“Bij onderzoek aan het voornoemde document, voorzien van het nummer 00319, zagen wij, verbalisanten, dat:
- deze was afgegeven te Freetown op (...) 2004;
- deze op naam was gesteld van:
(...) en (...);
- de basisgegevens vervaardigd waren middels een druktechniek;
- de variabele gegevens handmatig middels pen aangebracht waren;
- deze was voorzien van – 3 – ongedetailleerde inktstempelafdrukken;
- er onregelmatigheden in de opmaak en afgifte voorkwamen.
Naar aanleiding van vorenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat het document waarschijnlijk niet is opgemaakt en afgegeven door de bevoegde autoriteiten.
Bovengenoemde conclusie is mede tot stand gekomen na overleg met een medewerker van Bureau Documenten van de IND te Zwolle.”
2.4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, Vw 2000, in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000. Verweerder heeft daartoe in het bestreden besluit – waarvan het voornemen deel uitmaakt – onder meer het volgende overwogen. Verzoeker heeft onvoldoende meegewerkt aan de vaststelling van de reisroute, nu hij zijn reisverhaal niet heeft onderbouwd met het tijdens de reis van Sierra Leone naar Nederland gebruikte grensoverschrijdingsdocument of met voldoende andere reisbewijzen, noch met enig ander al dan niet indicatief bewijs. Verzoeker heeft verklaard dat hij samen met een reisagent naar Nederland is gereisd en dat hij, bij de controle op de luchthaven in Nederland, naast de reisagent stond die de reisdocumenten ter controle aanbood. Verzoeker had op dat moment de bescherming van de Nederlandse autoriteiten kunnen inroepen, onder gelijktijdige overlegging van de reisdocumenten door zijn reisagent. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van verzoeker dat hij ervoor zorgt dat bij de controle de gebruikte reisdocumenten worden overgelegd. De omstandigheid dat, naar gesteld, de reisagent op dat moment naast verzoeker stond en zei dat verzoeker een zakenpartner was, doet daar niet aan af. Evenmin doet daaraan af dat, naar gesteld, verzoeker niet wist dat hij asiel kon vragen en dat er diplomatieke paspoorten zijn gebruikt. Voorts is niet aannemelijk dat verzoeker geen enkel indicatief bewijs van de reis kan overleggen en ook niet in staat is gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen over de reisroute te geven. Nu verzoeker ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitsdocumenten kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, is de oprechtheid van zijn asielrelaas op voorhand aangetast en wordt afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van dat relaas. Van dat relaas dient derhalve een positieve overtuigingskracht uit te gaan.
Vervolgens heeft verweerder overwogen dat verzoeker wordt gevolgd in zijn verklaringen over zijn etniciteit, religie en nationaliteit. Verweerder volgt verzoeker echter niet in zijn verklaring dat hij is gehuwd en vanwege zijn echtgenote problemen heeft ondervonden die aanleiding waren om zijn land van herkomst te verlaten. Te dien aanzien heeft verweerder als volgt overwogen. Verzoeker heeft ter ondersteuning van zijn asielaanvraag een huwelijksakte overgelegd. Uit het proces-verbaal van de KMar blijkt dat de huwelijksakte waarschijnlijk niet is opgemaakt en afgegeven door de bevoegde autoriteiten. Verzoeker heeft gesteld dat de huwelijksakte is opgemaakt door een imam en dat een imam niet een vertegenwoordiger is van de autoriteiten en dat daarom de conclusie van de KMar geen doel treft. Verweerder volgt die stelling van verzoeker niet, waartoe verweerder opmerkt dat het proces-verbaal van de KMar is opgemaakt op ambtseed en kan worden aangemerkt als een deskundigenrapport. Gezien de onderzoeksresultaten van de KMar is niet geloofwaardig dat verzoeker is gehuwd met de persoon die op de huwelijksakte staat. Nu het huwelijk van verzoeker ongeloofwaardig is bevonden, hecht verweerder geen geloof aan de door verzoeker gestelde problemen die de aanleiding waren voor zijn vertrek uit Sierra Leone. Immers, die problemen zouden te maken hebben met familieleden van zijn echtgenote. Verzoeker heeft gesteld dat sprake is van een geloofwaardig asielrelaas nu de problemen rond het Bundu genootschap en andere geheime genootschappen bekend zijn. Verweerder volgt die stelling van verzoeker niet. Immers, verzoeker heeft verklaard dat hij vanwege zijn echtgenote problemen heeft ondervonden, doch verweerder hecht aan (het bestaan van) dat huwelijk geen geloof. Verzoeker komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 Vw 2000.
2.5. Verzoeker stelt zich in de gronden van het verzoekschrift op het standpunt dat verweerder hem ten onrechte artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 heeft tegengeworpen. Verzoeker was op doorreis in Nederland als zakenpartner van zijn begeleider en had niet de intentie in Nederland asiel aan te vragen. Verzoeker heeft ook in zijn gehoor verklaard niet te weten van de mogelijkheid om asiel aan te vragen.
Verzoeker begrijpt niet wat verweerder precies wil aangegeven met de stelling dat hij “de bescherming van de Nederlandse autoriteiten kon inroepen onder gelijktijdige overlegging van de reisdocumenten door zijn reisagent”. Zoals verzoeker eerder heeft verklaard, was de reisagent, met wie hij zou doorreizen naar België, plotseling met de noorderzon vertrokken; hoe had de reisagent dan de documenten moeten overleggen? Ter ondersteuning van zijn standpunt dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij geen documenten heeft kunnen overleggen verwijst verzoeker naar een uitspraak van 9 september 2010 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht (Awb 10/29539). Als gevolg van de onterechte tegenwerping van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 heeft verweerder een onjuist toetsingskader toegepast. Reeds daarom kan het bestreden besluit geen stand houden.
Verzoeker betwist niet dat het proces-verbaal van de KMar een deskundigenrapport is. Het gaat er echter om dat verzoeker heeft verklaard dat de huwelijksakte is opgemaakt door een imam. Het door verweerder ingenomen standpunt voor wat dit onderdeel betreft kan geen stand houden, reeds omdat de huwelijksakte niet is afgegeven door de autoriteiten.
Er is geen sprake van een zorgvuldige belangenafweging. Het bestreden besluit ontbeert op onderdelen een kenbare motivering.
2.6. Bij faxbericht van 13 januari 2011, 12:42 uur, heeft de gemachtigde van verzoeker aan de rechtbank laten weten dat verzoeker haar op 12 januari 2011 heeft gebeld met de mededeling dat hem is gebleken dat zijn echtgenote eveneens in Nederland verblijft. Verzoekers gemachtigde heeft daarop de gemachtigde van de echtgenote achterhaald en bij die gemachtigde de rapporten van de gehoren van de echtgenote opgevraagd. Bedoelde rapporten zijn, met een aantal andere stukken, aan de rechtbank verzonden als bijlage bij het faxbericht van 13 januari 2011. Namens verzoeker is gesteld dat als de verklaringen van zijn echtgenote, zoals zij deze blijkens de rapporten van haar gehoren heeft afgelegd, worden vergeleken met zijn eigen verklaringen, daaruit volgt dat hun beider verklaringen naadloos op elkaar aansluiten. Op basis daarvan kan in de visie van verzoeker het standpunt van verweerder dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is, geen stand houden.
2.7. Namens verzoeker is ter zitting onder meer het volgende verklaard.
Op woensdag 12 januari 2011 was verzoeker in Roermond. Plotseling zag hij aan de overkant van de straat een vrouw die sprekend op zijn echtgenote leek. Hij riep de naam van zijn echtgenote. Toen bleek dat die vrouw inderdaad zijn echtgenote was. Zij verblijft in het AZC te Venlo. Zij is Nederland ingereisd op 11 juni 2010, waarna zij om asiel heeft verzocht. Inmiddels is zij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de b-grond van artikel 29 Vw 2000. Tijdens het eerste gehoor van 12 augustus 2010 heeft zij verklaard dat zij op (...) 2004 een imam-huwelijk heeft gesloten met verzoeker (...). Zij heeft verder verklaard dat er een document is van de voltrekking van het huwelijk, welk document zij niet zelf in haar bezit heeft, maar dat in het bezit is van haar echtgenoot. Dit komt overeen met hetgeen verzoeker heeft verklaard, en ook met de door verzoeker overgelegde huwelijksakte. Ook overigens komen de verklaringen van verzoeker en zijn echtgenote goeddeels met elkaar overeen. Dit alles onderstreept eens te meer dat verweerders standpunt dat het bestaan van het huwelijk ongeloofwaardig is, niet te handhaven is, aldus verzoeker.
Op vragen van de gemachtigde van verweerder heeft de gemachtigde van verzoeker ter zitting aangegeven dat zij van mening is, primair, dat deze nieuwe feiten en omstandigheden moeten worden aangemerkt als een nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt, te weten het standpunt dat met de huwelijksakte is aangetoond dat er sprake is van een huwelijk tussen verzoeker en zijn echtgenote, zodat de rechtbank deze nieuwe feiten en omstandigheden kan betrekken bij de beoordeling van de onderhavige zaak; dan wel, subsidiair, dat deze nieuwe feiten en omstandigheden door de rechtbank bij de beoordeling van de zaak dienen te worden betrokken op de voet van het bepaalde in artikel 83 Vw 2000.
2.8. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting onder meer het volgende naar voren gebracht.
Naar aanleiding van het faxbericht van 13 januari 2011 van de gemachtigde van verzoeker is zijdens verweerder nader onderzoek verricht. Daaruit is onder meer naar voren gekomen dat het juist is dat aan de gestelde echtgenote(...), geboren te (...) op (...) een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend, met ingang van
12 augustus 2010. Dit is gebeurd bij besluit van 3 september 2010. Verweerder is evenwel niet bereid het bestreden besluit ten name van verzoeker in te trekken. Verweerder blijft zich op het standpunt stellen dat het bestaan van het huwelijk ongeloofwaardig is, gelet op het gestelde in het proces-verbaal van de KMar. Daarnaast deelt verweerder niet de mening van verzoeker dat uit het enkele feit dat de asielrelazen goeddeels overeenkomen, zou volgen dat verzoeker ‘dus’ de echtgenoot van (...) is. In dit verband heeft de gemachtigde van verweerder er onder meer op gewezen dat (...) tijdens haar eerste gehoor heeft verklaard dat zij op(...) 2004 traditioneel is gehuwd met (...) en dat het huwelijk is gesloten in het huis van haar ouders, waarbij haar ouders, de ouders van haar man en de imam aanwezig waren (pag. 1 van het rapport van eerste gehoor). Voorts heeft zij tijdens het eerste gehoor verklaard dat haar vader (...) is overleden op (...) 2003 (pag. 3 van het rapport van eerste gehoor). Als haar vader is overleden op (...) 2003, kon hij niet aanwezig zijn op een op (...) 2004 gesloten huwelijk. In dat verband heeft de gemachtigde van verweerder vervolgens gewezen op de handtekeningen die zijn geplaatst boven de zinsnede “in the presence of us” in het door de KMar onderzochte document met opschrift “Certificate of Muslim Marriage”. Het lijkt er op dat één van die handtekeningen de handtekening is van de vader van (...), waarmee deze aangeeft tijdens de huwelijksvoltrekking aanwezig te zijn geweest als getuige. Uitgaande van de eigen verklaring van (...) dat haar vader op (...) 2003 is overleden, is die handtekening op de huwelijksakte onverklaarbaar en een aanwijzing temeer dat de huwelijksakte niet waarheidsgetrouw is, aldus de gemachtigde van verweerder.
Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting een aantal elementen uit het asielrelaas van verzoeker afgezet tegen een aantal elementen uit het asielrelaas van (...) en geconcludeerd dat met het overleggen van de rapporten van de gehoren van (...) niet alsnog aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een huwelijk tussen verzoeker en (...)
Ten slotte heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting desgevraagd aangegeven dat hij “gisteren” (dus op 13 januari 2011) telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van het Bureau Documenten van de IND te Zwolle (hierna: het Bureau Documenten) en dat hij van die medewerker heeft begrepen dat de betreffende huwelijksakte door de KMar is gescand en dat die scan vervolgens als computerbestand aan het Bureau Documenten is verzonden. Het onderzoek door het Bureau Documenten is verricht aan een kleurenkopie.
In het algemeen geldt dat processen-verbaal van de KMar naar aanleiding van documentenonderzoek aldus moeten worden gelezen dat als er niet in is vermeld dat niet wordt beschikt over referentiemateriaal, ervan kan worden uitgegaan dat er wél wordt beschikt over referentiemateriaal. Ten aanzien van de huwelijksakte kan er dus van worden uitgegaan dat er door het Bureau Documenten wordt beschikt over referentiemateriaal, aldus de gemachtigde van verweerder.
2.9. Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker ter zitting gereageerd op verweerders ter zitting geformuleerde conclusie dat met het overleggen van de rapporten van de gehoren van (...) niet alsnog aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een huwelijk tussen verzoeker e n(...). Daarbij is de gemachtigde van verzoeker inhoudelijk ingegaan op de door verweerder aangehaalde onderscheiden elementen uit beider asielrelazen. Verzoeker is van mening dat verweerder, bij vergelijking van hun asielrelazen, ten onrechte tot vorengenoemde conclusie is gekomen.