had kunnen maken op een WAO-uitkering, zodat de jaren gedurende welke aanspraak bestond op een WAO-uitkering hebben te gelden als jaren die meetellen voor de jareneis.
3.1 In dit geding is de vraag aan de orde of verweerder bij het bestreden besluit terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de arbeidsverledeneis van artikel 42, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW, omdat hij in de vijf aan zijn werkloosheid voorafgaande kalenderjaren niet in tenminste vier kalenderjaren over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen.
3.2 Artikel 42 van de WW luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1. De uitkeringsduur is drie maanden, te rekenen vanaf de eerste dag waarop het recht op uitkering is ontstaan.
2. Indien de werknemer:
a. aantoont in de periode van vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het kalenderjaar waarin zijn eerste werkloosheidsdag is gelegen, in tenminste vier kalenderjaren over 52 of meer dagen per kalenderjaar loon te hebben ontvangen,
b. (...) wordt de uitkeringsduur verlengd met een maand voor ieder volledig kalenderjaar dat het arbeidsverleden de duur van drie kalenderjaren overstijgt, met dien verstande dat de totale uitkeringsduur maximaal 38 maanden bedraagt.
3.3 Vast staat dat voor de toepassing van de "vier uit vijf jaren-eis" in dit geval de kalenderjaren 2005 tot en met 2009 in aanmerking moeten worden genomen en dat eiser in de jaren 2008 en 2009, gelet op zijn dienstverband met Schiphol Nederland B.V., wél en in de jaren 2005 tot en met 2007 niet over tenminste 52 dagen loon heeft ontvangen. Met betrekking tot de vraag of de dagen waarover eiser in de jaren 2005 tot en met 2007 een Wajong-uitkering ontving, op de voet van artikel 42a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW kunnen worden gelijkgesteld met loondagen, overweegt de rechtbank hierna als volgt.
3.4 Artikel 42a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW bepaalt -voor zover hier van belang- dat voor de toepassing van artikel 42 met dagen waarover loon is ontvangen worden gelijkgesteld dagen waarover recht bestond op een uitkering die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3.5 Loon is, zo bepaalt artikel 14 van de WW, het loon in de zin van de Wfsv, alwaar het loonbegrip nader is uitgewerkt in artikel 16 van de Wfsv. Volgens artikel 16 Wfsv behoren uitkeringen tot het loon mits het gaat om uitkeringen op grond van een werknemersverzekering.
4.1 De Wajong is een wettelijke voorziening tegen het risico van langdurige arbeidsongeschiktheid voor personen die arbeidsongeschikt zijn geworden op een moment dat zij vanwege hun jeugdige leeftijd nog niet konden deelnemen aan betaalde arbeidsverrichting. Er is hier dus anders dan bij werknemers geen sprake van feitelijke inkomensderving maar van veronderstelde inkomensderving. De voorziening wordt gefinancierd uit de algemene middelen en is, anders dan een WIA- of een WAO-uitkering, geen werknemersverzekering.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat waar voor de toepassing van de artikelen 42 en 42a van de WW het loonbegrip van de Wfsv leidend is, de dagen waarover eiser in de jaren 2005 tot en met 2007 Wajong-uitkering ontving niet kunnen worden aangemerkt als loondagen en daarmee ook niet worden gelijkgesteld. Immers, maatgevend voor de gelijkstelling van artikel 42a WW is de aanwezigheid van een feitelijk opgebouwd arbeidsverleden tot uiting komend in loonbetaling dan wel uitkeringsverstrekking met werknemerschap als verzekeringsbasis. Tegen deze achtergrond kan naar het oordeel van de rechtbank niet met vrucht worden staande gehouden de opvatting van eiser dat een Wajong-uitkering, niet zijnde een werknemersverzekering, naar aard en strekking overeenkomt met een WIA- of een WAO-uitkering.
4.3 Gelet op het vorenoverwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat het bepaalde in artikel 42, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW in verbinding met artikel 42a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW er aan in de weg staat dat de dagen waarover eiser in de jaren 2005 tot en met 2007 Wajong-uitkering heeft ontvangen, zijn gelijk te stellen met dagen waarover loon is ontvangen.
4.4 De stelling van eiser dat gelet op zijn arbeidsverleden een recht bestond op een WAO-uitkering, ook al is dat uitkeringsrecht nooit te gelde gemaakt, en hij daarmee alsnog voldoet aan het criterium van artikel 42a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW, onderschrijft de rechtbank niet. Niet is gebleken van een bestaand recht op een WAO-uitkering van eiser zodat naar het oordeel van de rechtbank zijn inschatting dat hij dat recht zou hebben of zou hebben gehad, hypothetisch blijft.
5.1 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. M.J. van den Bergh, H.M. Braam en G.F. van der Linden-Burgers in tegenwoordigheid van F.P. Krijnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.