ECLI:NL:RBSGR:2010:BP7849

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5741
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de taalanalyse in asielprocedure van Somaliër

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 december 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit, had op 8 december 2007 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd door de minister voor Immigratie en Asiel op 26 januari 2009 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de openbare behandeling op 19 november 2010 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

Eiser voerde aan dat hij in 2007 Mogadishu had verlaten na getuige te zijn geweest van een schietincident en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië. De minister verwierp de aanvraag op basis van een taalanalyse van Bureau Land en Taal (BLT) van 25 augustus 2008, waarin werd gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig waren. Eiser betwistte de taalanalyse en stelde dat deze niet inzichtelijk was en onvoldoende onderbouwing bood voor de conclusies.

De rechtbank oordeelde dat de taalanalyse niet voldoende inzichtelijk was en dat de minister niet had voldaan aan zijn vergewisplicht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid in taalanalyses die aan besluitvorming ten grondslag worden gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09/5741
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 27 december 2010
in de zaak van:
[eiser],
geboren op [geboortedatum], van Somalische nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. B.D. Lit, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel, voorheen de minister van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. F.X. Cozijn, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 8 december 2007 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 26 januari 2009 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 19 november 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. In 2007 heeft eiser Mogadishu verlaten nadat hij getuige was geweest van een schietincident tussen personen van de Islamitische rechtbank en zijn neef. Bij terugkomst in deze stad, werd hem verteld dat hij door de Islamitische rechtbank ter dood was veroordeeld. Nadat gehoord te hebben, heeft eiser Somalië verlaten. Eiser vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op de volgende gronden. Eiser is toerekenbaar ongedocumenteerd inzake zijn reisroute en wordt derhalve artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) tegengeworpen. De identiteit en nationaliteit van eiser zijn niet geloofwaardig. Derhalve wordt geen geloof aan het relaas gehecht. Verweerder heeft bij de beoordeling betrokken het rapport taalanalyse van Bureau Land en Taal (BLT) van 25 augustus 2008.
2.3 In beroep voert eiser aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onderbouwd. Eiser is van mening dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld een contra-expertise uit te laten voeren en dat verweerder ten onrechte niet met de besluitvorming heeft gewacht. De gemachtigde van eiser heeft deze beroepsgrond ter zitting laten vallen.
2.4 Eiser is van mening dat het bestreden besluit ondeugdelijk is onderbouwd en onvoldoende inzichtelijk is gemotiveerd omdat geen inzage wordt verschaft in de expertise en achtergrond van de taalanalist.
2.5 In navolging van onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 maart 2007, (200607305/1, LJN:BA2713), is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de in het Werkkader Taalanalisten IND voorziene selectieprocedure, de wijze van begeleiding door wetenschappelijk opgeleide linguïsten en de kwaliteitscontroles op de taalanalyses door middel van cross checks, geoordeeld moet worden dat de deskundigheid van taalanalisten werkzaam bij het BLT, en dus ook die van taalanalist in deze zaak, met code SOM 10, voldoende is gewaarborgd. Verweerder heeft zich voldoende vergewist van diens deskundigheid. Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
2.6 In de aanvullende gronden van 16 november 2010 verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2010 (200908530/1/V3, LJN:BM8422). Eiser citeert uit deze uitspraak de volgende passages.
In beginsel mag ervan worden uitgegaan dat een vanwege de staatssecretaris door het BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder verantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en dat de ingeschakelde taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient de staatssecretaris, indien en voorzover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van te vergewissen dat de taalanalyse - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
Wat betreft de landenkennis van de vreemdeling is in het rapport van de taalanalyse geen enkele onderbouwing gegeven van de conclusie dat de vreemdeling niet in staat is om zijn beweerde herkomstgebied uitgebreid en gedetailleerd te beschrijven. De taalanalyse is in zoverre niet inzichtelijk.
Wat betreft de spraak van de vreemdeling vermeldt het rapport van de taalanalyse niet waarom de vreemdeling door zijn spraak eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Volstaan is met een algemene beschrijving van de spraak van de vreemdeling en enkele voorbeelden van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze beschrijving en voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is. Ook in zoverre is de taalanalyse dus niet inzichtelijk.
Eiser stelt dat, evenals in de casus bij de Afdeling, in de taalanalyse in zijn zaak evenmin een onderbouwing wordt geboden voor de stelling dat eiser niet in staat is om zijn herkomstgebied uitgebreid en gedetailleerd te beschrijven. Ten aanzien van eisers spraak wordt eveneens volstaan met een algemene beschrijving van de spraak en enkele voorbeelden van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze beschrijving en voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is.
Nu verweerder na heeft gelaten dit te controleren heeft verweerder niet voldaan aan zijn vergewisplicht, aldus eiser.
2.7 Deze beroepsgrond treft doel.
Verweerder heeft zich blijkens het bestreden besluit gebaseerd op de taalanalyse van BLT van 25 augustus 2008. In dit rapport wordt geconcludeerd dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië (niet Reer-Hamar). Evenals in de casus die bij de Afdeling speelde, vermeldt het rapport taalanalyse dat ten aanzien van eiser is opgemaakt niet waarom de vreemdeling door zijn spraak eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Volstaan is met een algemene beschrijving van de spraak van de vreemdeling en enkele voorbeelden van zijn uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze beschrijving en voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is. De taalanalyse van 25 augustus 2008 is derhalve niet inzichtelijk.
Ook wat betreft de landenkennis van eiser is in het rapport van de taalanalyse van 25 augustus 2008 geen enkele onderbouwing gegeven van de conclusie dat de vreemdeling niet in staat is om uitgebreide en gedetailleerde informatie te verstrekken over zijn gestelde herkomstgebied Mogadishu. De taalanalyse is ook in zoverre niet inzichtelijk.
2.8 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen nu het is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit ter nemen op de aanvraag.
2.9 De beroepsgrond dat de taalanalyse een ondeugdelijk middel is om vast te stellen of eiser uit Somalië komt, omdat hij vanaf zijn zevende jaar voor een periode van 20 jaar buiten Somalië, in Soedan, heeft gewoond, behoeft gelet op de gegrondverklaring thans geen bespreking.
2.10 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met in achtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 644,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Oomen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 december 2010.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.
Let wel: gegrondverklaring van het beroep betekent niet dat eiser op alle onderdelen van het beroep gelijk heeft gekregen. Uit de uitspraak blijkt dat de rechtbank een aantal beroepsgronden van eiser uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen. Als eiser het daarmee niet eens is en wil voorkomen dat dit oordeel van de rechtbank komt vast te staan, zal hij tegen deze uitspraak hoger beroep moeten instellen.