Parketnummer 09/758068-10
Datum uitspraak: 20 januari 2011
De rechtbank [geboorteplaats] heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in 1969 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 januari 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Laan en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. N. Harlequin, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of het seksueel binnendringen van het lichaam van hem, verdachte, hebbende verdachte
- die [slachtoffer] getongzoend en/of;
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of;
- die [slachtoffer] gepijpt en/of;
- zich anaal laten penetreren door die [slachtoffer].
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] in 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het (tong)zoenen van/met die [slachtoffer] en/of
- het samen in bed liggen met en het betasten van die [slachtoffer] en/of
- het pijpen van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer];
- het zich anaal laten penetreren door die [slachtoffer];
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten afbeeldingen waarop hij, verdachte, en jongen ([slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] in 1989) seksuele handelingen bij elkaar verrichten, bestaande die seksuele handelingen onder meer uit:
- Een naakte jongen ligt op een bed. Hij heeft een stijve penis. Bovenop deze jongen zit een naakte man, met zijn rug naar de jongen toe. Ook hij heeft een stijve penis. Hij houdt met zijn rechterhand de stijve penis van de jongen vast. De eikels van beide penissen raken elkaar. De gezichten zijn niet te zien ([bestandsnaam]) en/of
- Een naakte jongen ligt op een bed. Op zijn buik zit een naakte man voorovergebogen met zijn billen in de richting van de eerst genoemde jongen. De jongen steekt met zijn rechter wijsvinger en middelvinger in de anus van de man die op hem zit. De gezichten zijn niet te zien. [bestandsnaam]) en/of
- Een naakte jongen ligt op een bed. Boven zijn kruis zit een naakte man gehurkt. De jongen heeft zijn stijve penis in de anus van de man gestopt en houdt zijn linkerhand tegen de onderrug van de man. De gezichten zijn niet te zien, ([bestandsnaam]) en/of
- Een naakte man ligt op een bed, Hij heeft een stijve penis. Zijn benen heeft hij opgetrokken. Tussen zijn benen zit een naakte jongen. Hij houdt met zijn rechterhand de stijve penis van de man vast. De gezichten zijn niet te zien. ([bestandsnaam]) en/of
- Te zien is het onderlichaam van een naakte man. Hij heeft een stijve penis. Hij heeft zijn benen opgetrokken. Een naakte jongen, waarvan het hoofd is te zien, zit tussen de benen van de man. Hij houdt met zijn rechterhand de stijve penis van de man vast en heeft tevens de eikel van de stijve penis in zijn mond. ([bestandsnaam])
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten afbeeldingen waarop hij, verdachte, en een jongen ([slachtoffer], geboren [geboortedatum] in 1995) seksuele handelingen bij/met elkaar verrichten, bestaande die seksuele handelingen onder meer uit:
- [verdachte] en [slachtoffer] liggen samen in bed. Zij tongzoenen elkaar kennelijk, gezien de houding en vorm van de kaak van beiden. ([bestandsnaam])
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad.
3. Ontvankelijkheid openbaar ministerie.
3.1 Standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat, in strijd met de artikelen 6 en 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en de beginselen van een behoorlijke procesorde, de aanvang van het onderzoek niet controleerbaar is en niet, althans onvoldoende, volgens de aanwijzing zeden is uitgevoerd. Essentiële informatie over hoe de samenwerking tussen de officier van justitie, politie en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Haaglanden (hierna: AMK) het onderzoek heeft beïnvloed, is doelbewust uit het strafdossier gehouden.
De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 2 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de ten laste gelegde gedragingen exact dezelfde zijn als die onder feit 1 ten laste zijn gelegd. In feite is sprake van een dubbele vervolging.
3.2 Standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de samenwerking van het openbaar ministerie en de politie met het AMK de grenzen van behoorlijke procesorde niet zijn overschreden en dat voor de in de strafzaak genomen beslissingen geen gebruik is gemaakt van informatie van het door het AMK uitgevoerde onderzoek.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de verdediging heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat met dezelfde gedragingen meer strafrechtelijke normen zijn overtreden.
3.3. Oordeel van de rechtbank.
Wat er zij van de door de raadvrouw gestelde en uitvoerig besproken samenwerking van het openbaar ministerie met het AMK, uit het proces-verbaal blijkt genoegzaam dat er op grond van politieonderzoek, na een melding van vermissing van de minderjarige [slachtoffer], een verdenking van strafbare feiten jegens verdachte is gerezen en dat zijn aanhouding en verdere vervolging door die verdenking werd en wordt gedragen.
De aanvang van het onderzoek is daarmee, anders dan de verdediging stelt, wel voldoende controleerbaar in het proces-verbaal opgenomen. Van het doelbewust buiten het strafdossier houden van voor de strafzaak essentiële informatie is de rechtbank niet gebleken.
Waar informatie van het AMK een rol heeft gespeeld is dat in het proces-verbaal verwoord:
In het proces-verbaal is aangegeven dat de officier van justitie, na kennisneming van informatie van het AMK, de reeds geplande aanhouding van verdachte heeft versneld, met voorbij gaan aan een uitstaande ontbieding voor verhoor op het bureau. Dit valt, in het licht van de verdenking die er op grond van de toen beschikbare resultaten van het politieonderzoek al lag en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de officier van justitie in deze, niet als strijdig met enige nationale of internationale rechtsregel of een goede procesorde aan te merken.
Daarnaast is [deskundige], gedragsdeskundige, in het bijzijn van de manager van het AMK, als getuige in het strafrechtelijk onderzoek gehoord. Het proces-verbaal van dat verhoor is in het strafdossier gevoegd. Wat er zij van de stelling van de verdediging dat [deskundige] bij haar gesprek met de kinderen van verdachte de aanwijzing zeden (de rechtbank begrijpt: de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik" van het openbaar ministerie) niet heeft gevolgd, in de onderhavige strafzaak is dat niet van belang en raakt dat niet de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Overigens zal de verklaring van [deskundige] niet voor het bewijs worden gebruikt.
Voor het overige volgt uit het betoog van de raadsvrouw niet, noch is daarvan anderszins gebleken, dat bij de start van het onderzoek of daarna vormen zijn verzuimd of inbreuken zijn gemaakt op een goede procesorde, laat staan zodanige dat daarmee op grove wijze de belangen van de verdediging zijn veronachtzaamd.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Ook ten aanzien van het als 2 tenlastegelegde feit is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Dat het daar gaat om dezelfde feitelijke gedragingen als bij feit 1, doet daar niet aan af. De verweten gedragingen vallen onder twee verschillende strafbepalingen. Van strijd met het ne-bis-in-idem-beginsel is geen sprake. De wetgever heeft voor een situatie als deze - eendaadse samenloop - in artikel 55 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een regeling gegeven.
De rechtbank zal in het hiernavolgende het onder 3 als "eerste alternatief/cumulatief" ten laste gelegde aanduiden als 3A en het onder 3 als "tweede alternatief/cumulatief" ten laste gelegde als 3B.
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen - waaronder het binnendringen van het lichaam - met een persoon die de leeftijd van zestien jaren niet heeft bereikt en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de ten laste gelegd feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.3 De beoordeling van de tenlastelegging (1)
Op dinsdag 8 juni 2010 meldde [vader van slachtoffer] de vermissing van zijn minderjarige zoon [slachtoffer], geboren [geboortedatum] in 1995 (2). In een door zijn ouders ter beschikking gestelde telefoon van [slachtoffer] trof de politie sms-berichten aan van een persoon, in de telefoon aangeduid als "Ro schatje" met de inhoud: "Ben net thuis van de kids halen" en "Ben thuis, kom je ook.", verzonden op 6 juni 2010. Onderzoek wees uit dat het nummer waarmee deze sms-berichten waren verzonden was afgegeven aan verdachte, wonende te Den Haag (3). De politie heeft daarna verdachte bezocht in diens woning alwaar verdachte hun meedeelde [slachtoffer] te kennen en te weten dat hij van huis was weggelopen. Hij deelde voorts mee dat [slachtoffer] hem had verteld dat hij net 18 jaar was geworden. Desgevraagd ontkende verdachte een relatie met [slachtoffer] te hebben en seks met hem te hebben gehad (4). Later op de avond lieten de ouders van [slachtoffer] weten dat [slachtoffer] weer thuis was gekomen. De politie bezocht opnieuw de woning van de ouders van [slachtoffer] en hun werden foto's getoond op de computer van [slachtoffer] (5). Op een aantal van de foto's herkenden zij verdachte. Op sommige foto's is verdachte samen met [slachtoffer] te zien, liggend in bed, knuffelend en zoenend. Op andere foto's staat [slachtoffer] in vrouwenkleding en op weer andere foto's staat verdachte in ondergoed (6).
In de telefoon van verdachte zijn sms-jes aangetroffen, verzonden aan het telefoonnummer van [slachtoffer] (7). Deze sms-jes, deels met een affectieve inhoud, zijn verstuurd in de periode van 8 mei tot en met 6 juni 20108.
Op 18 juni 2010 verklaart [slachtoffer] tegenover de politie over zijn vriendschap met verdachte. (9) Hij verklaart dat verdachte wist dat hij, [slachtoffer], 15 jaar oud was (10), dat hij verdachte thuis, in Den Haag, is gaan bezoeken, vanaf een gegeven moment elke dag, dat ze allerlei dingen deden (11) en dat hij verliefd was op verdachte (12). Ze zoenden elkaar op de mond
(13) en lagen wel eens tegen elkaar aan (14).
Op 8 juli 2010 verklaart [slachtoffer] dat hij ook seks heeft gehad met verdachte, dat hij dat zelf wilde en niet is gedwongen
(15). Hij had verdachte ongeveer 2 maanden geleden ontmoet via een homosite met de naam [naam site] (16). Hij heeft 4 á 5 keer seks met hem gehad (17). Die seks bestond uit zoenen, elkaar aftrekken, elkaar pijpen (18) en hij heeft verdachte anaal geneukt (19).
In de telefoon van verdachte is onder de contacten waaraan verdachte sms-jes - door de politie beoordeeld als seksueel getint - stuurde, ene [getuige] aangetroffen (20). Deze [getuige] is als getuige gehoord en heeft tegenover de politie verklaard dat hij verdachte via gay-chat heeft ontmoet en dat verdachte hem heeft verteld over een 15-jarige jongen, die van huis was weggelopen en bij verdachte in huis terecht was gekomen, en dat verdachte daar geslachtsgemeenschap mee had gehad (21).
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank concludeert evenwel uit de verklaring van [slachtoffer] in samenhang met de andere hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, dat verdachte in zijn woning in Den Haag, in de ten laste gelegde periode, meermalen de in de tenlastelegging beschreven handelingen heeft gepleegd met de 15-jarige [slachtoffer].
Anders dan door de verdediging bepleit gebruikt de rechtbank de verklar[slachtoffer] [slachtoffer] wel voor het bewijs. Weliswaar verklaart hij bij zijn verhoor door de rechter-commissaris op 13 december 2010, dat hij zich onder druk gezet voelde door de politie en dat hij niet uitsluit dat hij dingen tegen de politie heeft verteld die niet kloppen, maar daarmee is zijn verklaring over de relatie met verdachte en de seksuele handelingen die daarbinnen hebben plaatsgevonden niet ongeloofwaardig geworden. In dit verband overweegt de rechtbank dat van druk door de politie tijdens de verhoren, anders dan dat [slachtoffer] te verstaan is gegeven dat hij de waarheid moest vertellen, niet is gebleken (22). Daarnaast heeft [slachtoffer] aan het begin van het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij bij de politie in zijn eerste verklaring wel de waarheid, maar niet alles, heeft verteld en in zijn tweede verklaring wel alles heeft verteld. Hij heeft bij de rechter commissaris tevens verklaard op dat moment uit zichzelf geen zaken kwijt te willen (23).
De rechtbank leidt hieruit af dat de opmerking van [slachtoffer], dat hij niet uitsluit dat hij dingen heeft verklaard die niet kloppen, niet ziet op zijn verklaring waar het de ontuchtige handelingen met verdachte betreft. Dat deel van zijn verklaring vindt daarnaast steun in de verklaring van [getuige] en past in het door de foto's en sms-jes opgeroepen beeld van een affectieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer], die is ontstaan na een ontmoeting op een gaysite.
De geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] op het punt van de ontuchtige handelingen met verdachte wordt tevens versterkt door het feit dat [slachtoffer] bij de politie en ook bij de rechter-commissaris er blijk van geeft moeite te hebben met de detentie van verdachte en zich daar schuldig over te voelen. Daaruit blijkt in ieder geval niet van enige geneigdheid van [slachtoffer] om verdachte zonder grond in een kwaad daglicht te stellen. Daarnaast draagt bij aan de overtuiging, dat verdachte bij het eerste bezoek van de politie op 10 juni 2010 weliswaar ontkent een seksuele relatie met [slachtoffer] te onderhouden, maar ook melding maakt van het feit dat [slachtoffer] hem verteld zou hebben dat hij 18 jaar is, een melding die, los van het seksuele aspect, relevantie mist.
De bewezen ontuchtige handelingen vallen onder de delictsomschrijvingen van zowel artikel 245 Wetboek van Strafrecht als artikel 247 Wetboek van Strafrecht. De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen, zij het dat sprake is van eendaadse samenloop, zodat ingevolge artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht de strafbepaling van artikel 245 van dat wetboek zal worden toegepast.
De volgende in de (gewijzigde) tenlastelegging omschreven afbeeldingen zijn bij verdachte aangetroffen:
* de onder 3A omschreven afbeeldingen op een in zijn woning op 1 juli 2010 in beslag genomen cd-rom (24). De op die cd-rom aangetroffen afbeeldingen zijn beoordeeld door een zedenrechercheur, die van 6 afbeeldingen de beschrijving heeft gegeven, zoals in de tenlastelegging onder 3A weergegeven (25).
* de onder 3B omschreven afbeelding op een in zijn woning op 1 juli 2010 in beslag genomen geheugenkaart i-Pro compact-flashcard (26). Deze afbeelding is beoordeeld door drie zedenrechercheurs, die van de afbeelding een beschrijving hebben gegeven. (27)
De rechtbank gaat er van uit dat de jongere met wie verdachte op de onder 3A beschreven afbeeldingen staat, [slachtoffer 2] is, hoewel volgens de beschrijvingen het gezicht van de jongere niet te zien is. De rechtbank leidt dit af uit het volgende. De foto's van seksuele handelingen bevinden zich op een cd-rom, samen met andere foto's, van niet-seksuele aard, waarop naast verdachte en diens kinderen ook een jongeman te zien is, die door de politie wordt herkend van een facebookfoto van genoemde [slachtoffer 2] (28). De foto's van seksuele gedragingen en de andere foto's zijn op dezelfde dag - 28 juni 2007 - genomen met enkele uren ertussen (29).
[slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] in 1989, heeft verklaard dat hij tot oktober 2009 een relatie met verdachte heeft gehad, die ongeveer 2,5 jaar heeft geduurd (30). Binnen die relatie had hij seks met verdachte (31) en zij namen van een vrijpartij ook wel eens foto's, aldus [slachtoffer 2] (32).
De geboortedatum van [slachtoffer 2] is [geboortedatum] in 1989 dus hij is als 17-jarige op de in de tenlastelegging onder 3A beschreven foto's te zien.
Dat [slachtoffer] de jongere is die met verdachte op de onder 3B omschreven foto staat, leidt de rechtbank af uit het feit dat deze foto op de betreffende geheugenkaart is opgenomen in een map genaamd "[slachtoffer]", samen met andere foto's waar [slachtoffer] herkenbaar op staat, die rondom hetzelfde tijdstip zijn genomen (33). Zoals reeds vastgesteld is [slachtoffer] op de foto 15 jaar.
Anders dan door de verdediging bepleit, merkt de rechtbank de gedraging op deze foto aan als een seksuele gedraging. Op de foto is te zien dat verdachte met [slachtoffer] op bed ligt. De zedenrechercheurs hebben vastgesteld dat zij elkaar kennelijk tongzoenen, gezien de houding en de vorm van de kaak van beiden. De rechtbank neemt deze conclusie over. Nu een tongzoen een gedraging is die valt onder de werking van artikel 242 en volgende van het Wetboek van Strafrecht is tevens sprake van een seksuele gedraging in de zin van artikel 240b van dat wetboek.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat bewezen is dat verdachte kinderporno als bedoeld in artikel 240b Wetboek van Strafrecht heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad. Daarbij merkt de rechtbank op dat de wettekst weliswaar alleen spreekt over "kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt", maar dat een redelijke uitleg van de wettekst meebrengt dat daaronder ook begrepen moet worden "de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt" (34).
Gelet op het voorgaande is, met louter taalkundig noodzakelijke wijzigingen waardoor de verdediging niet in haar belang is geschaad, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] en het seksueel binnendringen van het lichaam van hem, verdachte, hebbende verdachte
- die [slachtoffer] getongzoend en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zich laten pijpen door die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] gepijpt en
- zich anaal laten penetreren door die [slachtoffer].
in de periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] in 1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en
- het samen in bed liggen met en het betasten van die [slachtoffer] en
- het pijpen van die [slachtoffer] en
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer] en
- het zich anaal laten penetreren door die [slachtoffer].
in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage, afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een gegevensdrager bevattende afbeeldingen waarop hij, verdachte, en een jongen ([slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] 1989) seksuele handelingen bij elkaar verrichten, bestaande die seksuele handelingen uit:
- Een naakte jongen ligt op een bed. Hij heeft een stijve penis. Bovenop deze jongen zit een naakte man, met zijn rug naar de jongen toe. Ook hij heeft een stijve penis. Hij houdt met zijn rechterhand de stijve penis van de jongen vast. De eikels van beide penissen raken elkaar. De gezichten zijn niet te zien ([bestandsnaam]) en
- Een naakte jongen ligt op een bed. Op zijn buik zit een naakte man voorovergebogen met zijn billen in de richting van de eerst genoemde jongen. De jongen steekt met zijn rechter wijsvinger en middelvinger in de anus van de man die op hem zit. De gezichten zijn niet te zien. ([bestandsnaam]) en
- Een naakte jongen ligt op een bed. Boven zijn kruis zit een naakte man gehurkt. De jongen heeft zijn stijve penis in de anus van de man gestopt en houdt zijn linkerhand tegen de onderrug van de man. De gezichten zijn niet te zien. ([bestandsnaam]) en
- Een naakte man ligt op een bed, Hij heeft een stijve penis. Zijn benen heeft hij opgetrokken. Tussen zijn benen zit een naakte jongen. Hij houdt met zijn rechterhand de stijve penis van de man vast. De gezichten zijn niet te zien. ([bestandsnaam]) en
- Te zien is het onderlichaam van een naakte man. Hij heeft een stijve penis. Hij heeft zijn benen opgetrokken. Een naakte jongen, waarvan het hoofd is te zien, zit tussen de benen van de man. Hij houdt met zijn rechterhand de stijve penis van de man vast en heeft tevens de eikel van de stijve penis in zijn mond. ([bestandsnaam])
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, telkens heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad;
in de periode van 1 juni 2007 tot en met 1 juli 2010 te 's-Gravenhage, een gegevensdrager, bevattende één afbeelding van seksuele gedragingen, te weten een afbeelding waarop hij, verdachte, en een jongen ([slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1995) seksuele handelingen met elkaar verrichten, bestaande die seksuele handelingen uit:
[verdachte] en [slachtoffer] liggen samen in bed. Zij tongzoenen elkaar kennelijk, gezien de houding en vorm van de kaak van beiden. ([bestandsnaam])
bij welke vorenbedoelde afbeelding een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit aannemelijk is geworden.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de periode die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de straf de rechtbank verzocht om, indien zij de feiten bewezen acht, rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte niet de initiator is geweest van de ontuchtige handelingen, maar dat hij nalatig is geweest in het afremmen van de wensen en of verlangens van het vermeende slachtoffer.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is een relatie aangegaan met een 15-jarige jongen en heeft ook vergaande ontuchtige handelingen met deze jongen gepleegd. Hoewel deze jongen, naar de rechtbank is gebleken, ook zelf contact heeft gezocht en vrijwillig met verdachte deze handelingen heeft gepleegd, valt verdachte hier een ernstig verwijt te maken. Van hem wordt, zoals door de wetgever tot uitdrukking is gebracht in de hier van toepassing zijnde strafbepaling, onthouding geëist als gaat om personen van jonger dan 16 jaar. In onze maatschappij is uitgangspunt dat kinderen van deze leeftijd beschermd moeten worden tegen confrontaties met de seksuele beleving van volwassenen. Gezien hun jeugdige leeftijd worden zij geacht daaraan, zeker waar het gaat om een veel oudere partner, geestelijk en lichamelijk niet toe te zijn. Verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan, aangezien hij als hulpverlener werkzaam was bij de Jutters en hij ook uit dien hoofde moest weten dat en waarom deze gedragingen verboden zijn. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom op zijn plaats. Nu verdachte nooit eerder is veroordeeld zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Daarmee beoogt de rechtbank tevens verdachte ook op langere termijn het strafwaardige van zijn gedrag in te prenten.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank slechts in zeer beperkte mate rekening gehouden met de bewezenverklaring van het vervaardigen en bezitten van kinderporno. Daarbij heeft de rechtbank als volgt overwogen. Met betrekking tot [slachtoffer] gaat het om één afbeelding met een lichte vorm van een seksuele gedraging.
Met betrekking tot de foto's van [slachtoffer 2] gaat het om afbeeldingen van seksuele gedragingen die op zichzelf niet in strijd zijn met de wet ([slachtoffer 2] was ten tijde van het vervaardigen 17 jaar), waarvan niet anders is gebleken dan dat ze puur voor eigen gebruik waren en waarover [slachtoffer 2] zelf verklaart dat hij er met plezier aan meewerkte. Van ernstig misbruik van jonge kinderen, doorgaans de achtergrond van kinderpornozaken, is hier geen sprake.
8.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de, blijkens de lijst van in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, met parketnummer 09/758068-10 (hierna te noemen beslaglijst) onder verdachte in beslag genomen computer, zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2. Standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het in beslag genomen voorwerp.
8.3. Oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst in beslag genomen computer (nummer 1) nu niet is gebleken dat de onder feit 3 van de tenlastelegging bedoelde kinderpornografische afbeeldingen zich op deze computer bevonden. Er is geen grond om de computer verbeurt te verklaren dan wel te onttrekken aan het verkeer.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen14a, 14b, 14c, 55, 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2, 3A en 3B ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3A en 3B:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de teruggave aan veroordeelde van de blijkens de beslaglijst in beslag genomen computer, vermeld onder nummer 1.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.C. van Rossum, voorzitter,
mrs E.C.M. Bouman en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2011.
Mr. Van Beek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar hierna wordt verwezen naar dossierpagina's betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met bijlagen van de politie Haaglanden, registratienummer PL15J2 2010117560, doorlopend genummerd van 1 tot en met 390, waarbij de pagina's 381 en 382 ontbreken.
(2) Relaas proces-verbaal p 11en schriftelijk bescheid inhoudende de geboorteakte [slachtoffer], p 359
(3) Proces-verbaal van bevindingen, p 44
(4) Proces-verbaal van bevindingen, p 42 en 43
(5) Proces-verbaal van bevindingen p 42
(6) Zie noot 5 en kopieën van foto's, p 49a tot en met 49j
(7) Proces-verbaal van bevindingen, p 176
(8) Zie noot 7 en de als bijlage bijgevoegde smsjes, p 221 t/m 228 en 230 t/m 236
(9) Proces-verbaal van bevindingen, p 64
(10) Proces-verbaal van bevindingen, p 65
(11) Proces-verbaal van bevindingen, p 64 en 68
(12) Proces-verbaal van bevindingen, p 69
(13) Proces-verbaal van bevindingen, p 69
(14) Proces-verbaal van bevindingen, p 71
(15) Proces-verbaal van bevindingen met als bijlage de schriftelijke uitwerking van de audiovisuele registratie van het verhoor van [slachtoffer] op 8 juli 2010, p 263
(16) Zie noot 16 nu p 267 en 268
(17) Zie noot 16 nu p 269
(18) Zie noot 16 nu p 273
(19) Zie noot 16 nu p 275
(20) Proces-verbaal van bevindingen, p 329 en 330
(21) Proces-verbaal van verhoor getuige, p 3 322
(22) Proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer], op 13 december 2010 opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, en de griffier, punt 21
(23) Voormeld proces-verbaal van de rechter-commissaris, punt 1
(24) Lijst van door de rechter-commissaris in beslaggenomen voorwerpen, opgenomen als bijlage in het proces-verbaal van politie, p 33 en proces-verbaal van bevindingen, p 92
(25) Proces verbaal van bevindingen (multimedia), p 389 en 390
(26) Voormelde lijst van door de rechter-commissaris in beslaggenomen voorwerpen, p 33 en proces-verbaal van bevindingen, p 148 en proces-verbaal van bevindingen p 102/103 met als bijlage de foto, p 104
(27) Proces-verbaal van bevindingen p 102/103 met als bijlage de foto en p 148
(28) Proces-verbaal van bevindingen, p 92 en 93
(29) Idem noot 26
(30) Proces-verbaal verhoor getuige, p 310
(31) Zie noot 28 nu p 312
(32) Zie noot 28, nu p 314
(33) Proces-verbaal van bevindingen p 148
(34) Zie NLR, aant. 3 bij artikel 240b Wetboek van Strafrecht, bewerkt door Prof. Mr A.J. Machielse