ECLI:NL:RBSGR:2011:BP0341
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Terugkeerrichtlijn op de duur van vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de rechtmatigheid van het voortduren van de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 29 juni 2010 in bewaring was gesteld. Eiser, van Egyptische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het verlengingsbesluit van zijn bewaring. De rechtbank overweegt dat de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) geen maximum stelt aan de duur van de bewaring, maar dat dit niet betekent dat de bewaring onbeperkt kan voortduren. De rechtbank benadrukt dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen het belang van de staat bij voortduring van de bewaring en het belang van de vreemdeling bij zijn vrijlating. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld steeds groter. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie die stelt dat na zes maanden de belangen van de vreemdeling doorgaans zwaarder wegen dan die van de staat.
De rechtbank constateert dat de Terugkeerrichtlijn, die sinds 25 december 2010 directe werking heeft, een maximum van zes tot achttien maanden aan de bewaring stelt. Aangezien deze richtlijn nog niet in de nationale wetgeving is geïmplementeerd, moet artikel 59 van de Vw 2000 in overeenstemming met deze richtlijn worden geïnterpreteerd. De rechtbank concludeert dat de beslissing van verweerder om de bewaring van eiser na zes maanden voort te zetten niet in strijd is met de Vw 2000. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt, zoals vastgelegd in een M120, voldoende is voor de motivering van de verlengingsbeslissing.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank benadrukt dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.