ECLI:NL:RBSGR:2010:BR3871

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5992 IB/PVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht en bron van inkomen bij geestelijke genezing

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 april 2010, staat de belastingplicht van eiser centraal. Eiser, die zich bezighoudt met geestelijke genezing, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2006. De inspecteur van de Belastingdienst had bij de aanslagregeling correcties aangebracht, waaronder het niet honoreren van de startersaftrek en het corrigeren van de aftrek buitengewone uitgaven. Eiser stelt dat hij niet zelf handelt, maar dat God door hem handelt, en vraagt zich af of hij belastingplichtig is voor de inkomstenbelasting.

De rechtbank oordeelt dat eiser zijn praktijk zelfstandig uitoefent en dat het voordeel dat hij in 2006 heeft genoten, moet worden aangemerkt als winst uit onderneming. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een bron van inkomen, ondanks de bewering van eiser dat zijn activiteiten niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheid dat eiser stelt dat God handelt door hem, niet afdoet aan de belastingplicht.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eiser niet heeft aangetoond dat de aanslagen op een onjuist bedrag zijn vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/5992 IB/PVV
Uitspraakdatum: 28 april 2010
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X.], wonende te [Z.], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 april 2009 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2006 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.346, alsmede tegen de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2006 [aanslagnummers 000 / 001]
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2010.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
III OVERWEGINGEN
3.1 Eiser houdt zich sedert februari 2004 onder de naam [naam bedrijf] bezig met het helpen (genezen) van mensen op een geestelijke manier. Eiser heeft meermaals ongeneeslijk zieke mensen genezen. Eiser heeft deze gave omdat hij de kracht van God heeft gekregen. Eiser ziet hetgeen hij doet dan ook als een taak die God hem heeft opgedragen. Eiser kan door het enkel aankijken van de mensen die naar hem komen zien welke lichamelijk en geestelijke klachten deze mensen hebben en of zullen krijgen. Eiser kan deze klachten op een spirituele manier genezen. Eiser verklaart dat mensen niet door hem worden genezen, maar dat God dit doet door hem. Eiser laat de mensen in zichzelf terugtrekken en één worden met God.
Eiser maakt gebruik van een website. Eiser heeft gesteld dat hij zich alleen bezig houdt met de originele geneeswijze. De overige op de website vermelde activiteiten worden door eiser niet verricht. Zij dienen enkel voor zijn individuele kennisverwerving.
3.2 Eiser ontvangt de mensen die zich met hun lichamelijke en geestelijke problemen tot hem richten in een door hem sinds 1 mei 2004 voor een periode van vijf jaar gehuurd kantoorpand. Eiser vraagt in het onderhavige jaar voor zijn hulp een vrijwillige vergoeding. Eiser heeft blijkens zijn administratie in 2004 € 18.935, in 2005 € 56.240 en in 2006 € 60.962 aan vergoedingen voor de door hem in zijn praktijk geboden hulp ontvangen.
Ter zitting heeft eiser gesteld dat het bij de vergoedingen vaak om kleine bedragen gaat en dat het ook voorkomt dat hij helemaal niets ontvangt.
3.3 Op 26 juni 2008 is verweerder begonnen met een boekenonderzoek bij eiser. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van - voor zover hier van belang - de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2006, welke eiser tijdens het boekenonderzoek heeft overgelegd. Ingevolge deze aangifte bedraagt het inkomen uit werk en woning € 30.130. Eiser heeft daarbij een winst uit onderneming ten bedrage van € 31.173 vermeld.
Van het boekenonderzoek is met dagtekening 13 november 2008 een rapport (hierna: het controlerapport) uitgebracht, dat in kopie tot de gedingstukken behoort. In het controlerapport is geconcludeerd dat eiser ondernemer is voor de inkomstenbelasting en is voorts opgemerkt dat eiser voor het jaar 2006 geen recht heeft op startersaftrek.
3.4 Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder bij de aanslagregeling voor het jaar 2006 twee correcties aangebracht. Verweerder heeft de geclaimde startersaftrek ten bedrage van € 1.987 niet gehonoreerd en heeft voorts de aftrek buitengewone uitgaven in verband met de verhoging van de drempel gecorrigeerd met een bedrag van € 229. Met dagtekening 9 januari 2009 heeft verweerder het belastbare inkomen uit werk en woning voor het onderhavige jaar vastgesteld op € 32.346. Voorts heeft verweerder de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet bepaald op € 1.456. Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslagen gehandhaafd.
3.5 In geschil is of de aanslagen IB/PVV en Zorgverzekeringswet terecht zijn opgelegd. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of sprake is van belastingplicht voor de inkomstenbelasting.
3.6 Uit de omstandigheid dat eiser voor het onderhavige jaar was aangewezen op vrijwillige bijdragen van de door hem geholpen mensen, waarbij het naar eiser heeft gesteld vaak om kleine bedragen tot zelfs geen vergoeding ging, in samenhang met het uit eisers administratie blijkende totaal aan vergoedingen in 2006 van € 60.962, leidt de rechtbank af dat in 2006 sprake was van een substantieel aantal consulten, waarbij de hulp van eiser is ingeroepen. In aanmerking genomen voorts dat eiser ten behoeve van zijn praktijk een kantoorpand huurt en een website onderhoudt, hij voor zijn hulp een vergoeding vraagt alsmede gezien het totaal van de in de jaren 2004, 2005 en 2006 ontvangen vergoedingen, is de rechtbank van oordeel dat in eisers geval sprake is van deelname aan het economische verkeer, voorts dat voordeel wordt beoogd en ten slotte dat dit beoogde voordeel ook redelijkerwijs te verwachten is.
Er is derhalve sprake van een bron van inkomen. De omstandigheid dat eiser naar hij heeft gesteld niet zelf handelt, maar dat God door hem handelt, kan daaraan niet afdoen.
3.7 Eiser oefent zijn praktijk zelfstandig uit. Gezien voorts het bedrijfsmatige karakter ervan dient het in het jaar 2006 uit deze praktijk genoten voordeel - door eiser becijferd op € 31.173 - als winst uit onderneming te worden aangemerkt. Gesteld noch gebleken is dat dit anders moet zijn.
3.8 Nu gesteld noch gebleken is dat verweerder de aanslagen op een onjuist bedrag heeft vastgesteld, is gelet op het vorenoverwogene het beroep ongegrond verklaard.
3.9 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.A.H. Strik.
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.