ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9390

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/17737 (beroep) en AWB 10/17738 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C.W.M. van Emmerik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van automutilatie-claim en de beoordeling van dermatologische rapporten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 november 2010 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister voor Immigratie en Asiel. Eiseres, van Somalische nationaliteit, had een verblijfsvergunning aangevraagd, maar deze werd afgewezen op basis van het standpunt van verweerder dat eiseres haar vingertoppen had gemutileerd, waardoor het onderzoek naar haar verblijf in Nederland zou zijn gefrustreerd. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Verweerder baseerde zijn standpunt op processen-verbaal van 9 september 2009 en 6 april 2010, waarin werd gesteld dat de vingertoppen van eiseres glad waren en dat dit duidde op automutilatie. Eiseres voerde echter aan dat haar vingertoppen glad waren door het gebruik van schadelijke schoonmaakmiddelen en dat er geen zichtbare beschadigingen waren. De rechtbank heeft een dermatologisch rapport in overweging genomen, waaruit bleek dat de conditie van de vingertoppen niet noodzakelijkerwijs duidt op automutilatie. De rechtbank concludeerde dat het standpunt van verweerder onvoldoende was onderbouwd en dat er geen bewijs was dat eiseres opzettelijk haar vingertoppen had gemutileerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummers: AWB 10/17737 (beroep) en AWB 10/17738 (voorlopige voorziening)
V-nr: 273.152.8212
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1990, van Somalische nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Younge, advocaat te Amsterdam,
en:
de minister voor Immigratie en Asiel, de rechtsopvolger van de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.M. Sidler, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2010 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 7 mei 2009 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 17 mei 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van 17 mei 2010 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig H.M. Sharif, tolk Somalisch.
De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen. Bij faxbericht van 3 september 2010 heeft verweerder nadere inlichtingen verstrekt. Bij faxbericht van 3 september 2010 heeft eiseres op verweerders inlichtingen gereageerd. Bij faxberichten van 15 september 2010 en van 28 september 2010 heeft eiseres aanvullende informatie verstrekt. Bij fax van 29 september 2010, verstuurd op 4 oktober 2010 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om daarop voor 12 oktober 2010 om 17:00 uur te reageren. Verweerder heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Beide partijen hebben toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen omdat eiseres door het manipuleren van haar vingers onderzoek naar verblijf in het buitenland onmogelijk maakt en daardoor het onderzoek naar de vraag of Nederland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van haar asielverzoek frustreert. In geschil is of eiseres haar vingertoppen heeft gemutileerd.
2. Eiseres stelt zich in haar beroepsgronden van 17 juni 2010 en van 13 augustus 2010 onder meer op het standpunt dat zij haar vingertoppen niet heeft gemutileerd en voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Het feit dat zij vanaf haar veertiende jaar schoonmaakwerk heeft gedaan kan verklaren dat zij ruwe handen heeft maar gladde vingertoppen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de in Somalië gebruikte schoonmaakmiddelen schadelijk zijn voor de huid en handen. Eiseres is pas twintig jaar oud en heeft zeer dunne vingers. Bovendien blijkt uit de literatuur dat de papillairlijnen van kinderen nog niet zijn uitontwikkeld. Verder heeft verweerder niet voldoende gemotiveerd dat eiseres haar vingertoppen heeft gemutileerd. Immers, het proces-verbaal van 6 april 2010 rechtvaardigt geenszins de conclusie dat eiseres haar vingertoppen zou hebben gemutileerd. Ook is tijdens de bewaring van eiseres wekelijks getracht vingerafdrukken van eiseres af te nemen en zijn in bewaring alle voor manipulatie te gebruiken middelen van eiseres afgenomen. De vreemdelingenbewaring zal worden opgeheven omdat niet verwacht wordt dat de vingers van eiseres nog beter leesbaar zullen worden dan ze zijn. Dat duidt erop dat haar gladde vingertoppen niet worden veroorzaakt door automutilatie. Eiseres verbleef in een detentiecentrum waar bij binnenkomst de biometrische en dactyloscopische gegevens met naam en overige persoonsgevens in de computer worden opgeslagen. Dat is in het geval van eiseres ook gebeurd en de vingers van eiseres kunnen door het systeem worden gelezen. Dit wijst er eveneens op dat eiseres haar vingertoppen niet heeft gemutileerd dan wel het onderzoek frustreert. Eiseres verwijst ook naar het door haar overgelegde rapport van de dermatoloog [naam 1] van 13 september 2010. Nu de vingerafdrukken van eiseres wel via dit systeem gelezen kunnen worden komt het voor rekening en risico van verweerder dat dit niet met de normale middelen lukt.
3. Verweerder heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Eiseres heeft meerdere malen een bijzondere aanwijzing gehad en meerdere malen is geprobeerd haar vingerafdrukken af te nemen voor een dactyloscopisch signalement. Op 6 april 2009 konden wederom geen bruikbare vingerafdrukken van eiseres worden gemaakt, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. In dat proces-verbaal heeft de verbalisant op ambtsbelofte verklaard dat de omstandigheid dat geen bruikbare vingerafdrukken genomen konden worden hoogstwaarschijnlijk het gevolg is van opzet aan de zijde van eiseres. Er is geen reden voor twijfel aan de opgemaakte processen-verbaal. Niet is onderbouwd dat eiseres ‘slechte vingers’ heeft vanwege haar zware huishoudelijke taken. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Somalische bleekmiddelen en de gestelde huishoudelijke taken dusdanige blijvende schade opleveren dat een dactyloscopisch signalement blijvend onmogelijk wordt. Bovendien heeft eiseres evenmin middels medische stukken aangetoond dat dit bij haar het geval is. Bij binnenkomst in het detentiecentrum is van eiseres een foto genomen en de vingerafdruk van de wijsvinger van de rechterhand en de middelvinger van de rechterhand geregisteerd. Alle overige vingers waren te zeer beschadigd om een afdruk middels biometrie te kunnen registreren. Bij het betreden en verlaten van de bezoekerszaal worden de vingers gelezen en wordt door een medewerker visueel de identiteit gecontroleerd door een vergelijking met de foto zoals die in het systeem is opgeslagen. Het systeem van de Dienst Justititiële Inrichtingen geldt enkel ter identificatie binnen de inrichting. Er is geen koppeling met EURODAC noch met enig ander (internationaal) systeem. De kans dat op basis van slechts twee vingers identificatie middels EURODAC kan plaatsvinden wordt door uiterst klein geacht.
4.1. De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van 9 september 2009, waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst, onder meer het volgende vermeldt:
“Betrokkene had duidelijk haar vingertoppen gemutileerd, ik zag namelijk dat haar vingertoppen glad waren”.
4.2. De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van 6 april 2010 waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst onder meer het volgende vermeldt: “De vingertoppen van betrokkene waren opvallend glad en roder van kleur vergeleken met de rest van haar handen. Op de vingertoppen waren de papilairelijnen bijna niet zichtbaar terwijl dit op de rest van de handen wel het geval is. (…) Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat de omstandigheid dat geen bruikbaar dactyloscopisch signalement kon worden vervaardigd hoogstwaarschijnlijk het gevolg is van opzet aan de zijde van betrokkene.”
4.3. Verder stelt de rechtbank vast dat het door eiseres op 15 september 2010 overgelegde rapport van de dermatoloog [naam 1] van 13 september 2010 van een onderzoek op 7 september 2010 in het detentiecentrum Rotterdam onder meer het volgende vermeldt :
“De huid vertoont palmair en dorsaal geen roodheid en geen weefselflardjes, geen erosies. Bij nauwkeurige inspectie van de palmaire zijde van de vingers zijn dermatoglyphen te zien. Deze natuurlijk lijnen (dermatoglyphen) zijn bij cliente met het blote oog met enige moeite zichtbaar, maar met de dermatologische loep kunnen ze goed worden waargenomen. Het valt op dat de dermatoglyphen het minst duidelijk zijn op de duimen en geleidelijk aan duidelijker worden op de vingers in de richting van de pink.”
(…)
Bij cliënte is er sprake van hypoplasie van de dermatoglyphen (dus hypodermatoglyphie) van de vingers. De waarneembaarheid van de richels neemt toe van de duimen naar de pinken. De richels zijn dus het minst duidelijk aan de duimen en het best waarneembaar aan de pinken. De conditie aan linker en rechterhand is symmetrisch. Met blote oog en loep zijn geen beschadigingen aan de huid van de vingertoppen waarneembaar.”
“Over de oorzaak van de hypodermatoglyphie bij cliënte is geen definitieve uitspraak mogelijk. Tot de mogelijke oorzaken behoren: 1. Het minder duidelijk zichtbaar zijn van de dermatoglyphen (richels) aan de vingers dan aan de tenen en het minder duidelijk karakter van de dermatoglyphen lijkt een argument pro automutilatie, maar het ontbreken van zichtbare beschadiging (met blote oog en loep) en de symmetrie van de afwijking aan beide handen pleiten tegen automutilatie. 2. Het langdurig inwerken van schoonmaakmiddelen (…) is een mogelijke oorzaak van beschadiging van dermatoglyphen.”
4.4. Verweerder heeft zijn standpunt dat sprake is van automutilatie gebaseerd op de processen-verbaal van 7 mei 2009, 12 juni 2009 en 4 augustus 2009 waaruit blijkt dat er vergeefs geprobeerd is vingerafdrukken van eiseres af te nemen en op de processen-verbaal van 9 september 2009 en 6 april 2010. Uit het proces-verbaal van 9 september 2009 blijkt dat de verbalisant zijn conclusie dat sprake is van automutilatie baseert op de gladheid van de vingertoppen van eiseres. Uit het proces-verbaal van 6 april 2010 blijkt dat de verbalisant zijn conclusie dat hoogstwaarschijnlijk sprake is van opzet aan de zijde van eiseres baseert op de omstandigheid dat de vingertoppen van eiseres opvallend glad waren en roder van kleur vergeleken met de rest van haar handen en op de omstandigheid dat de papilaire lijnen bijna niet zichtbaar waren terwijl dit op de rest van de handen wel het geval is. Volgens verweerder heeft eiseres geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat bleekmiddelen en de gestelde huishoudelijke taken dusdanig blijvende schade opleveren dat en dactyloscopisch signalement blijvend onmogelijk wordt. Evenmin heeft eiseres middels medische stukken aangetoond dat dit bij haar het geval is.
4.5. Uit het rapport van de dermatoloog blijkt dat de door de verbalisanten in de processen-verbaal van 9 september 2009 en 6 april 2010 geconstateerde conditie van de vingertoppen van eiseres niet noodzakelijkerwijs leidt tot de conclusie dat sprake is van automutilatie, maar dat de conditie van de vingertoppen van eiseres ook het gevolg kan zijn van de reden die eiseres daarvoor heeft gegeven, namelijk het langdurig inwerken van schoonmaakmiddelen. Bovendien blijkt uit dat rapport dat het ontbreken van zichtbare beschadiging en de symmetrie van de afwijking aan beide handen pleiten tegen automutilatie.
4.6. Uit het rapport van de dermatoloog blijkt verder dat herstel van het patroon van de dermatoglyphen gedurende enkele weken waarin automutilatie niet mogelijk is, voor automutilatie zou pleiten. De rechtbank stelt vast dat sinds 7 mei 2009 is getracht vingerafdrukken van eiseres af te nemen en sinds 6 april 2010, toen zij in vreemdelingenbewaring is gesteld, dit wekelijks is geprobeerd. Door verweerder is niet betwist dat de middelen die eiseres zou kunnen gebruiken voor automutilatie haar tijdens de bewaring niet ter beschikking stonden. Tot het moment van ontslag van eiseres uit bewaring op 27 september 2010 is het echter niet gelukt vingerafdrukken van eiseres af te nemen.
5. Alhoewel eiseres niet onomstotelijk heeft aangetoond dat zij haar vingertoppen niet heeft gemutileerd, is de rechtbank is gelet op hetgeen onder 5.3 en 5.4 is overwogen van oordeel dat verweerders standpunt in het bestreden besluit dat eiseres door het manipuleren van haar vingers onderzoek naar verblijf in het buitenland onmogelijk maakt zonder nadere motivering geen stand kan houden.
6. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak. Hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd behoeft gelet daarop geen bespreking.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank verweerder als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1311,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/17737,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/17738,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/ voorzieningenrechter,
in alle zaken,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 1311,-- (zegge:dertienhonderdelf euro), te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.W.M. van Emmerik, rechter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Runne, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2010.
De griffier De rechter
Afschrift verzonden op:
Conc.: AR
Coll.:AG
D: B
VK
Tegen de uitspraak op het beroep staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.