ECLI:NL:RBSGR:2011:BO9807

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/43291 VRONTN en AWB 10/43717 VRONTN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van bewaring en verlenging termijn in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft eiser, een Afghaanse vreemdeling, beroep ingesteld tegen het voortduren van zijn bewaring, geregistreerd onder AWB 10/43291, en tegen de schriftelijke mededeling van de Minister voor Immigratie en Asiel waarin de termijn van bewaring met 12 maanden werd verlengd, geregistreerd onder AWB 10/43717. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 5 januari 2011 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen reëel zicht op uitzetting is, omdat er nog geen uitspraak is gedaan op zijn asielaanvraag. De rechtbank volgt deze redenering niet en stelt vast dat er een tijdelijke belemmering is voor uitzetting, maar dat er wel degelijk vooruitzicht is op verwijdering. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat eiser niet voldoende meewerkt aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit, wat zijn situatie compliceert. De rechtbank verklaart het beroep onder AWB 10/43291 ongegrond en het beroep onder AWB 10/43717 niet-ontvankelijk, en wijst de verzoeken om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nrs.: AWB 10/43291 VRONTN en AWB 10/43717 VRONTN
Uitspraak in de gedingen tussen de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[eiser]
geboren op [1988],
van Afghaanse nationaliteit,
verblijvende in het detentiecentrum te Rotterdam,
V-nummer: [nummer],
eiser,
gemachtigde: mr. R. Bom, advocaat te Breda,
en
de Minister voor Immigratie en Asiel
verweerder,
gemachtigde: R.L.F. Zandbelt, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop
Eiser heeft op 16 december 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Dit beroep is geregistreerd onder AWB 10/43291.
Op 21 december 2010 heeft eiser tevens beroep ingesteld tegen de schriftelijke mededeling van verweerder van 14 december 2010 waarin wordt aangegeven dat de termijn van bewaring met 12 maanden wordt verlengd, ingaande 13 oktober 2010. Dit beroep is geregistreerd onder AWB 10/43717.
Beide beroepen strekken tevens tot toekenning van schadevergoeding.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 29 december 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2.2 Met betrekking tot het beroep geregistreerd onder AWB 10/43291 overweegt de rechtbank dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, opgelegd op 13 april 2010, laatstelijk bij uitspraak van 24 november 2010 (AWB 10/38455 VRONTN) ongegrond is verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of het voortduren van de bewaring sedert het sluiten van het onderzoek in die procedure rechtmatig is.
2.3 De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 20 oktober 2010 (AWB 10/34271 VRONTN) geoordeeld dat en waarom het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die niet voldoet aan zijn plicht volledig en actief mee te werken aan het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en een procedure ter verkrijging van een verblijfsvergunning is gaan voeren met het kennelijke doel om de uitzetting te vertragen, na zes maanden nog gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet in de voorgedragen beroepsgronden en de daarbij ingeroepen omstandigheid dat de bewaring van eiser thans ruim acht maanden voortduurt geen grond voor een ander oordeel. Daarbij overweegt zij dat uit de verslagen van de met eiser gevoerde vertrekgesprekken blijkt dat eiser volhardt in de weigering mee te werken aan het onderzoek ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, hoewel dat zijn plicht is.
2.4 Eiser heeft aangevoerd dat reëel zicht op uitzetting ontbreekt nu door deze rechtbank, nevenzittingsplaats Middelburg, nog geen uitspraak is gedaan op het door hem ingestelde beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag, waarvan de behandeling ter zitting op
9 december 2010 heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog, waarbij zij overweegt dat sprake is van een tijdelijke belemmering in de uitzetting. In dit verband is van belang dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat, na een voor eiser negatieve uitspraak van de rechtbank, een nationaliteitsverklaring nodig is van de Afghaanse autoriteiten, waarvoor eiser bij die autoriteiten dient te worden gepresenteerd. Als eiser binnen drie weken na de uitspraak van de rechtbank, nevenzittingsplaats Middelburg, kan worden gepresenteerd, dan kan hij vervolgens binnen vier weken na afgifte van de nationaliteitsverklaring worden uitgezet, aldus verweerder. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat thans geen grond bestaat voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering meer is.
2.5 Het voortduren van de maatregel is dan ook rechtmatig en het beroep geregistreerd onder Awb 10/43291 dient ongegrond verklaard te worden en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
2.6 Met betrekking tot het beroep geregistreerd onder AWB 10/43717 overweegt de rechtbank dat op 4 mei 2010 uitspraak is gedaan op het beroep van eiser als bedoeld in artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), zodat zij het onderhavige beroep aanmerkt als een beroep in de zin van artikel 96 van de Vw 2000, gericht tegen het voortduren van de maatregel. Nu de rechtbank in het beroep geregistreerd onder AWB 10/43291 reeds heeft geoordeeld dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, bestaat geen belang bij beoordeling van het beroep geregistreerd onder AWB 10/43717, zodat dit beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de gronden van dit beroep niet van enige onderbouwing zijn voorzien.
2.7 De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep geregistreerd onder AWB 10/43291 ongegrond;
- verklaart het beroep geregistreerd onder AWB 10/43717 niet-ontvankelijk;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.G.J. Welbergen. De beslissing is in tegenwoordigheid
van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2011.