Uitspraak
Overwegingen
.
Rechtbank 's-Gravenhage
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 14 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een horeca-exploitant, die zijn exploitatievergunning had zien ingetrokken door de burgemeester van Den Haag. De intrekking vond plaats op basis van een advies van het Landelijk Bureau Bibob, waarin werd geconcludeerd dat er ernstig gevaar bestond dat de vergunning zou worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.A.M. Engels, voerde aan dat hij zelf geen strafblad had en dat de strafbare feiten van zijn broers niet in relatie stonden tot zijn onderneming. De burgemeester had echter vastgesteld dat er een zakelijk samenwerkingsverband bestond tussen verzoeker en zijn broers, die herhaaldelijk waren veroordeeld voor opiumdelicten. De voorzieningenrechter overwoog dat het advies van het Bureau Bibob een deugdelijke basis bood voor de conclusie dat er ernstig gevaar bestond. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beoordeling van de burgemeester niet alleen op verzoeker zelf, maar ook op de strafbare feiten van zijn broers gebaseerd kon worden, gezien hun nauwe relatie en de aard van de feiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.