ECLI:NL:RBSGR:2011:BP4562
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- E. Weiss
- P.A. Koppen
- F.J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op basis van de Toescheidingsovereenkomst met Suriname
In deze zaak heeft verzoeker op 20 maart 2009 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij verzoekt vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft echter in een brief van 28 juni 2010 gesteld dat verzoeker niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker heeft hierop gereageerd en zijn standpunt toegelicht tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2010, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L. Sinoo, en de IND werd vertegenwoordigd door mr. C.J. Cappon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op [geboortedatum] 1975 in Suriname is geboren en dat hij op 25 november 1975, de dag van inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst (TOS) tussen Nederland en Suriname, met zijn moeder in Suriname verbleef. De moeder van verzoeker verkreeg op die datum de Surinaamse nationaliteit en verloor daarmee de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker volgde de nationaliteit van zijn moeder en verloor daardoor ook zijn Nederlandse nationaliteit.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij tijdig heeft geopteerd voor de Nederlandse nationaliteit, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet de gelegenheid heeft gehad om dit te doen op basis van artikel 6 lid 4 van de TOS. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet met rechtsgevolg kon opteren voor de Nederlandse nationaliteit en dat hij vanaf 25 november 1975 niet meer in het bezit is van deze nationaliteit. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de beschikking werd gegeven door de rechters E. Weiss, P.A. Koppen en F.J. Verbeek, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.