ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9522

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378010 / HA RK 10-569 Wrakingnummer 29/2010
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kantonrechter in verband met het niet toestaan van pleitnota tijdens zitting

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter, omdat hij niet in de gelegenheid werd gesteld om zijn pleitnota voor te lezen tijdens de zitting op 19 oktober 2010. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie over een sanctie voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. Tijdens de zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij een pleitnota wilde voorlezen, maar de kantonrechter heeft dit niet toegestaan. De rechtbank overweegt dat, ongeacht de juistheid van verzoekers standpunt, uit het proces-verbaal blijkt dat hij herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld om zijn visie te geven. De regie over de zitting ligt bij de rechter, die bepaalt wat relevant is voor de zaak. De rechtbank concludeert dat het niet toestaan van de pleitnota niet automatisch wijst op partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter. Het wrakingsverzoek is dan ook afgewezen. De beslissing is op 6 december 2010 uitgesproken door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de rechters I.D. Bellaart, H.S. Wiarda en K.M. Braun, in aanwezigheid van griffier A.J. Faasse-van Rossum. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 29/2010
rekestnummer: 378010 HA RK 10-569
registratienummer kanton: 978556 MB VERZ 10-847
datum beschikking: 6 december 2010
BESCHIKKING
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
mr. [X],
kantonrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage,
hierna: de kantonrechter.
Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Verzoeker heeft bij de kantonrechter beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een hem op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersovertredingen (de Wet Mulder) opgelegde sanctie ter zake van het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. Het beroep van verzoeker is op 19 oktober 2010 ter zitting van de kantonrechter behandeld. Verzoeker heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij een pleitnota wilde voorlezen. De kantonrechter heeft verzoeker daartoe niet in de gelegenheid gesteld.
Het wrakingsverzoek
2.1 Verzoeker heeft de kantonrechter, toen deze hem niet in de gelegenheid stelde om zijn pleitnota voor te lezen, gewraakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens geschorst.
Het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
3.1 Op 29 november 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld.
3.2 Verzoeker is in persoon verschenen. De kantonrechter is eveneens in persoon verschenen.
De officier van justitie (de CVOM, afdeling Mulder) is, na voorafgaand bericht, niet ter terechtzitting verschenen.
Het standpunt van verzoeker
4 Verzoeker heeft - voor zover hier van belang - betoogd dat de kantonrechter hem niet in de gelegenheid wilde stellen om zijn pleitnota, waarvan hij desgevraagd heeft medegedeeld dat deze handelde over de onrechtmatigheid van het door de aanhouding verkregen bewijs, voor te dragen. Verzoeker stelt dat de kantonrechter hierdoor blijk gegeven heeft van vooringenomenheid en hem onnodig heeft beperkt in zijn verdedigingsrecht.
Het standpunt van de kantonrechter
5 De kantonrechter heeft op 3 november 2010 een verweerschrift ingediend en heeft daarin aangegeven dat hij niet in de wraking berust. Verzoeker wilde een pleitnota voordragen waarin hij alleen op het in zijn visie onrechtmatige karakter van zijn aanhoudingen de daarop volgende fouillering en aldus onrechtmatige verkrijgen van het bewijsmateriaal wilde ingaan. De kantonrechter heeft aangevoerd dat hij verzoeker bij herhaling in de gelegenheid heeft gesteld zijn visie te geven op het onderwerp van de zitting, namelijk het vasthouden van de mobiele telefoon tijdens het rijden. Hieromtrent beriep verzoeker zich op zijn zwijgrecht. Het niet laten voordragen van de pleitnota betreft een rechterlijke beslissing/ordemaatregel ter zitting, waartoe een zittingsrechter kan en mag overgaan. Van (schijn van) partijdigheid of gebrek aan onafhankelijkheid is daarom geen sprake geweest, aldus de kantonrechter.
Het standpunt van de officier van justitie
6 De officier van justitie heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
Beoordeling
7.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
7.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
7.3 Ter zitting heeft de kantonrechter nader aangevoerd dat het standpunt van verzoeker over het onrechtmatig verkregen bewijs geen betrekking had op de overtreding die op de zitting aan de orde was, te weten het vasthouden van de mobiele telefoon tijdens het rijden, maar op het gebruiken door de politie van het bij fouillering op zijn lichaam aangetroffen legitimatiebewijs voor het vaststellen van zijn identiteit. Indien het standpunt van verzoeker over het onrechtmatig verkregen bewijs wel betrekking zou hebben gehad op het verkrijgen van bewijs voor het vasthouden van de mobiele telefoon tijdens het rijden, dan zou hij verzoeker wel hebben toegelaten daarover het woord te voeren, aldus de kantonrechter.
7.4 De rechtbank overweegt dat, daargelaten de juistheid van verzoekers standpunt dat de inhoud van zijn pleitnota betrekking had op het onderwerp van de zitting, uit het proces-verbaal van de zitting van 19 oktober 2010 blijkt dat verzoeker herhaaldelijk en voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn visie te geven op het feit waarvoor hem een sanctie opgelegd was op grond van de Wet Mulder. De regie over de gang van zaken op de zitting berust bij de rechter. Daartoe behoort ook de bevoegdheid van de rechter om te bepalen wat hij relevant acht voor de beoordeling van de zaak waarover hij een oordeel moet geven en in verband daarmee de betrokkene te beletten een betoog te houden dat naar zijn oordeel geen betrekking heeft op de aan zijn oordeel onderworpen zaak of voor de beoordeling ervan niet van belang is. Dat verzoeker door de kantonrechter niet in de gelegenheid is gesteld om zijn pleitnota voor te lezen, moet in dit kader worden geplaatst en rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat ten aanzien van de kantonrechter sprake is van (een schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid. Niet aannemelijk is geworden dat de kantonrechter de grenzen van zijn regie-bevoegdheid overschreden heeft.
7.5 Het wrakingsverzoek zal derhalve worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel
515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie p/a mr. F. Slootweg, CVOM, afdeling Mulder en
• mr. [X].
Aldus ter openbare terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 6 december 2010 door
mr. I.D. Bellaart, mr. H.S. Wiarda en mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van de griffier,
A.J. Faasse-van Rossum.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.