ECLI:NL:RBSGR:2011:BP3084
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid en voorwaardelijk vrijwaringsincident in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is op 26 januari 2011 een vonnis gewezen in een incident tot niet-ontvankelijkheid en in de hoofdzaak. De eiseres, Achmea Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Avéro Achmea, heeft een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder [A] Technische Installaties B.V., Brinkman Agro B.V. en ZB Projecten B.V. De vordering betreft een schadevergoeding van € 139.055,15 en buitengerechtelijke incassokosten van € 8.196,03, voortvloeiend uit een schade-incident dat plaatsvond op 7 december 2005 bij Kwekerij [B]. Avéro stelt dat zij op basis van verzekeringsovereenkomsten met Kwekerij [B] is gesubrogeerd in diens rechten en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade.
In het incident tot niet-ontvankelijkheid heeft Brinkman Agro aangevoerd dat zij niet de juiste partij is in de overeenkomst met ZB Projecten B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat Brinkman Agro niet de contractspartij is en dat Avéro de verkeerde partij heeft gedagvaard. De rechtbank heeft het verweer van Avéro, dat zij op basis van een toedrachtsonderzoek haar vordering jegens Brinkman Agro wil handhaven, verworpen. De rechtbank concludeert dat de vordering in de hoofdzaak jegens Brinkman Agro moet worden afgewezen, en dat Avéro als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld.
De rechtbank heeft de vordering in de hoofdzaak jegens Brinkman Agro afgewezen en Avéro veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 452,- aan salaris advocaat en € 3.490,- aan verschotten. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van 9 maart 2011 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 1] en ZB.