ECLI:NL:RBSGR:2010:BP8499

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
791800 \ RL EXPL 08-23541
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.J.M. Wouterse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor langdurige vertraging van een vlucht op basis van EU-verordening

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om een vordering van passagiers tegen de luchtvaartmaatschappij ArkeFly, gebaseerd op Verordening (EU) nr. 261/2004. De passagiers claimen financiële compensatie vanwege een langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Monastir (Tunesië) op 15 september 2007. De kantonrechter oordeelt dat de luchtvaartmaatschappij niet kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals vereist door de Europese regelgeving. De vertraging werd veroorzaakt door een technisch mankement aan het vliegtuig, wat volgens de rechter inherent is aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij.

De kantonrechter verwijst naar het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is vastgesteld dat passagiers ook recht hebben op compensatie bij langdurige vertragingen. De rechter honoreert de aanspraak van de passagiers op compensatie, ondanks het verweer van ArkeFly dat de vertraging niet onder de definitie van annulering valt. De kantonrechter concludeert dat de passagiers recht hebben op een compensatie van € 800,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2007. De vordering van de passagiers met betrekking tot een minderjarige is afgewezen, omdat zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in die vordering wegens het ontbreken van een vereiste machtiging.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de EU-regelgeving en de noodzaak om passagiers te compenseren voor vertragingen die niet het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden. De rechter wijst ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat ArkeFly de vordering heeft betwist. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, ArkeFly.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie 's-Gravenhage
AmO
Rolnummer: 791800 \ RL EXPL 08-23541
22 september 2010
Vonnis in de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiseres],
beiden wonende te IJsselstein
eisende partij,
gemachtigde: aanvankelijk mr. J.M. van Meggelen, thans mrs. R. Bos en C.W.J. de Bont,
tegen
de besloten vennootschap TUI Airlines Nederland B.V.,
mede handelend onder de naam ArkeFly,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en A.K. Sjouw
Partijen worden hierna aangeduid als "[eisende partij]" en "ArkeFly".
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken:
- de tussenvonnissen van 3 juni 2009 en 26 augustus 2009 en de daarin genoemde stukken;
- de nadere conclusie van de zijde van ArkeFly, met producties;
- de nadere conclusie van de zijde van [eisende partij], met producties;
- de antwoordconclusie van de zijde van ArkeFly;
- de rolbeslissing van 2 juni 2010, waarbij ArkeFly is verzocht vertalingen in het geding te brengen van door haar overgelegde, in een buitenlandse taal gestelde stukken;
- de akte overlegging producties van de zijde van ArkeFly, met producties;
- de antwoordakte van de zijde van [eisende partij].
Verdere beoordeling
2. De kantonrechter volhardt bij zijn tussenvonnissen van 3 juni 2009 en 26 augustus 2009, die hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
3. In die tussenvonnissen is vastgesteld dat de vordering moet worden afgewezen voor zover deze betrekking heeft op [belanghebbende], het jongste minderjarige kind van [eisende partij]. Ook is overwogen dat [eisende partij] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vordering voor zover deze betrekking heeft op hun minderjarige kind [belanghebbende 1], indien niet voor het in deze te wijzen eindvonnis de voor het instellen van zo'n vordering vereiste machtiging van de kantonrechter is overgelegd.
De beoordeling van de vraag of ArkeFly, gelet op het bepaalde in EG-Verordening 261/2004 (hierna wederom: de Verordening), gehouden is het gezin van [eisende partij] te compenseren voor het feit dat zij ongeveer 24 uur later dan de geplande aankomsttijd zijn aangekomen op de luchthaven van bestemming, is aangehouden in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans geheten: Hof van Justitie, hierna aan te duiden als: HvJ) naar aanleiding van de verzoeken om prejudiciële beslissingen in de zaak met nummers C-432/07 en C 402/07.
4. De kantonrechter constateert dat [eisende partij] de hiervoor besproken machtiging niet hebben overgelegd. Dit betekent dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vordering betreffende de minderjarige [belanghebbende 1].
Aanspraak op compensatie
5. De hiervoor onder punt 3. bedoelde uitspraak heeft het HvJ inmiddels gegeven in het arrest van 19 november 2009, NJ 2010/137, LJN: BK4714 (verder: het Sturgeon-arrest). Daarin is - voor zover voor de onderhavige zaak van belang - beslist dat op het in de Verordening toegekende recht op compensatie als bedoeld in artikel 7 ook aanspraak bestaat in het geval van een langdurige vertraging, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden, dat wil zeggen van omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Van een langdurige vertraging is naar het oordeel van het HvJ sprake indien de eindbestemming drie of meer uren na de oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij geplande aankomsttijd wordt bereikt.
6. Arkefly heeft naar aanleiding van dit arrest betoogd dat opnieuw prejudiciële vragen aan het HvJ gesteld dienen te worden, onder meer omdat het Sturgeon-arrest in strijd is met het eerder door het HvJ gewezen IATA-arrest van 10 januari 2006 (NJ 2006/372, LJN: AU9523) en omdat de Verordening, bij de uitleg die het HvJ in het Sturgeon-arrest daaraan gegeven heeft, in strijd is met het Verdrag van Montreal (d.d. 28 mei 1999, Trb. 2001/91) en verschillende communautaire rechtsbeginselen.
Overwogen wordt dienaangaande dat de nationale rechter gebonden is aan hetgeen het HvJ heeft beslist over de uitlegging of de geldigheid van een handeling van een instelling van de gemeenschap (zoals de Verordening). Het staat de nationale rechter weliswaar vrij om zich, zo deze dit nodig oordeelt, opnieuw tot het HvJ te wenden met nadere prejudiciële vragen, maar in zo'n geval kan niet de geldigheid van het gewezen arrest aan de orde komen (HvJ 5 maart 1986 (Wünsche), LJN BE6107). Het aan het HvJ voorleggen van de door ArkeFly geformuleerde vragen zou in feite neerkomen op het aan de orde stellen van de geldigheid van het Sturgeon-arrest, hetgeen zoals vermeld niet is toegestaan. Het Sturgeon-arrest is naar het oordeel van de kantonrechter voorts voldoende duidelijk en laat geen ruimte voor twijfel omtrent de geldigheid van de Verordening. Het Sturgeon-arrest geeft de kantonrechter dan ook geen aanleiding tot het stellen van nadere prejudiciële vragen aan het HvJ. De kantonrechter zal de onderhavige zaak derhalve thans afdoen en zich daarbij baseren op hetgeen is beslist in het Sturgeon-arrest.
7. Het verweer van ArkeFly, dat inhoudt dat het hier niet gaat om een annulering maar om een vertraging, baat haar niet. Uit de beslissing van het HvJ in het Sturgeon-arrest volgt immers dat in het geval van [eisende partij]- waarin de eindbestemming circa 24 uur later dan oorspronkelijk gepland is bereikt - ook aanspraak bestaat op de in artikel 7 van de Verordening vermelde compensatie.
Overmacht
8. Daarmee komt de kantonrechter toe aan het beroep van ArkeFly op overmacht op de voet van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Het HvJ heeft in het Sturgeon-arrest in feite beslist dat dit artikel analoge toepassing vindt in het geval van een langdurige vertraging.
9. ArkeFly beroept zich wat dit verweer betreft op de volgende omstandigheden. De vertraging is veroorzaakt door een technisch mankement, te weten een defect aan de Flight Data Recorder break van het toestel waarmee de geboekte vlucht zou worden uitgevoerd. Dientengevolge moest de "break pedal switch" worden vervangen. Deze werkzaamheden vergden meer tijd dan verwacht. Het gezin van [eisende partij] is uiteindelijk vervoerd met een gehuurd toestel dat ook was vertraagd.
10. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ valt een technisch probleem aan een luchtvaartuig niet onder het in artikel 5 lid 3 van de Verordening bedoelde begrip "buitengewone omstandigheden", tenzij dit probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en deze hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. (HvJ 22 december 2008 (Wallentin-Hermann), NJ 2009/230, LJN BG9388).
De door ArkeFly gestelde, met elkaar samenhangende, omstandigheden die de vertraging tot gevolg hebben gehad, moeten naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als voortvloeiend uit gebeurtenissen die inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van ArkeFly. Haar beroep op overmacht gaat daarom al niet op.
Conclusies
11. Het verweer van ArkeFly faalt, gelet op het vooroverwogene. Nu voor het overige ten aanzien van [eisende partij] is voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van een op artikel 7 van de Verordening gebaseerde compensatie, is de vordering tot betaling van 2 maal € 400,- toewijsbaar. De gevraagde wettelijke rente daarover is toewijsbaar met ingang van 19 oktober 2007, nu ArkeFly blijkens de op dat punt niet weersproken stellingen van [eisende partij] op die datum door de brief van EUclaim van 5 oktober 2007 in verzuim is geraakt. Het aan rente meergevorderde, zal worden afgewezen.
12. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, aangezien ArkeFly de vordering in zoverre heeft weersproken en [eisende partij] in dat verweer geen aanleiding hebben gezien hun stellingen nader te onderbouwen.
13. ArkeFly zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, zoals hierna vermeld.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart [eisende partij] niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover deze betrekking heeft op de minderjarige [belanghebbende 1];
II. veroordeelt ArkeFly om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [eisende partij] te voldoen, een bedrag van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 oktober 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt ArkeFly in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 639,42, waarvan € 350,- aan salaris voor de gemachtigde;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. H.J.M. Wouterse en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2010