ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9393

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/5000
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot hiv-medicijn Atripla in Ghana en de afwijzing van verblijfsvergunning

In deze zaak staat de beschikbaarheid van het hiv-medicijn Atripla in Ghana centraal. Eiseres, een Ghanese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op medische gronden, specifiek vanwege haar hiv-besmetting en de noodzaak voor behandeling met Atripla. De rechtbank oordeelt dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat stelde dat Atripla in Ghana voldoende beschikbaar zou zijn. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd, waaronder e-mails van medische professionals in Ghana, die bevestigen dat Atripla niet wordt voorgeschreven en niet beschikbaar is in de ziekenhuizen waar zij navraag heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het standpunt van de verweerder, dat Atripla op verzoek kan worden besteld, niet voldoende onderbouwd is met de BMA-adviezen. De rechtbank vernietigt het besluit van de verweerder en bepaalt dat er een nieuw besluit moet worden genomen, waarbij de rechtbank ook een voorlopige voorziening treft om te voorkomen dat eiseres wordt uitgezet totdat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 874,--, en bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 150,-- aan eiseres moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 10/5000
V-nr: 911.026.3081
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1975, van Ghanese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. J. Jager, advocaat te Amsterdam,
en:
de minister voor Immigratie en Asiel, rechtsopvolger van de minister van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 27 mei 2009 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking “het ondergaan van een medische behandeling” dan wel “vanwege medische noodsituatie” afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 5 februari 2010 ongegrond verklaard. Op 8 februari 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2010. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en daarbij het volgende overwogen. Eiseres beschikt niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en komt niet in aanmerking voor vrijstelling op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000. Uit het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 17 augustus 2009 blijkt dat eiseres onder voorwaarden in staat is te reizen en de mvv-aanvraag in het land van herkomst kan afwachten. Voorts komt eiseres niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000, nu uit het BMA-advies van 17 augustus 2009 blijkt dat in Ghana in medisch technische zin voldoende behandelmogelijkheden aanwezig zijn en de benodigde medicatie beschikbaar is. Artikel 64 van de Vw 2000 is gelet op voormeld BMA-advies niet van toepassing op eiseres.
2. Eiseres heeft de volgende beroepsgronden aangevoerd. Eiseres bestrijdt dat het medicijn Atripla in Ghana beschikbaar is. Ter onderbouwing heeft eiseres diverse BMA-adviezen in andere zaken, e-mails van [naam 1] en een verklaring van [naam 2] overgelegd. Eiseres bestrijdt dat hetgeen door haar is aangevoerd een vraagstuk van feitelijke toegankelijkheid betreft. Voorts stelt eiseres dat de door het BMA gebruikte informatie van vertrouwensartsen oncontroleerbaar is, omdat de vertrouwensartsen anoniem zijn. Eiseres voert tevens aan dat verweerder zijn vergewisplicht heeft geschonden, omdat de door het BMA geformuleerde reisvoorwaarden onduidelijk zijn en verweerder had moeten vaststellen wat de juiste reisvoorwaarden zouden moeten zijn. Tot slot stelt eiseres dat artikel 64 van de Vw 2000 wel van toepassing is omdat zij na aankomst in Ghana in een medische noodsituatie zal geraken.
3. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de desbetreffende vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
4. Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv indien het betreft de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen.
5. Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 afgewezen indien de desbetreffende vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
Ingevolge het vierde lid kan de staatssecretaris het eerste lid buiten toepassing laten voorzover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
6. Volgens paragraaf B8/3.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, zoals die luidde ten tijde van het bestreden besluit, wordt onder een medische noodsituatie verstaan die situatie waarbij betrokkene lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vast staat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal leiden tot het overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
7. Volgens paragraaf In paragraaf B8/3.2 van de Vc 2000, zoals die luidde ten tijde van het bestreden besluit en voor zover van belang, dient betrokkene om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in verband met een medische noodsituatie, zich in Nederland dient te bevinden en sprake dient te zijn van de situatie dat:
- stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; en
- de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen; en
- de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting langer dan één jaar zal duren.
Ten aanzien van deze voorwaarden wordt advies ingewonnen bij het BMA. Van vorenstaande voorwaarden wordt in beginsel niet afgeweken op grond van omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de zorg betreffen.
9.1 Niet in geschil is dat eiseres hiv-besmet is, hiervoor wordt behandeld met Atripla (een combinatiemedicijn bestaande uit Tenofovir, Emtricitabine en Efavirenz) en onder frequente bloedcontrole staat.
9.2 Het BMA heeft op 17 augustus 2009 een advies uitgebracht waaruit – voor zover thans van belang – blijkt dat bij het uitblijven van de behandeling van eiseres een medische noodsituatie op korte termijn is te verwachten. Behandeling en het medicijn Atripla zijn in Ghana echter voldoende beschikbaar en gegarandeerd leverbaar. De BMA-arts heeft zich hierbij gebaseerd op brondocumenten van vertrouwensartsen van 20 juli 2009 en 27 juli 2009.
In een nota van 4 januari 2010 heeft het BMA naar aanleiding van vragen van eiseres aan verweerder verklaard dat Emtricitabine als zelfstandig medicijn niet verkrijgbaar is in Ghana, maar dat samenstellingen met Emtricitabine, waaronder Atripla, wel beschikbaar zijn. De BMA-arts heeft zich hierbij gebaseerd op brondocumenten van vertrouwensartsen van 27 juli 2009 en 18 december 2009.
9.3 De rechtbank is van oordeel dat concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan het BMA-advies van 17 augustus 2009 en de aanvulling daarop van 4 januari 2010, gelet op de door eiseres overgelegde stukken. Allereerst acht de rechtbank daartoe van belang dat door verweerder op grond van andere BMA adviezen in zaken tot een ander oordeel is gekomen. Voorts volgt uit de e-mails van [naam 1], director technical services van de Ghana Aids Commission in Acra dat hij geen artsen kent die Atripla voorschrijven in Ghana. Voorts verklaart [naam 2], internist gespecialiseerd in de behandeling van hiv/aids in het Korle Bu Teaching Hospital, dat Atripla daar niet verkrijgbaar is. Op de vraag of Atripla dan wel in de privékliniek de Akai House Clinic beschikbaar is, heeft zij in haar email van 4 november 2010 geantwoord dat dat evenmin het geval is. Ook in die kliniek is [naam 2] werkzaam. Zij verklaart tevens dat zij navraag heeft gedaan in het Komfo Anokye Teaching Hospital, en dat Atripla ook daar niet beschikbaar is. De verklaring van [naam 2] en haar deskundigheid zijn door verweerder niet betwist. Voorts blijkt uit de door de BMA-arts geraadpleegde brondocumenten niet in welke ziekenhuizen of klinieken Atripla wel beschikbaar is.
Het standpunt van verweerder ter zitting, dat Atripla weliswaar niet op voorraad is maar wel door een privékliniek kan worden besteld in het buitenland, volgt niet uit de BMA-adviezen. In het BMA-advies van 17 augustus 2009 heeft de BMA-arts in antwoord op vraag 5a geantwoord dat Atripla in Ghana “voldoende beschikbaar en gegarandeerd leverbaar” is. In de BMA-nota van 4 januari 2010 verklaart de BMA-arts dat Atripla in Ghana “nog steeds beschikbaar” is. De rechtbank begrijpt uit deze verklaringen dat Atripla daadwerkelijk aanwezig is in Ghana en kan worden geleverd. Nu eiseres de verklaring van [naam 2] daar tegenover heeft gesteld en niet duidelijk is waar Atripla wel aanwezig is, heeft verweerder het BMA-advies van 17 augustus 2009 en de aanvullende nota van 4 januari 2010 niet zonder meer ten grondslag mogen leggen aan de motivering van het bestreden besluit.
10. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hetgeen voor het overige is aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
11. De rechtbank ziet onder de gegeven de omstandigheden aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat eiseres niet wordt uitgezet tot vier weken nadat opnieuw op het bezwaar is beslist. De rechtbank overweegt hierbij dat het primaire besluit van 30 september 2009 is gebaseerd op het BMA-advies van 17 augustus 2009 en dat gelet op het vorenoverwogene niet op voorhand is uit te sluiten dat dit besluit niet in stand zal blijven.
12. Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank verweerder als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437,--; wegingsfactor 1).
13. Op grond van artikel 8:74 en artikel 8:82, vierde lid, van de Awb, bepaalt de
rechtbank dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ad € 150,-- vergoedt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt, bij wijze van voorlopige voorziening, dat eiseres niet wordt uitgezet tot vier weken nadat opnieuw op het bezwaar is beslist.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 874,-- (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), te betalen aan de griffier;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ad € 150,-- (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Van Putten, rechter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Bosman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2010.
De griffier De rechter
Afschrift verzonden op:
Conc.: MB
Coll.: AS
D: B
VK
Tegen de uitspraak op het beroep staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.