ECLI:NL:RBSGR:2011:34868

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
327268 / HA ZA 08-4271
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vorderingen tegen KPN B.V. door eisers en tussengekomen partij

In deze civiele procedure, die op 20 juli 2011 door de Rechtbank 's-Gravenhage is gewezen, zijn eisers [eiser 1], [eiser 2], [vennoot 1 eis 2], [vennoot 2 eis 2] en [eiser 3] in geschil met KPN B.V. over vorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten met PTT Telecom B.V. uit de jaren tachtig. De eisers stellen dat KPN de overeenkomsten in 1989 eenzijdig heeft beëindigd, wat hen schade heeft berokkend. KPN betwist de vorderingen en stelt dat de eisers gefraudeerd hebben. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 26 januari 2011 al geoordeeld dat er onduidelijkheid bestond over de positie van de eisers en de vorderingen. In het vonnis van 20 juli 2011 heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vorderingen van de eisers niet rechtsgeldig zijn overgedragen aan de tussengekomen partij, [tussenk.partij], en dat de procedure onbevoegd is aangevangen. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen en de eisers, [tussenk.partij] en Fine Star in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank oordeelt dat de volmachten die aan Veen zijn verleend, geen grondslag bieden voor de gestelde overdrachten van vorderingen aan Fine Star. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van KPN begroot op € 27.261, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 327268 / HA ZA 08-4271
Vonnis van 20 juli 2011
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

destijds handelende onder de naam
[bedrijf 1] ,
wonende te [plaats 1] , advocaat mr. G.P. Lobé te Rotterdam;
2. de vennootschap onder firma
[eiser 2](in liquidatie),
gevestigd te [plaats 2] ,
en haar gewezen vennoten
[vennoot 1 eis 2] ,
wonende te [plaats 2] , en
[vennoot 2 eis 2, tev. eiser 1] ,
wonende te [plaats 1] , advocaat mr. G.P. Lobé te Rotterdam;
3.
[eiser 3] ,
destijds handelende onder de naam
[bedrijf 2] ,
wonende te [plaats 3] ,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage, allen eisers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KPNB.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage, gedaagde,
advocaat mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage, en tegen
[tussenk.partij] ,
wonende te [plaats 4] , Duitsland, tussengekomen partij,
advocaat mr. G.P. Lobé te Rotterdam, en tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
FINE STAR TRADING LTD,
gevestigd te Hang Kong, eiseres in het eerste incident,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna aangeduid als - respectievelijk- [eiser 1] , [eiser 2] , [vennoot 1 eis 2] , (opnieuw) [vennoot 2 eis 2, tev. eiser 1] (en zij allen tezamen als eisers), [eiser 3] , KPN, [tussenk.partij] en Fine Star.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 26 januari 2011, waarbij de rechtbank opnieuw een comparitie van partijen heeft bevolen;
de brief van 3 mei 2011 (met bijlagen A en B) van de advocaat van [eiser 1] , [eiser 2] en [tussenk.partij] ;
de brief van 4 mei 2011 (met bijlagen 1-7) van de advocaat van KPN;
de brief van 6 mei 2011 (met producties l en 2) van mr. R.W.J.M. te Pas, te Rotterdam, de behandelende advocaat van [eiser 3] ;
het proces-verbaal van de comparitie van 18 mei 2011, met het daaraan gehechte document;
de tijdens de comparitie door mrs. Lobé en Te Pas overgelegde aantekeningen voor de comparitie;
de brief van 26 mei 2011 waarbij de griffier van de rechtbank dit proces-verbaal aan de advocaten heeft toegestuurd met de vennelding dat zij aan de rechtbank correcties van feitelijke aard kunnen doorgeven;
de reacties daarop van partijen, bij brieven van I juni 2011 van mr. Te Pas, van 1 juni 201 I van mr. K. Teuben (kantoorgenote van de advocaat van
KPN)en van 7 juni 2011 van mr. Lobé.
1.2.
In de genoemde brief van 26 mei 2011 als vonnisdatum heden, 20 juli 2011, vermeld.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt datgene wat zij in het tussenvonnis van 26 januari 2011 heeft overwogen, hier over. Zij volhardt daarbij. Voor zover de rechtbank in dat tussenvonnis voorlopige oordelen heeft neergelegd, blijkt uit het navolgende - voor zover nodig- of zij, gelet op het nadere debat daarover, daarbij blijft.
2.2.
Uit het tussenvonnis van 26 januari 2011 blijkt dat er onduidelijkheid bestond over de positie van de eisers (enerzijds [eiser 1] en [eiser 2] , anderzijds [eiser 3] , met op de achtergrond Veen en Fine Star) en van [tussenk.partij] met betrekking tot de vorderingen die onderwerp van deze procedure vormen. In het navolgende zal de rechtbank
,eerst - ter wille van de leesbaarheid van dit vonnis deels
opnieuw- de relevante vaststaande feiten weergeven. Daarna bespreekt zij de posities van de onderscheiden wederpartijen van KPN, waarbij zij telkens de hoofdpunten van de stellingen van partijen daaromtrent samenvat. Daarop volgt, per eisende partij (met inbegrip van [tussenk.partij] ), de beoordeling van de rechtbank.
2.3.
Alle partijen hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid correcties van feitelijke aard door te geven met betrekking tot de tekst van het proces-verbaal van de comparitie van 18 mei 2011. De rechtbank zal die tekst lezen met inachtneming van al deze correcties. Gelet op de hierna te vermelden oordelen van de rechtbank is het niet nodig dat zij aandacht besteedt aan de (kleine) verschillen tussen de aangeduide correcties (en aanvullingen) van de onderscheiden partijen. Deze verschillen zijn immers niet van invloed op die oordelen.

3.De feiten

3.1.
Eisers (ook "de contractanten" genoemd) hadden in de jaren tachtig van de vorige eeuw overeenkomsten met PTT Telecom BV (rechtsvoorgangster van KPN en hierna mede te begrijpen onder de aanduiding "KPN") met betrekking tot de exploitatie van telefoonlijnen van KPN die toen als 06-lijnen werden aangeduid. Bij deze exploitatie was, aan hun zijde, ook [tussenk.partij] betrokken. [tussenk.partij] had met elk van de eisers een samenwerkingsovereenkomst. KPN heeft de overeenkomsten voor de exploitatie van de bedoelde telefoonlijnen in 1989 eenzijdig, tegen de wens van haar hier bedoelde contractspartijen, beëindigd. KPN baseerde zich hierbij op haar stelling dat eisers, met tussenkomst van [tussenk.partij] , bij die exploitatie hadden gefraudeerd. Eisers en [tussenk.partij] hebben steeds ontkend dat dit het geval is geweest. Volgens eisers heeft KPN door deze beëindigingjegens hen wanprestatie (een toerekenbare tekortkoming) gepleegd. Hierop zijn hun vorderingen, van in totaal meer dan€ 1, l miljard, met rente, gebaseerd.
3.2.
[tussenk.partij] werd in 1989 bijgestaan door de advocaat mr. J.A.M. van de Sande (hierna: mr. Van de Sande), te Rotterdam. [tussenk.partij] had toen een goede verstandhouding met eisers en ook met ing. E. Veen (hierna: Veen), die was verbonden aan het administratiekantoor VAK en als adviseur van hem optrad.
3.3.
Met een brief van 29 augustus 1989 heeft mr. Van de Sande namens [tussenk.partij] aan [eiser 1] onder meer het volgende bericht:
"Voor de goede orde bevestig ik hierbij ons onderhoud[ ... ] waarin u mij meedeelde akkoord te gaan met het nemen van rechtsmaatregelen t.b.v. u en op uw naam tegen PTT Telecom.
Terzake van de door/namens u aangevraagde lijnen zal PTT gesommeerd worden om binnen één dag de lijnen alsnog aan te sluiten met ingebrekestelling.
Vervolgens wordt ontbinding gevorderd met schadevergoeding. [... ]
De kosten van de procedure(s) zullen geheel worden gedragen door dhr. [tussenk.partij] . De eventueel door PTT Telecom te betalen schadevergoeding zal eveneens geheel toekomen aan hem met uitzondering van 5% welke voor u is bestemd.
De mogelijkheid bestaat dat deze kwestie niet geheel uitgeprocedeerd zal worden doch zal uitmonden in een minnelijke schikking. U geeft dhr. [tussenk.partij] volmacht om naar eigen inzicht een dergelijke schikking tot stand te brengen.
[... ]"
Met een brief van diezelfde datum, 29 augustus 1989, heeft mr. Van de Sande namens [tussenk.partij] aan [vennoot 1 eis 2] het volgende bericht:
"Zoals u wellicht van dhr. [tussenk.partij] vernomen hebt pretendeert PTT Telecom een vergoeding op hem en [eiser 2] .
Dhr. [tussenk.partij] verzocht mij om de nodige rechtsmaatregelen te nemen tegen PTT Telecom terzake van een onrechtmatig gelegd beslag onder zijn en uw tegoeden bij de
Amrobank te Naaldwijk. Ondermeer dient PTT Telecom gesommeerd te worden om de overeenkomst houdende het ter beschikking stellen van een aantal lijnen na te leven.
Ik heb dhr. [tussenk.partij] geadviseerd om PTT Telecom hieromtrent in gebreke te stellen en vervolgens ontbinding met schadevergoeding te vorderen. [...]
Gaarne verneem ik van u ofu ermee instemt dat ook namens u (een) procedure(s) wordt/ worden gevoerd tegen PTT Telecom te dezer
zake.
De kosten van deze procedure(s1 zullen geheel worden gedragen door dhr. [tussenk.partij] . U verleent door ondertekening van deze brief tevens volmacht aan dhr. [tussenk.partij] om de nodige beslissingen te nemen ten aanzien van de procedures en/of het treffen van eventuele schikkingen.
Tevens zal een eventueel door PTT Telecom betaalde vergoeding toekomen aan dhr. [tussenk.partij] met dien verstande dat
5%aan u zal worden uitgekeerd.
[... )"
Deze beide brieven zijn door [eiser 1] respectievelijk [vennoot 1 eis 2] voor akkoord medeondertekend.
3.4.
Mr. Duijsens heeft (als procesadvocaat, destijds optredend voor eisers en thans alleen voor [eiser 3] ) twee andere geschriften in het geding gebracht die volgens de tekst van deze stukken zijn opgemaakt in 1989. Het eerste van deze geschriften is geheel met de hand geschreven en van een handtekening voorzien en venneldt als datum: l2juli 1989. Het tweede geschrift heeft als opschrift: "CESSIEOVEREENKOMST" en is gedateerd op 5 november 1989. Het stuk dat is gedagtekend op 12 juli 1989 houdt het volgende in:
"Kwitantie
Ontvangen van [naam 1] inzake participatie in de aktiviteiten van [eiser 2] en [bedrijf 1] en met name in de uitbreiding van de lijnen, de somma van tl. 60.000,= (zegge: zestigduizend gld.)."
Onder deze tekst is een handtekening geplaatst, met direct daarboven de volgende tekst:
" [eiser 1]
voor [eiser 2] voor [bedrijf 1] ."
Het andere stuk, de "CESSIEOVEREENKOMST", vermeldt als de partijen enerzijds (als "Partij A") [eiser 2] en [bedrijf 1] en anderzijds (als "Partij B")
[naam 1] (hierna: [naam 1] ). In de considerans van de overeenkomst wordt verwezen naar de (in het eerste stuk beschreven) lening van 12juli 1989, ten bedrage van/60.000, van partij B aan partij A en wordt voorts onder meer in aanmerking genomen dat partij A niet aan haar verplichtingen aan partij B kan voldoen omdat de PTT aan partij A na aanzegging in augustus 1989, op 1 oktober (kennelijk van het jaar 1989,
toevoeging rechtbank)tot het afsluiten van de aangesloten lijnen is overgegaan. Dit stuk houdt, voor zover thans van belang, verder in dat beide partijen als volgt overeenkomen:
"4. Partij A draagt aan Partij B in cessie over alle gelden die de PTT aan Partij A thans verschuldigd is of in de toekomst schuldig mocht worden met betrekking tot de thans onder kontrakt zijnde kooplijnen en de toegezegde uitbreidingen daarvan, schadeuitkeringen daaronder begrepen.
5. Partij B accepteert deze cessie en verleent Partij A hierbij finale kwijting voor alle gelden die Partij A thans verschuldigd is aan-Partij B.
6. [... ]"
Naar luid van dit stuk is het ondertekend enerzijds door [vennoot 1 eis 2] en [eiser 1] voor [eiser 2] en door [eiser 1] voor [bedrijf 1] en anderzijds door [naam 1] .
3.5.
Mr. Duijsens, optredend in de onder 3.4 beschreven hoedanigheid, heeft in dit verband nog drie andere geschriften in het geding gebracht. Volgens deze stukken is de vordering die [eiser 1] en [eiser 2] naar luid van de onder 3.4 beschreven cessieovereenkomst aan [naam 1] hebben overgedragen, op 21 december 1991, ten overstaan van een notaris in de Dominicaanse republiek, door [naam 1] overgedragen aan de Arubaanse naamloze vennootschap Vendex International Investment NV (hierna: Vendex), vervolgens op 25 juli 1994 door Vendex aan mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ), te [plaats 5] , België, en ten slotte door [naam 2] , onder voorwaarden, aan [eiser 2] en [eiser 1] . Het laatstbedoelde stuk is ondertekend door [naam 2] (op 1 augustus 1994) en door Veen ("Voor acceptatie en akkoord" als "gevolmachtigde" van [eiser 1] en [vennoot 1 eis 2] , en wel op 6 augustus 1994).
3.6.
Op 2 augustus 1994 hebben [eiser 1] en [vennoot 1 eis 2] (als de toenmalige vennoten van [eiser 2] ) en [eiser 1] (als "voormalig eigenaar van [bedrijf 1] ") een schriftelijk stuk met het opschrift "VOLMACHTIGING" ondertekend. Dit stuk houdt, voor zover thans van belang, in dat zij, in deze hoedanigheden:
"volmacht aan de heer Egbert Veen van administratiekantoor VAK [verlenen] [... ] om namens hun beide in-en buiten rechten op te treden, dadingen te verrichten en voor finale kwijting namens de volmachtgevers te tekenen en een advokaat-gemachtigde aan te stellen."
Veen heeft dit stuk medeondertekend als "de gemachtigde". Een zelfde tekst is opgesteld met als ondertekenaar [eiser 3] ("destijds ook handelende onder de naam [bedrijf 2] "). De daarin omschreven volmacht heeft, volgens deze tekst, betrekking op [eiser 3] "claim op PTT telecom en Dia! Service B.V.". Ook deze tekst is medeondertekend door Veen als "de gemachtigde".
3.7.
Met een onderhands geschrift van 5 juni 2004 met het opschrift "Agreement of abandonment" heeft Veen, gebruikmakend van de onder 3.6 beschreven volmachten van 2 augustus 1994, aan Fine Star de hier besproken rechten van [eiser 1] , [vennoot 1 eis 2] en [eiser 3] overgedragen. Dit geschrift is ondertekend door Veen en door Fine Star. Het vermeldt, voor zover thans van belang, dat Fine Star en Veen:
"[...]
Come agree that:
1. mr Egbert Veen transfers hereby all the rights ofmr [eiser 1] , mr [vennoot 1 eis 2] and mr [eiser 3] to Fine Star Trading ltd, including the rights of all future claims on Koninklijke KPN Nederland NV and Dia! Service BV/mr F.W. [tussenk.partij] : Fine Star Trading ltd will pay- ifneeded - for all expenses,
2. mr Egbert Veen will continue representing Fine Star Trading ltd in this matter and there wil! be no change in the way the Koninklijke KPN Nederland NV: and Dia! Service/mr F.W. [tussenk.partij] will be approached.
3. Fine Star Trading ltd is accepting this abandonment of rights.
4. [... )
5. [.. :)" . •
[eiser 1] en [eiser 2] waren niet bekend met deze overdracht, die toen ook niet aan KPN is meegedeeld.
3.8.
Met de in onderdeel 2.11 van het tussenvonnis van 26 januari 2011 aangehaalde brief gedateerd 5 september 2008, die door Veen is medeondertekend, heeft Fine Star aan Veen onder meer het volgende bericht:
"[... ] Based upon the agreement of June 5th, 2004, we hereby give instruction to the original contractors of the PTT; J. [vennoot 1 eis 2] , [eiser 1] and P. [eiser 3] , to act as plaintiffs in the proceedings to collect their and our share. [... ]"
3.9.
Met de dagvaarding van 28 november 2008 is op naam van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] de onderhavige procedure tegen KPN ingeleid. Als de procesadvocaat van deze als de eisers aangeduide personen trad mr. Duijsens op, als de behandelende advocaat mr. Te Pas. De opdracht tot het aanhangig maken van de procedure is door Veen (mede op basis van de onder 3.6 vermelde volmachten) verstrekt aan mr. Te Pas. De procedure is aangebracht tegen 3 l december 2008, de eerste rechtsdag. Op de rolzitting van deze datum heeft mr. Duijsens zich gesteld als de advocaat van de eisers in deze procedure.
3.10.
Op 12 december 2008 hebben [eiser 1] , dan wel [eiser 1] en [vennoot 1 eis 2] tezamen of [vennoot 1 eis 2] , in totaal vijfmaal een onderhandse "Akte van cessie" getekend waarin, voor zover thans van belang, is vermeld dat zij op basis van "op 29 augustus 1989 gemaakte afspraken" bepaalde rechten en plichten "uit hoofde van [bedrijf 1] " respectievelijk "uit de V.O.F. [eiser 2] " cederen aan [tussenk.partij] , die blijkens zijn medeondertekening van deze akten deze overdrachten telkens heeft aanvaard. De hier bedoelde rechten bestaan volgens deze akten uit:
"schadevorderingen (ontstaan uit onrechtmatige contractsbreuk op 1 oktober 1989) die ondergetekende [zijnde [eiser 1] ,
toevoeging van de rechtbank]heeft op KPN B.V. (voorheen KPN Telecom B.V. en PTT Telecom B.V.)",
respectievelijk
"vorderingen die ondergetekende [zijnde [eiser 1] ,
toevoeging van de rechtbank]heeft op PTT Telecom thans haar rechtsopvolger genaamd KPN Telecom B.V.",
respectievelijk
"schadevorderingen (ontstaan uit onrechtmatige contractbreuk per l oktober 1989) die ondergetekenden [zijnde [eiser 1] en [vennoot 1 eis 2] namens [eiser 2] ,
toevoeging van de rechtbank]hebben op KPN B.V. (voorheen KPN Telecom B.V. en PTT Telecom B.V.).",
respectievelijk
"vorderingen die ondergetekende [zijnde [vennoot 1 eis 2] met betrekking tot 50% uit [eiser 2] ,
toevoeging van de rechtbank]heeft op PTT Telecom thans haar rechtsopvolger genaamd KPN Telecom B.V.",
respectievelijk
"schadevorderingen (ontstaan uit onrechtmatige contractsbreuk op l oktober 1989) die ondergetekende [zijnde [vennoot 1 eis 2] met betrekking tot 50% uit [eiser 2] ,
toevoeging van de rechtbank]heeft op KPN B.V. (voorheen KPN Telecom B.V. en PTT Telecom B.V.)".
3 .1 L Op 30 december 2008 heeft [eiser 1] aan mr. Te Pas een aangetekende brief gezonden - met een kopie aan Veen - waarin hij deze advocaat onder meer heeft bericht dat h nooit toestemming heeft gegeven of medewerking heeft verleend aan de overdracht van ZlJn rechten in [eiser 2] en [bedrijf 1] aan een derde. Volgens [eiser 1] in deze brief is de onder 3.7 genoemde "Agreement of abandonment" hem onbekend.
[eiser 1] vermeldde verder onder meer dat hij zijn "rechten in diverse procedures" op 29 augustus 1989 heeft overgedragen aan [tussenk.partij] . Hij maakte tevens melding van de intrekking van de machtiging van 2 augustus 1994. De voorlaatste zin van deze brief luidt als volgt:
"Ter informatie deel ik u mede dat uw cliënt de heer Veen het intrekken van voornoemde machtiging middels een schrijven van 18 december j.l. heeft erkend en heeft aangegeven mij tot nader order niet meer te vertegenwoordigen."
3.12.
In het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 19 augustus 2009 heeft de rechtbank, naar aanleiding van desbetreffende verweren van KPN, zonder voorbehoud geoordeeld dat de rechtsvorderingen (op naam) van [eiser 1] en van [eiser 2] tegen KPN niet zijn verjaard en dat de rechtsvordering van [eiser 3] tegen KPN wel is verjaard.
3.13.
Tijdens de comparitie van partijen op 2 februari 2010 zijn aan de kant van de eisers in deze zaak verschenen: Veen, [eiser 3] en de adviseur G. Verduin, tezamen met mr. Te Pas. De behandelende rechter heeft Veen gevraagd naar een machtiging om [eiser 1] en [eiser 2] te vertegenwoordigen. Daarop heeft Veen de onder 3.6 beschreven volmachten uit 1994 getoond alsmede een kopie van de onder 3.7 vermelde akte van 5 juni 2004 en een door Fine Star getekende machtiging aan hem, Veen. In een nadien door [eiser 3] overgelegde kopie van deze akte is de tekst daarvan voorzien van het volgende (met de hand bijgeschreven) onderschrift:
"Gezien voor legitimatie van de handtekening van Egbert Veen, geboren de datum 6 maart 1954, door mij, mr P.F.W. Sebök, notaris ter standplaats 's Gravenhage, op 29 juni 2005".
[eiser 3] heeft nadien een schriftelijk stuk in het geding gebracht dat is gedateerd op 10 mei 2010, is ondertekend door "P.W.F. Sebök" en de volgende inhoud heeft:
"Op verzoek van belanghebbenden verklaart ondergetekende, mr. P.W.F. Sebök, oud­ notaris ter standplaats 's-Gravenhage het navolgende:
dathem op heden is getoond een 'Agreement of abandonment';
dat hij eertijds op 29 juni 2005 de handtekening gelegaliseerd heeft van de ondertekenaar van genoemd document
Egbert Veen
Aldus verklaard en ondertekend te 's-Gravenhage op 10 mei 2010."
3.14.
Tijdens de comparitie van 2 februari 2010 heeft Veen voorts verklaard dat [eiser 1] en [eiser 2] , op basis van de door hen getekende volmachten van 2 augustus 1994, hun vorderingsrechten jegens KPN hadden overgedragen aan Fine Star. Nadien heeft mr. Duijsens als de advocaat van Fine Star het onder 3.8 vermelde schriftelijke stuk van 5 september 2008 in het geding gebracht met de lastgeving voor de (nadien aangevangen) onderhavige procedure. Met een aangetekende brief van 16juni 2010, die [eiser 3] in het geding heeft gebracht, heeft Veen, optredend namens Fine Star, aan [eiser 1] en [vennoot 1 eis 2] bericht dat Fine Star die aan hen verstrekte last van 5 september 2008 intrekt.

4.De standpunten van de partijen over de positie van eisers en [tussenk.partij]

Het standpunt van [eiser 1] , [eiser 2] en [tussenk.partij] (gezamenlijk)

4.1.
Het standpunt van [eiser 1] en [eiser 2] en van [tussenk.partij] , die thans door dezelfde advocaat worden bijgestaan en gezamenlijk optreden, houdt, samengevat, het volgende in. [eiser 1] en [eiser 2] hebben in 1989, blijkens
de onder 3.3 aangehaalde brieven van mr. Van de Sande, hun vorderingen jegens KPN rechtsgeldig overgedragen aan [tussenk.partij] . Voor zoveel nodig zijn die - door de betrokken partijen ook werkelijk beoogde - overdrachten bevestigd door de akten van cessie van 12 december 2008 (zie onder 3.10). [tussenk.partij] kan deze vorderingen dus in deze procedure geldend maken. Pas in 2010 zijn [eiser 1] en [eiser 2] bekend geworden met het gegeven dat op hun naam de onderhavige procedure was doorgezet. Ook pas toen zijn zij op de hoogte geraakt van de gestelde positie van Fine Star. Voor [tussenk.partij] gold dit een en ander eveneens. De volmachten die in 1994 aan Veen zijn verstrekt waren zuivere procesvolmachten en boden dus geen grondslag voor een
overdrachtvan de rechten van [eiser 1] en [eiser 2] aan een derde. De geldigheid van de gestelde overdracht van de vorderingen aan Fine Star in 2004 - met gebruikmaking van die machtigingen aan Veen- kan dan ook niet als juist worden erkend. Ditzelfde geldt voor de beweerde lastgeving (zie onder 3.8). Het betrof immers vorderingen die [eiser 1] en [eiser 2] tevoren al aan [tussenk.partij] hadden overgedragen. Ook overigens komt geen betekenis toe aan de onder 3.5 weergegeven overdrachten aan [naam 1] , Vendex en [naam 2] . De handtekeningen onder de akte met de naam van [naam 1] zijn weliswaar van [eiser 1] en [vennoot 1 eis 2] , maar de desbetreffende "CESSIEOVEREENKOMST" was niet bedoeld om de vorderingen in kwestie werkelijk over te dragen. Er is gegronde reden voor ernstige twijfel aan de authenticiteit van (i) de door mr. Duijsens als procesadvocaat van (thans) [eiser 3] in het geding gebrachte stukken met betrekking tot de transacties met Vendex en met [naam 2] , (ii) het onder 3.13 vermelde onderschrift en (iii) de daar tevens weergegeven verklaring van oud-notaris Sebök.
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen dat de onderhavige procedure ten onrechte, want zonder toereikende volmacht, op hun naam is aangevangen. Volgens hen zijn de advocaten mrs. Duijsens en Te Pas in deze procedure in dit opzicht onbevoegd opgetreden. Zij bekrachtigen de aldus onbevoegd verrichte proceshandelingen, behalve ten aanzien van het gestelde over Fine Star. Dit betreft in het bijzonder de positie van Fine Star als de rechthebbende op de vorderingen jegens KPN. Daarvan nemen zij afstand.
4.3.
Namens [tussenk.partij] is tijdens de comparitie desgevraagd nog verklaard dat hij de rechten die hij, als tussengekomen partij, in deze procedure geldend maakt, ontleent aan [eiser 1] en [eiser 2] . Hij is de materiële belanghebbende ten aanzien van de vorderingen van deze eisers. Volgens hen treden zij in deze zaak op als zijn lasthebbers, en wel op grond van lastgevingen die op de comparitiezitting van 18 mei 2011 zijn verleend.
Het standpunt van [eiser 3] (met Fine Star en Veen)
4.4.
Het standpunt van [eiser 3] (en van Fine Star, gesteund door Veen) houdt, eveneens samengevat, het volgende in. De vorderingen op KPN die [eiser 1] en [eiser 2] destijds hebben verkregen, komen thans tot aan Fine Star, die gerechtigd is de procedure op naam van haar lasthebber - thans [eiser 3] - te voeren. De brieven van 29 augustus 1989 van mr. Van de Sande behelzen hooguit procesvolmachten, geen overdrachten van de rechtsvorderingen in kwestie. De daarop voortbouwende cessies van 12 december 2008 hebben evenmin geleid tot overdracht aan [tussenk.partij] , aangezien [eiser 1] en [eiser 2] de bedoelde rechten toen al lang niet meer bezaten. Zij hadden deze immers in 1989, welbewust en reëel, overgedragen aan [naam 1] . Weliswaar zijn deze rechten, na de daarop gevolgde transacties tussen [naam 1] en Vendex en tussen Vendex en [naam 2] , in augustus 2004 weer aan hen, [eiser 1] en [eiser 2] ,
teruggeleverd, maar direct daarop zijn de rechten, door tussenkomst van Veen, rechtsgeldig overgedragen aan Fine Star. Veen was op grond van de machtigingen die hem in 1994 waren verstrekt, bevoegd tot deze overdracht. Die machtiging was een zogeheten doelvolmacht in de zin van artikel 3:62 lid 2, tweede volzin, BW en bood een voldoende basis voor alle rechtshandelingen ten dienste van het daarin omschreven - algemeen gefonnuleerde - doel. De onderhavige procedure is eind 2008 dus op deugdelijke gronden aangevangen op de namen van eisers, als lasthebbers van de rechthebbende, zijnde Fine Star. Nu Fine Star op 16 juni 2010 de aan [eiser 1] en [eiser 2] gegeven last heeft ingetrokken (zie onder 3.14), procedeert zij, ter effectuering van de geheel aan haar toekomende vorderingen, thans op naam van [eiser 3] .
Het standpunt van KPN
4.5.
KPN stelt, samengevat, het volgende. In een eerder stadium, na de comparitie van 2 februari 2010, heeft zij, afgaande op de haar toen bekende processtukken, als een gegeven aanvaard dat de gepretendeerde vorderingen toekwamen aan Fine Star. Daarna is haar gebleken dat de aanspraken van Fine Star geen deugdelijke grond hebben. De volmachten die eisers in 1994 aan Veen hebben verstrekt waren immers kennelijk procesvolmachten en waren daardoor ontoereikend voor de gestelde - en met die volmachten uitgevoerde - overdrachten van de vorderingen aan Fine Star. De volmachten waren, anders dan [eiser 3] stelt, geen doelvolmachten. Ook afgezien hiervan is hoogst onzeker of Veen in augustus 2004 de gestelde vorderingen wel rechtsgeldig aan Fine Star kon overdragen; er zijn veel onbeantwoorde vragen over (de rechtsgeldigheid van) de onder 3.5 opgesomde transacties die daaraan volgens [eiser 3] zijn voorafgegaan. KPN betwist, alleen al op grond van de hier samengevatte argumenten, de aanspraak van Fine Star, door tussenkomst van haar lasthebber [eiser 3] .
4.6.
KPN betwist voorts dat [eiser 3] , wiens vordering naar het oordeel van de rechtbank is verjaard, op basis van de onder 3.5 vennelde, aan
alleeisers gegeven last, thans alleen op zijn naam (alsnog) de niet verjaarde rechtsvorderingen van [eiser 1] en van [eiser 2] geldend kan maken.
4.7.
KPN betwist ook de aanspraken van [eiser 1] en [eiser 2] , en van [tussenk.partij] . De brieven van 29 augustus 1989 van mr. Van de Sande hebben volgens haar niet geleid tot een rechtsgeldige overdracht van deze (beweerde) aanspraken van de beide eerstgenoemden aan [tussenk.partij] , zodat zij die aanspraken toen hebben behouden. Onzeker is echter of zij die niet later in 1989 hebben overgedragen aan [naam 1] (zie onder 3.4). Daannee is hun positie tegenover haar, KPN, ongewis geworden. Dit geldt dan ook voor [tussenk.partij] , aan wie de gestelde vorderingen in 2008 zijn gecedeerd (zie onder 3.10).
4.8.
Aan [tussenk.partij] werpt KPN voorts tegen dat hij zich in deze procedure niet kan beroepen op - noch kan voortbouwen op - de proceshandelingen die op naam van zijn gestelde rechtsvoorgangers [eiser 1] en [eiser 2] zijn verricht. KPN stelt dat
!:iet deze eisers op zichzelf bezien vrijstaat de onbevoegd op hun naam verrichte proceshandelingen te bekrachtigen, maar KPN doet in dit verband een beroep op artikel 3:69 lid 4 BW, voor zover dit inhoudt dat zij, als de onmiddellijk belanghebbende bij de proceshandelingen in kwestie, geen genoegen behoeft te nemen met een
gedeeltelijkebekrachtiging, waarvan hier - in de zienswijze van [eiser 1] , [eiser 2] en
[tussenk.partij] , zoals weergegeven onder 4.2- sprake is. Zij stelt een dergelijke gedeeltelijke bekrachtiging niet te aanvaarden.

5.De beoordeling van deze geschilpunten

5.1.
De rechtbank zal achtereenvolgens de posities van (i) [eiser 3] (en via deze: Fine Star), (ii) [eiser 1] en [eiser 2] , en (iii) [tussenk.partij] beoordelen.
De positie van [eiser 3] , en via deze van Fine Star
5.2.
In het incidenteel vonnis van 9 juni 2010 is beslist dat Fine Star, overeenkomstig haar toen bepleite primaire standpunt, reeds in dit geding is betrokken op grond van de door haar gegeven last aan eisers, zoals weergegeven onder 3.8. Fine Star is niet toegelaten als
interveniënt, dat wil zeggen als tussengekomen partij die een eigen recht geldend maakt. Nu zij, door tu.s.senkomst van Veen, op 16juni 2010 de aan [eiser 1] en [eiser 2] gegeven last heeft ingetrokken, is zij in dit geding alleen nog betrokken door tussenkomst
van de procespartij [eiser 3] . Zij acht zich rechthebbende op de vorderingen van eisers op KPN, en wel op grond van de in 1994 door eisers aan Veen verleende volmachten, gelezen in verbinding met de last van 5 september 2008 van haar, Fine Star, aan [eiser 3] .
5.3.
Partijen strijden over de aard van deze volmachten. In het tussenvonnis van 26 januari 2011 heeft de rechtbank als haar voorlopige oordeel uitgesproken dat de volmachten van 2 augustus 1994 geen doelvolmachten zijn, op grond waarvan de lasthebber, Veen, ook bevoegd zou zijn tot daden van beschikking ten dienste van het omschreven doel, maar zuivere procesvolmachten. De rechtbank blijft bij dit oordeel, dat hiermee haar definitieve opvatting weergeeft. Alle onderdelen van de tekst van de volmachten hebben, blijkens hun bewoordingen, klaarblijkelijk betrekking op proceshandelingen en niet tevens op de bevoegdheid van de gevolmachtigde om de rechten aan een derde over te dragen. Er is ook niet een welomschreven doel aangewezen. [eiser 3] heeft geen feiten aangevoerd die, indien vaststaand, kunnen meebrengen dat de hierbij betrokken partijen destijds, in 1994, een dergelijke consequentie hebben gewild. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat Veen niet de bevoegdheid heeft gekregen om over de eventuele vorderingsrechten van eisers te beschikken. Er is in 2004 dus geen rechtsgeldige overdracht door eisers (vertegenwoordigd door Veen) aan Fine Star tot stand gekomen. Andere grondslagen voor de aanspraken van Fine Star jegens KPN zijn niet gesteld of gebleken. Reeds hierdoor valt het doek voor de (thans via [eiser 3] geldend gemaakte) aanspraken van Fine Star jegens KPN. Ten aanzien van de eventuele rechtsvordering van [eiser 3] zelf had de rechtbank, zoals vermeld, al eerder beslist dat die door verjaring is tenietgegaan. Ook in de inmiddels ontstane situatie wordt de vordering van [eiser 3] dus afgewezen.
De positie van [eiser 1] en van [eiser 2] als eisers in deze procedure
5.4.
[eiser 1] en [eiser 2] hadden destijds een mogelijke aanspraak jegens KPN. Zij stellen dat zij hun desbetreffende vorderingsrechten in 1989 hebben overgedragen aan [tussenk.partij] , te weten door de brieven van mr. Van de Sande. De rechtbank leest in die brieven echter geen overdracht van de hier bedoelde rechten. Zij blijft dus bij datgene wat zij hierover in onderdeel 2.18 van het tussenvonnis van 26 januari 2011 als haar voorlopige oordeel heeft uitgesproken. Het gaat in deze brieven om instemming van [eiser 1] en [eiser 2] met rechtsmaatregelen tegen KPN voor rekening van
[tussenk.partij] . De brieven bevatten een hierop betrekking hebbende algehele procesvolmacht van hen aan [tussenk.partij] , die op grond daarvan op hun naam kon procederen en het grootste deel van de eventuele opbrengst van de procedure kon behouden. Deze rechtshandelingen impliceren echter geen
overdrachtvan de bedoelde vorderingen. In de brief aan [eiser 1] is ook venneld dat hij instemde met "het nemen van rechtsmaatregelen
t.b.v. u [dat wil zeggen: [eiser 1] zelf,
toevoeging van de rechtbank]"Het betrof dus een machtiging om
namens henof
te hunnen behoevete procederen, en dit is niet verenigbaar met- en is in elk geval iets geheel anders dan - een overdracht van deze rechten aan [tussenk.partij] zelf. [eiser 1] en [eiser 2] hebben geen (concrete) feiten gesteld die een andere uitleg van de brieven van mr. Van de Sande kunnen rechtvaardigen. Ook hun eigen schriftelijke verklaring die is gehecht aan de door hen overgelegde notariële verklaring van 15 februari 2011 bevat dergelijke feiten niet. Voor zoveel nodig verdient hierbij nog opmerking dat in de onder 1.1 aangehaalde brief van 3 mei 2011 van hun advocaat is venneld dat in deze schriftelijke verklaringen wordt bevestigd dat zij door de cessieakten van 12 december 2008 de
"beoogdeoverdracht van rechten en aanspraken in 1989
alsnoghebben willen fonnaliseren" (cursivering van de rechtbank). Dit woordgebruik lijkt veeleer te impliceren dat deze eisers in 1989 wel de bedoeling hebben gehad de vorderingen over te dragen aan [tussenk.partij] maar deze overdracht toen nog hebben gefonnaliseerd, dan dat reeds in 1989 rechtsgeldige overdrachten zijn tot stand gekomen.
5.5.
Hieruit volgt dat onbesproken kan blijven of de vorderingen waarop mr. Van de Sande in zijn besproken brieven heeft gedoeld, dezelfde zijn als die welke het onderwerp van deze procedure vannen.
5.6.
De inhoud van de brieven van mr. Van de Sande biedt dus geen grondslag voor de aanspraak van [tussenk.partij] jegens KPN. [eiser 1] en [eiser 2] hebben thans niettemin geen
eigenrechten meer, nu zij deze - volgens hun eigen stellingen én die van [tussenk.partij] - in december 2008 in volle omvang hebben overgedragen aan [tussenk.partij] . De vraag of [tussenk.partij] nadien, te weten tijdens de comparitie van 18 mei 2011, aan [eiser 1] en [eiser 2] een rechtsgeldige last heeft gegeven of heeft kunnen geven om deze rechten in deze procedure namens hem, [tussenk.partij] , geldend te kunnen maken, kan onbeantwoord blijven. De procedure is immers aangevangen op naam van hen, [eiser 1] en [eiser 2] , en uit de eigen stellingen van deze beide eisers volgt dat dit onbevoegd is gebeurd. Zij wensen een deel van de aldus in hun visie onbevoegd verrichte proceshandelingen te bekrachtigen, maar een ander deel (te weten die waannee Fine Star in deze procedure is geïntroduceerd als de rechthebbende) niet. Nu KPN heeft verklaard een dergelijke gedeeltelijke bekrachtiging niet te aanvaarden, is daarvoor geen plaats. Er is geen grond om aan te nemen dat KPN niet gebruik zou mogen van haar - op artikel 3:69 lid 4 BW gebaseerde - recht om een gedeeltelijke bekrachtiging niet te aanvaarden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben geen feiten gesteld die - als dit al mogelijk zou zijn - tot een andere uitkomst kunnen leiden.
5.7.
Dit betekent dat deze procedure, voor zover gevoerd op naam van [eiser 1] en [eiser 2] , onbevoegd is aangevangen, en ook dat het daarin besloten liggende gebrek niet (door bekrachtiging) is of kan worden geheeld. De.door [tussenk.partij] en [eiser 1] bedoelde - recent gegeven - last aan [eiser 1] en [eiser 2] zou voortbouwen op onbevoegd verrichte en jegens KPN dus nietige rechtshandelingen. Het gevolg van dit een en ander is dat ook de vorderingen van [eiser 1] en van [eiser 2] , op hun eigen naam, niet kunnen slagen.
De positie van [tussenk.partij]
5.8.
Ook [tussenk.partij] maakt, in zijn geval als tussengekomen partij, aanspraak op de vorderingsrechten in kwestie. Hij baseert deze aanspraak op de overdrachten aan hem die volgens hem zijn neergelegd in de bedoelde brieven van mr. Van de Sande en voor zoveel nodig tevens in de akten van 12 december 2008. Uit het onder 5.4 vennelde volgt dat ook jegens hem heeft te gelden dat die brieven een onvoldoende basis vonnen voor een dergelijke overdracht. Dan resteren de cessies van 12 december 2008. Deze overdrachten kunnen echter geen grondslag vormen voor een eigen vordering van [tussenk.partij] in dit geding, dat toen al (zoals gezegd: onbevoegd) op naam van [eiser 1] en [eiser 2] was aangevangen. Ook in dit opzicht heeft te gelden dat K.PN geen genoegen wenst te nemen of behoeft te nemen met een gedeeltelijke bekrachtiging van onbevoegd verrichte proceshandelingen. [tussenk.partij] kan in deze procedure dus niet een eigen recht geldend maken door aan te haken bij de positie van de eisers [eiser 1] en [eiser 2] .
5.9.
Uit de verklaringen die door of namens [tussenk.partij] zijn afgelegd tijdens de comparitie van 18 mei 2011 blijkt dat hij in deze procedure niet een eigen recht geldend maakt dat los staat van de processuele positie van [eiser 1] en [eiser 2] . Het onder 4.3 vennelde impliceert dat hij zich in dit opzicht louter schaart achter deze eisers en dus op hun processuele positie voortbouwt. Uit het voorgaande volgt dat deze (enige) grondslag onvoldoende is voor toekenning van een eigen recht van hem tegenover K.PN in het kader van deze procedure. Voor toewijzing van enige vordering van hem is dus geen basis. Nu het debat hierover in volle omvang heeft plaatsgevonden, behoeft hij niet in de gelegenheid te worden gesteld nog een nadere eigen conclusie te nemen.
De slotsom en de proceskosten
5.10.
Alle vorderingen falen dus. Geen van de wederpartijen van KPN kan in deze procedure de gestelde, oorspronkelijk aan eisers toekomende, vordering tegen KPN effectueren. De vele niet besproken geschilpunten kunnen buiten verdere behandeling blijven, nu de beoordeling daarvan niet tot een andere uitkomst kan leid n.
5.11.
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [tussenk.partij] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten aan de zijde van KPN, met inbegrip van die in het eerste en het tweede incident, worden begroot op
€ 4.784 wegens griffierecht en in totaal op€ 22.477 (zeven punten à€ 3.211, volgens tarief Vlll) wegens de kosten van haar advocaat. Ten aanzien van de toerekening van deze kosten aan de onderscheiden wederpartijen van KPN geldt het volgende. De kosten van het eerste incident dienen te worden gedragen door Fine Star en bedragen aan de zijde van K.PN
€ 4.816,50 (1½ punt à€ 3.211). De kosten van het tweede incident komen voor rekening van [tussenk.partij] en bedragen aan de zijde van KPN € 3.211 (één punt à€ 3.211). De overige kosten aan haar zijde tot aan het vonnis van 15 september 2010 (in het tweede incident) dienen te worden gedragen door [eiser 3] en dus niet door de overige eisers en [tussenk.partij] . Deze laatste was toen immers nog niet in het geding betrokken en [eiser 1] en
[eiser 2] hebben - op goede gronden - betoogd dat de mede op hun naam verrichte proceshandelingen van vóór de interventie van [tussenk.partij] buiten hun opdracht en in zoverre dus onbevoegd hebben plaatsgevonden. [eiser 1] en [eiser 2]
hebben weliswaar betoogd dat zij die proceshandelingen wensen te bekrachtigen voor zover het daarbij niet om de positie van Fine Star gaat, maar deze bekrachtiging heeft, zoals de rechtbank heeft overwogen, geen effect ten opzichte van KPN.
5.12.
Voor zover KPN de aan haar zijde gemaakte proceskosten, zoals hier begroot, kan verhalen op meer dan één partij, zal worden bepaald dat verhaal op een van deze partijen achterwege moet blijven indien en voor zover een andere partij deze kosten heeft volda-an.
5.13.
Gegeven de uitkomst van deze procedure ziet de rechtbank geen grond voor een veroordeling van [tussenk.partij] in de proceskosten aan de zijde van [eiser 3] in het tweede incident. Deze kosten worden in zoverre tussen deze partijen op de hierna te vennelden wijze gecompenseerd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt eisers, Fine Star en [tussenk.partij] in de proceskosten aan de zijde van KPN en begroot deze kosten tot op heden in totaal op€ 27.261, te venneerderen met de wettelijke rente daarover dit bedrag gedurende de periode tussen de vijftiende dag na de dag van de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en bepaalt dat deze kosten als volgt moeten worden voldaan:
€ 9.600,50 (met de wettelijke rente daarover) door [eiser 1] , [eiser 2] en [tussenk.partij] tezamen;
€ 19.233,50 (met de wettelijke rente daarover) door [eiser 3] ;
€ 3.211,-- (met de wettelijke rente daarover) door [tussenk.partij] ;
€ 4.816,50 (met de wettelijke rente daarover) door Fine Star,
telkens met de bepaling dat verhaal van de onder
aen
bgenoemde bedragen op eisers en op [tussenk.partij] achterwege dient te blijven indien en voor zover een van deze partijen die deze kosten heeft voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis, mr. H.M. Boone en mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.
'-
J l( 1 'll,
----·•···.
I\/ - --/{
'
VLA
1
type: 1099