ECLI:NL:RBSGR:2011:BP3556

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4268 & AWB 10/4274
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oeigoerse eisers na demonstratie in China

In deze zaak hebben eisers, beiden van Oeigoerse afkomst, asiel aangevraagd in Nederland na een gewelddadige demonstratie in China op 5 juli 2009. De rechtbank heeft op 4 februari 2011 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken. Eisers hebben op 25 juli 2009 afzonderlijke aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister voor Immigratie en Asiel op 28 januari 2010 zijn afgewezen. Tijdens de zitting op 26 november 2010 heeft de verweerder zijn standpunt gewijzigd en erkend dat eiser heeft deelgenomen aan de demonstratie, maar betwistte de vrees voor vervolging bij terugkeer naar China. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de informatie van Human Rights Watch aantoont dat Oeigoerse mannen in de regio Urumqi, waar eiser vandaan komt, een verhoogd risico lopen om opgepakt te worden door de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom eiser niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan bij terugkeer. De beroepsgrond van eiser werd gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg verweerder op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 874,-.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 10 / 4268 en AWB 10 / 4274
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 4 februari 2011
in de zaak van:
[naam eiser]
geboren op [geboortedatum],
eiser, en
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum]
eiseres,
gezamenlijk te noemen eisers,
beiden van Chinese nationaliteit,
gemachtigde: mr. J.J. Wedemeijer, advocaat te Alkmaar,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel, voorheen de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.J.H.J. van Roosmalen, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eisers hebben op 25 juli 2009 afzonderlijke aanvragen ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen bij afzonderlijke besluiten van 28 januari 2010 afgewezen. Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van de geschillen heeft plaatsgevonden op 26 november 2010. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser is afkomstig uit [...], China en behoort tot de bevolkingsgroep der Oeigoeren. Op 5 juli 2009 heeft eiser samen met enkele vrienden deelgenomen aan een herdenkingsdemonstratie tegen het incident in Shao Guan. Tijdens de demonstratie werden honderden Oeigoeren neergeslagen door de politie en vermoord door het Chinese leger. Eiser wist te ontkomen door zich schuil te houden in een toilet van een ziekenhuis. In de avond ging hij weer naar huis alwaar zijn vader hem onderbracht in de kelder. De volgende dag kwamen twee agenten bij de woning van eiser langs en vroegen naar hem. Zij spraken daar eisers echtgenote, eiseres. Ook zijn de agenten bij de woning van zijn ouders geweest. De dag erna heeft eiser China verlaten door via Ghuang Zhou de boot naar Hong Kong te nemen. Van daaruit zijn eiser en zijn echtgenote naar Amsterdam gevlogen.
Eiseres behoort ook tot de bevolkingsgroep der Oeigoeren. Zij heeft problemen ondervonden wegens het feit dat haar diploma niet werd erkend. Eiseres heeft samen met haar echtgenoot, eiser, China verlaten wegens de problemen die eiser heeft ondervonden als gevolg van zijn deelname aan de demonstratie op 5 juli 2009.
2.2 Ter zitting heeft verweerder het ten aanzien van eiser genomen besluit gewijzigd in die zin dat verweerder niet langer artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan eiser tegenwerpt. Voorts acht verweerder geloofwaardig dat eiser heeft deelgenomen aan de demonstratie op 5 juli 2009 en dat de politie op 6 juli 2009 bij de woning van eiser is langs geweest. Verweerder acht echter, aldus zijn mondelinge standpunt ter zitting, niet geloofwaardig de vrees die eiser ontleent aan de geloofwaardig geachte feiten.
2.3 De beroepsgronden die zijn gericht tegen de onderdelen van het bestreden besluit welke verweerder ter zitting heeft ingetrokken, behoeven thans geen bespreking meer.
2.4 De rechtbank begrijpt het nieuwe standpunt van verweerder aldus, dat verweerder niet geloofwaardig acht dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst te vrezen heeft van de Chinese autoriteiten wegens zijn deelname aan de demonstratie op 5 juli 2009. Verweerder heeft ter motivering van dit standpunt aangevoerd dat de politie op 6 juli 2009 een routineonderzoek uitvoerde en niet op zoek was naar eiser persoonlijk. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat eiser legaal is uitgereisd en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geregistreerd staat.
2.5 Eiser voert in beroep onder meer aan dat uit algemene, openbare stukken blijkt dat de politie alle Oeigoerse wijken hebben uitgekamd op zoek naar demonstranten. Het standpunt van verweerder dat sprake is van een routinecontrole waarvoor eiser geen angst behoefde te hebben, snijdt geen hout. Uit het rapport van Human Rights Watch van oktober 2009, pagina 3, blijkt immers het volgende:
“That day. A large group of armed police arrived at our neighborhood and took many Uighur men away. They went after every young man they could catch, those who lived there, and those who just happened to be there.”
Op pagina 5 van het rapport van Human Rights Watch van oktober 2009 staat het volgende vermeld:
“Chinese law enforcement agencies carried out a massive campaign of unlawful arrests in the Uighur areas of Urumqi, many of which resulted in ‘disappearances’ of the detainees.” (…) “On july 6-7-2009, Chinese police, armed police and the military conducted numerous large-scale sweep operations in two predominantly Uighur areas of Urumqi-Erdaoqiao and Saimachang. The operations, on a lesser scale, continued at least through the end of July. According to witnesses, the security forces sealed off entire neighborhouds, searching for young Uighur men.” (…) “In other cases, the security forces went after every young man they could catch and packed them into their trucks by the dozens.”
2.6 Uit de hiervoor geciteerde passages blijkt dat iedere Oeigoerse man die bij de controle op 6 juli 2009 in de Oeigoerse regio van Urumqi werd aangetroffen, is meegenomen. Deze controles duurden op kleinschaliger basis voort tot eind juli 2009. Volgens getuigen werden wijken afgesloten terwijl de veiligheidsdiensten op zoek waren naar jonge Oeigoerse mannen. In andere gevallen zijn de veiligheidsdiensten achter iedere jonge man aan gegaan die zij konden pakken.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op de informatie in deze passages, niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat eiser bij terugkeer niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal staan. Uit de rapportage van Human Right Watch blijkt niet dat sprake moet zijn van een specifiek op eiser gerichte verdenking om opgepakt te worden. Het zijn van een Oeigoerse man uit de Oeigoerse regio van Urumqi is daartoe voldoende. De beroepsgrond treft doel.
2.8 De rechtbank zal het beroep van eiser hierom gegrond verklaren. Het bestreden besluit zal worden vernietigd nu het is genomen in strijd met artikel 3:46 Awb. Gelet op het feit dat het asielrelaas van eiseres afhankelijk is van het asielrelaas van eiser, zal de rechtbank het beroep van eiseres eveneens gegrond verklaren en het ten aanzien van eiseres genomen besluit eveneens vernietigen. Verweerder zal worden opgedragen nieuwe besluiten op de aanvragen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.9 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, samenhangende zaken).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart de beroepen (AWB 10-4268 en AWB 10-4274) gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten;
3.3 draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eisers in verband met de beroepen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2011.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.