ECLI:NL:RBSGR:2010:BQ1806

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/43099
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortvarendheid van uitzettingshandelingen en asielaanvraag van een Mongolische eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 december 2010 uitspraak gedaan in een beroep van een Mongolische eiseres die in bewaring was gesteld op 14 december 2010. De eiseres stelde dat de verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, onvoldoende uitzettingshandelingen had verricht en haar niet tijdig had overgeplaatst naar het Aanmeldcentrum (AC) voor de behandeling van haar asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat op de dag van inbewaringstelling een identiteitsgehoor heeft plaatsgevonden en dat er op 20 december 2010 een vertrekgesprek is gevoerd. De eiseres zou op 28 december 2010 worden overgeplaatst naar het AC Schiphol. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verweerder niet voldoende voortvarend had gehandeld bij het in de gelegenheid stellen van de eiseres om haar asielaanvraag in te dienen, de handelingen die op dag 1 en dag 7 zijn verricht, niet leidden tot een inbreuk op de vereiste voortvarendheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voortvarendheid in het vreemdelingenrecht, maar erkent ook dat niet elke vertraging automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 10/43099
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
V-nr: 271.918.1528
in het geding tussen:
[eiseres]
geboren op [geboortedatum] 1989, van Mongolische nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam
en:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. W. Fairweather, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 14 december 2010 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 15 december 2010 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 28 december 2010. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig
G. Lunter-Tuvdenbataar als tolk in de Mongolische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Eiseres heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Eiseres is in bewaring gesteld na een strafrechtelijk voortraject. Uit het dossier blijkt niet waaruit het illegaal verblijf van eiseres is gebleken en waarom eiseres is overgedragen aan de vreemdelingendienst. De overbrenging en ophouding zijn niet rechtmatig geweest. Tevens is eiseres steeds in het Engels gehoord. Eiseres spreekt heel weinig Engels en moet in de Mongolische taal worden gehoord. Voorts heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld. Verweerder heeft ten eerste sinds de inbewaringstelling te weinig uitzettingshandelingen verricht. Ten tweede is eiseres niet tijdig overgeplaatst naar het AC voor de behandeling van haar asielaanvraag. Eiseres heeft vanaf het begin aangegeven asiel te willen aanvragen, dit blijkt uit de gehoren. Eerst vandaag, 28 december 2010, zal zij worden overgeplaatst naar het AC. Deze periode is te lang. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2009 (LJN: BH6168).
2. Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. De maatregel is rechtmatig opgelegd. Eiseres heeft de gronden niet betwist. Voor de vaststelling van het illegaal verblijf van eiseres, verwijst verweerder naar het proces-verbaal van overbrenging en ophouding, onder punt 9, waarin is vermeld: “De vreemdelinge is niet in het bezit van een geldig reisdocument.” Er was dus aanleiding eiseres op te houden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000. Ten aanzien van de taal waarin eiseres is gehoord, ziet verweerder geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal, waaruit blijkt dat eiseres op de gestelde vragen kon antwoorden. Eiseres heeft de inhoud van de gehoren ook niet betwist. Voor zover zij iets niet heeft begrepen kon zij dit later aan haar gemachtigde vragen. Tenslotte meent verweerder voortvarend te hebben gehandeld. Op 14 december 2010 is een ID-gehoor gehouden. Op 20 december 2010 is een vertrekgesprek met eiseres gevoerd en is een kopie van haar verlopen paspoort ontvangen. Eiseres zal vandaag worden overgeplaatst naar AC Schiphol, waarmee eiseres tijdig in de gelegenheid wordt gesteld haar asielaanvraag in te dienen.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat uit het dossier niet valt af te leiden waaruit het illegaal verblijf van eiseres is gebleken volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat uit het proces-verbaal van overbrenging en ophouding voldoende duidelijk blijkt dat eiseres niet in het bezit was van een geldig reisdocument en dat eiseres op grond van artikel 50, tweede lid van de Vw 2000 is overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor.
4. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar stelling dat zij niet in de Engelse taal gehoord had mogen worden. Uit de processen-verbaal van 14 december 2010 blijkt dat eiseres de Engelse taal voldoende beheerst om te kunnen communiceren met de verbalisanten. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal te twijfelen. Eiseres heeft ook niet gesteld dat de inhoud van de genoemde processen-verbaal onjuist zou zijn.
5.1. Ten aanzien van de voortvarendheid overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres is op 14 december 2010 in bewaring gesteld. Op dezelfde datum heeft een identiteitsgehoor plaatsgevonden. Op 20 december 2010 is een vertrekgesprek met eiseres gevoerd en is een kopie van haar paspoort ontvangen. Eiseres zal op 28 december 2010 worden overgeplaatst naar het AC Schiphol in verband met haar asielaanvraag.
5.2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarendheid heeft betracht bij het eiseres in de gelegenheid stellen om haar asielaanvraag in te dienen. Nu verweerder echter op dag 1 een identiteitsgehoor en op dag 7 een vertrekgesprek heeft gehouden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat het enkele eerst op dag 15 in de gelegenheid stellen om een asielaanvraag in te dienen, betekent dat, het geheel van handelingen in ogenschouw nemend, sprake is van een inbreuk op de vereiste voortvarendheid met betrekking tot de uitzetting van eiseres. Er bestaat dan ook geen grond de voortduring van de bewaring om die reden onrechtmatig te achten.
6. Na beoordeling van de door of namens eiseres naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
5. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in tegenwoordigheid van
M.M.J. Mooijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2010.
Afschrift verzonden op: 30 december 2010
Conc.: MM
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.