ECLI:NL:RBSGR:2010:BP8499
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.J.M. Wouterse
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor langdurige vertraging van een vlucht op basis van EU-verordening
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om een vordering van passagiers tegen de luchtvaartmaatschappij ArkeFly, gebaseerd op Verordening (EU) nr. 261/2004. De passagiers claimen financiële compensatie vanwege een langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Monastir (Tunesië) op 15 september 2007. De kantonrechter oordeelt dat de luchtvaartmaatschappij niet kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals vereist door de Europese regelgeving. De vertraging werd veroorzaakt door een technisch mankement aan het vliegtuig, wat volgens de rechter inherent is aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij.
De kantonrechter verwijst naar het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is vastgesteld dat passagiers ook recht hebben op compensatie bij langdurige vertragingen. De rechter honoreert de aanspraak van de passagiers op compensatie, ondanks het verweer van ArkeFly dat de vertraging niet onder de definitie van annulering valt. De kantonrechter concludeert dat de passagiers recht hebben op een compensatie van € 800,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2007. De vordering van de passagiers met betrekking tot een minderjarige is afgewezen, omdat zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in die vordering wegens het ontbreken van een vereiste machtiging.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de EU-regelgeving en de noodzaak om passagiers te compenseren voor vertragingen die niet het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden. De rechter wijst ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat ArkeFly de vordering heeft betwist. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, ArkeFly.