ECLI:NL:RBSGR:2010:BP0394

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/13909
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op administratief beroep inzake toegang tot Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Iraanse nationaliteit, en de Minister van Justitie. Eiseres had op 31 december 2009 een verzoek om toegang tot Nederland ingediend, dat door verweerder was geweigerd. Namens eiseres werd op 15 januari 2010 een administratief beroep ingesteld tegen deze weigering. Eiseres stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op dit administratief beroep, en heeft op 13 april 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beslistermijn van 16 weken geldt, en dat deze termijn nog niet was verstreken op het moment van het indienen van het beroep. Bovendien had verweerder de beslistermijn op grond van artikel 7:24, lid 4, Awb verdaagd. De rechtbank concludeert dat verweerder niet te laat heeft beslist en dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang meer is. Dit werd verder versterkt door het feit dat de gemachtigde van eiseres had aangegeven geen inhoudelijk oordeel meer te wensen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. J.F. Miedema, in aanwezigheid van griffier N.E. Joacim. Eiseres heeft inmiddels toegang tot Nederland verkregen, waardoor het procesbelang aan het beroep is komen te ontvallen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat tegen deze uitspraak verzet kan worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: AWB 10/13909
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 17 december 2010
in de zaak van:
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Iraanse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de Minister van Justitie,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2009 heeft verweerder het verzoek van eiseres om toegang tot Nederland geweigerd. Op 15 januari 2010 is namens eiseres een administratief beroep tegen dit besluit ingesteld. Eiseres heeft bij brief van 13 april 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit administratief beroep door verweerder.
Overwegingen
Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Staatsblad 2009,383) in werking getreden. Afdeling 8.2.4A van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt deel uit van deze wetswijziging. Ingevolge artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen blijft op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4A van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Nu het beroepschrift is ingediend op 13 april 2010, is het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing zoals dat geldt vanaf 1 oktober 2009.
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De rechtbank doet, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Op 15 maart 2010 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 9 mei 2010 beslist op het administratief beroep.
Ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Awb heeft het beroep van eiseres van 13 april 2010 tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, nu dit besluit niet aan het beroep tegemoetkomt.
Nu verweerder alsnog een besluit heeft genomen, is het procesbelang aan het beroep wegens niet tijdig beslissen komen te ontvallen. Dit beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres, gelet op zijn schrijven van 8 december 2010 en in een telefonisch onderhoud met de rechtbank aangegeven geen inhoudelijk oordeel meer te wensen ten aanzien van het inhoudelijk besluit op het administratief beroep. Gelet hierop ontbreekt dus ook procesbelang. Bovendien heeft eiseres thans toegang tot Nederland. Voorzover het beroep zich op grond van artikel 6:20, vierde lid, Awb richt tegen het besluit van 9 mei 2010, zal het ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling dan wel vergoeding van griffierecht.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, in tegenstelling tot wat eiseres stelt, niet te laat heeft beslist op het administratief beroep van 15 januari 2010. Immers op grond van artikel 7:24 van de Awb, zoals deze geldt sinds de inwerkingtreding van de Wet dwangsom, gold een beslistermijn van 16 weken en was deze termijn nog niet verstreken op het moment van het indienen van het beroep niet tijdig en had verweerder bovendien op grond van artikel 7:24, lid 4, Awb deze termijn ook nog eens verdaagd.
De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht te veroordelen dan ook afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, rechter en op 17 december 2010 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van N.E. Joacim, griffier.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.