ECLI:NL:RBSGR:2010:BP8072
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor langdurige vertraging van vlucht op basis van EU-verordening 261/2004
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen EUclaim B.V. en ArkeFly, naar aanleiding van een vordering tot financiële compensatie op basis van Verordening (EU) nr. 261/2004. De zaak betreft een vlucht van Fortaleza (Brazilië) naar Amsterdam op 19 februari 2008, waarbij de passagier meer dan 51 uur later op de bestemming aankwam dan oorspronkelijk gepland. De kantonrechter honoreert de aanspraak van de passagier op compensatie, in navolging van het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat bepaalt dat passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
De luchtvaartmaatschappij ArkeFly voerde aan dat de vertraging het gevolg was van overmacht, namelijk technische problemen met het toestel tijdens een eerdere vlucht. De kantonrechter verwierp dit verweer, omdat de luchtvaartmaatschappij niet kon aantonen dat de vertraging niet te vermijden was, zelfs niet met het treffen van alle redelijke maatregelen. De rechter oordeelde dat de technische problemen inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en dat ArkeFly niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.
Daarnaast werd de vordering tot terugbetaling van de ticketprijs behandeld, omdat de passagier in een lagere klasse was geplaatst dan waarvoor het ticket was gekocht. De kantonrechter oordeelde dat EUclaim recht had op terugbetaling van 75% van de ticketprijs, na aftrek van een eerder ontvangen bedrag. De totale vordering werd vastgesteld op € 667,50, vermeerderd met wettelijke rente. ArkeFly werd veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.