ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9709
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling en toepassing van de Terugkeerrichtlijn
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Eiser, van Chinese nationaliteit, werd op 15 december 2010 in bewaring gesteld met het oog op zijn uitzetting, omdat het belang van de openbare orde dit vereiste. Eiser betoogde dat hij pas sinds een maand in Nederland verblijft en dat verweerder hem daarom een passende vertrektermijn had moeten geven, zoals voorgeschreven in artikel 7 van de Terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG). De rechtbank oordeelde echter dat op het moment van de inbewaringstelling de implementatietermijn van de richtlijn nog niet was verstreken, waardoor verweerder niet verplicht was om in overeenstemming met de richtlijn te handelen.
Daarnaast stelde eiser dat verweerder in het terugkeerbesluit geen passende vertrektermijn had geboden. Dit terugkeerbesluit was op 23 december 2010 aan eiser uitgereikt, maar de rechtbank merkte op dat dit besluit niet ter toetsing voorlag, aangezien er bezwaar tegen kon worden gemaakt. Eiser voerde ook aan dat er geen zicht was op uitzetting naar China, maar de rechtbank concludeerde dat de diplomatieke contacten tussen Nederland en China geen concrete toezeggingen of afspraken hadden opgeleverd die de uitzetting zouden kunnen belemmeren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.M.J. Bouwman en griffier M.P. de Zwart, en werd openbaar uitgesproken op 31 december 2010.