ECLI:NL:RBSGR:2011:BP4582
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling in het kader van de Terugkeerrichtlijn
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die op 27 januari 2011 was opgelegd door de Minister voor Immigratie en Asiel. De rechtbank constateert dat de Terugkeerrichtlijn tot op heden niet in de nationale wetgeving is geïmplementeerd. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat voordat kan worden beoordeeld of een bepaling uit de richtlijn rechtstreekse werking heeft, eerst moet worden nagegaan of het nationale recht richtlijnconform kan worden geïnterpreteerd. De rechtbank onderzoekt of de feiten die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, voldoende zijn om deze maatregel te rechtvaardigen in het licht van de Terugkeerrichtlijn.
De rechtbank oordeelt dat de gronden die door de verweerder zijn aangevoerd, waaronder het ontbreken van een identiteitsdocument en het niet beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats, niet in overeenstemming zijn met de doelstelling van de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat de omstandigheden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, niet voldoen aan de vereisten van de richtlijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, heft de maatregel van bewaring op en kent schadevergoeding toe aan eiser voor de onrechtmatige bewaring. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de eiser, die recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste implementatie van Europese richtlijnen in de nationale wetgeving en de noodzaak voor nationale rechters om deze richtlijnen in hun oordelen te betrekken. De rechtbank stelt dat de maatregel van bewaring niet kan rusten op de enkele grond van openbare orde en dat de betrokken omstandigheden onvoldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen.