Parketnummer 09/753498-10
Datum uitspraak: 24 december 2010
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 december 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Kamphuis, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich drie benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Y.H.M. de Groot heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle hem ten last gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, alsmede dat verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 (motorfiets), 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23 en 25 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de onder 1 (computer), 2 (computeronderdeel én koffer met diverse soorten munitie), 3 en 25 (het gasdrukwapen) genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 4, 9, 13, 14, 18 en 24 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 1, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij de aangeefsters [A], [B] en [C] anaal heeft gepenetreerd.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voornoemde [A], [B] en [C] anaal heeft gepenetreerd. De rechtbank vindt hiervoor bewijs in de verklaringen van deze aangeefsters en (steun)bewijs in de navolgende processen-verbaal:
- Ten aanzien van [B]: de resultaten van het DNA-onderzoek waarbij in de bemonsteringen van aangeefster, die zowel oppervlakkig als dieper anaal werden genomen, bloed werd aangetroffen. Dit past bij de verklaring van [B] dat het haar pijn deed;
- Ten aanzien van [C]: de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek waarbij bij aangeefster ‘perianaal’ sporen van sperma afkomstig van verdachte werden aangetroffen en de verklaring van verdachte dat het kan zijn dat hij zijn vinger in haar anus heeft geduwd/gebracht;
- Ten aanzien van [A]: de resultaten van het DNA-onderzoek waarbij in één van de anusuitstrijkjes afgenomen bij aangeefster sperma afkomstig van verdachte is aangetroffen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de zomer van 2002 één vrouw en in de zomer van 2010 drie vrouwen verkracht. Verdachte heeft in de nachtelijke uren naar de (jonge) vrouwen die op de fiets op weg naar huis waren uitgekeken en hen opgewacht. Eén van de slachtoffers was ten tijde van de verkrachting pas vijftien jaar oud. In drie gevallen is verdachte onverwacht uit de bosjes gesprongen en in het vierde geval heeft hij de vrouw, met zijn helm op, de weg op het fietspad versperd. De slachtoffers zijn allen in de bosjes gesleurd en hebben een doek voor hun gezicht gekregen. Vervolgens hebben zij verdachte moeten pijpen en zijn zij op brute wijze vaginaal en, in drie gevallen, anaal verkracht. De slachtoffers hebben hierbij op handen en knieën moeten zitten. Zij hebben gedacht dat zij het er niet levend zouden afbrengen. Een van de verkrachtingen heeft ruim een uur in beslag genomen.
Het behoeft geen betoog dat de door verdachte begane verkrachtingen een buitengewoon traumatische ervaring is geweest voor de slachtoffers. Verdachte heeft op zeer grove wijze de lichamelijke en psychische integriteit van deze jonge vrouwen geschonden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die op de zitting zijn voorgelezen, heeft de rechtbank kunnen opmaken dat de slachtoffers nog dagelijks de heftige gevolgen van de door hen ervaren nachtmerrie ondervinden. De ervaring heeft geleerd dat vooral slachtoffers van verkrachting zeer lange tijd te kampen hebben met gevoelens van angst, onveiligheid, verdriet, onmacht, woede en wantrouwen. Het duurt doorgaans erg lang voordat zij weer enigszins normaal en zorgeloos kunnen functioneren; het feit laat diepe sporen na. De slachtofferverklaring van het slachtoffer [A] maakt ook inzichtelijk wat voor ernstige consequenties een dergelijk feit na het verstrijken van acht jaar nog steeds heeft.
Bij dit alles komt nog dat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd zonder gebruik te maken van een condoom, waardoor de slachtoffers preventief medicijnen hebben moeten slikken en tijdelijk ook nog hebben moeten leven met de gedachte dat zij mogelijk waren besmet met een seksueel overdraagbare aandoening.
Dat de onmiddellijke omgeving van de slachtoffers, zoals familieleden en partners, ook te lijden hebben onder wat verdachte degene die hen lief en dierbaar is, heeft aangedaan, mag evenmin worden onderschat. Voor dit soort feiten hoopt men zijn dochters en partners te behoeden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze feiten de mensen in de regio waarin zij zijn gepleegd diep hebben geschokt en dat – tot het moment dat verdachte werd aangehouden – ook andere vrouwen en hun omgeving in de angst hebben geleefd dat hen iets dergelijks zou kunnen overkomen. Politie en justitie hebben zich ook genoopt gevoeld te waarschuwen voor de nog niet gepakte dader.
Verdachte heeft voorts een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in bezit gehad. Het betreft afbeeldingen van jonge – overduidelijk minderjarige – kinderen. In sommige gevallen betreft het kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar oud.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij door dit handelen, zij het indirect, betrokken is bij en medeverantwoordelijk is voor het grove misbruik van deze kinderen, die worden gedwongen tot het poseren voor dergelijke afbeeldingen en/of tot het meewerken aan dan wel ondergaan van handelingen die op ernstige wijze inbreuk maken op hun lichamelijke integriteit. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de vraag naar deze beelden. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door genoemd misbruik psychische schade kunnen oplopen, hetgeen ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het dragen van een luchtdrukwapen op de openbare weg. Het ongeoorloofd dragen van wapens op de openbare weg kan de veiligheid van personen in gevaar brengen. Hoewel hij het wapen bij het plegen van de verkrachtingen uiteindelijk niet heeft getoond of gebruikt, heeft verdachte aangegeven dat hij het wapen heeft meegenomen toen hij op zoek ging naar één van de vrouwen, met het mogelijke doel dit wapen ter afschrikking te tonen.
Al het bovengaande noopt tot oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het ongeoorloofd dragen van een wapen op de openbare weg acht de rechtbank – in dit geval, nu het gaat om een luchtdrukwapen, een overtreding – een geldboete een passende en geboden afdoening.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het volgende.
Blijkens een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen documentatieregister van 6 september 2010 is verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld.
Ten aanzien van verdachte zijn twee deskundigenrapportages opgemaakt, te weten door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, en drs. T.V. van Lent, psychiater, op respectievelijk 2 december 2010 en 4 december 2010.
De deskundigen Bullens en Van Lent komen beiden tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met zowel borderline als antisociale kenmerken. Daarnaast is er sprake van een afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Verdachte kent een gebrekkige coping; in stressvolle situaties verliest hij zichzelf (onder meer) in seksuele fantasieën en gedragingen. Hij vertoont seksueel compulsief gedrag en er is sprake van hyperseksualiteit. Vanwege deze zeer complexe problematiek wordt betrokkene door beide deskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar geacht, zij het dat de psychiater deze conclusie niet trekt ten aanzien van de verkrachting in 2002. De psychiater heeft daarover geschreven dat het goed denkbaar is dat de gebrekkige copingsstrategieën die passen bij verdachtes persoonlijkheidsstoornis en hyperseksualiteit toen ook al een rol hebben gespeeld, maar het ontbreekt de psychiater aan voldoende informatie om daar een conclusie aan te verbinden. Het recidiverisico wordt door de forse en persistente problematiek en de afhankelijkheid van alcohol en cannabis door beide deskundigen als hoog ingeschat. Intensieve behandeling is geïndiceerd. Beide deskundigen adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, gelet op de ernst van de pathologie en het hoge risico van recidive van ernstige seksuele delicten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, d.d. 2 juni 2010. Nadien is er nog een voorlichtingsrapport opgemaakt door de GZZ Reclassering Palier, d.d. 9 december 2010. De reclassering heeft zich aangesloten bij de bevindingen van de psychiater en de psycholoog.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over, in die zin dat zij verdachte ten aanzien van alle verkrachtingen en ten aanzien van het bezit van kinderpornografisch materiaal verminderd toerekeningsvatbaar acht. De verklaring van verdachte over de achtergrond waartegen en de wijze waarop hij tot de vier verkrachtingen, waaronder die in 2002, is gekomen en zijn gevoelens daarbij, maken de conclusie gerechtvaardigd dat de bij verdachte geconstateerde problematiek ook in 2002 al aanwezig was.
Bij de vaststelling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf is de rechtbank
uitgegaan van het volgende. De oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn weerslag heeft gevonden, gaan uit van een gevangenisstraf van 24 maanden voor een verkrachting.
Als strafvermeerderende feiten en omstandigheden heeft de rechtbank bij de onderhavige verkrachtingen het volgende in aanmerking genomen:
- de omstandigheid dat verdachte de hem onbekende vrouwen ’s nachts heeft opgewacht, hen van hun fiets heeft getrokken, de bosjes in heeft gesleurd en heeft geblinddoekt, waardoor de slachtoffers dachten dat zij het er niet levend af zouden brengen;
- het feit dat één van de slachtoffers pas vijftien jaar oud was ten tijde van de verkrachting en dat zij door verdachte is ontmaagd;
- het feit dat de verkrachting in Noordwijk bijzonder lang heeft geduurd waardoor het slachtoffer langdurig aan de wil van verdachte was onderworpen;
- het feit dat verdachte geen condoom heeft gebruikt, waardoor de slachtoffers zware medicatie hebben moeten slikken gelet op een eventuele besmetting met het HIV-virus;
- het feit dat verdachte drie slachtoffers, naast oraal en vaginaal, ook anaal heeft gepenetreerd.
Voornoemde omstandigheden rechtvaardigen een aanzienlijke strafvermeerdering ten aanzien van het uitgangspunt van 24 maanden gevangenisstraf per verkrachting, waarbij rekening dient te worden gehouden met de regeling van de meerdaadse samenloop.
Daarnaast dient bij de duur van de op te leggen gevangenisstraf rekening te worden gehouden met bovengenoemd bezit van kinderporno.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn boven omschreven verminderde
toerekeningsvatbaarheid.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het opleggen van een forse gevangenisstraf van na te melden duur.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten en de (algemene) veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De maatregel wordt voorts gegrond op de door de verdachte onder 1, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3, 4 en 6 begane misdrijven, die behoren tot de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht. Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de terbeschikkingstelling gelasten en bevelen dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 37b, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, door in het vonnis een advies op te nemen. Dat advies zou er toe dienen te strekken dat de tenuitvoerlegging van de TBS op een eerder moment, namelijk na het uitzitten van 1/3 van de gevangenisstraf, moet aanvangen. Op deze wijze zou verdachte eerder aan de voor hem zo noodzakelijke behandeling kunnen beginnen.
De rechtbank verwerpt het verzoek van de raadsman en overweegt hiertoe dat er geen zwaarwegende redenen zijn om in het vonnis te adviseren de TBS eerder te laten aanvangen. De bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis houdt geen dringende noodzaak tot behandeling in, zoals dat in het geval van een (acute) psychiatrische stoornis wel het geval zou zijn. De wens van verdachte om tijdig aan behandeling te beginnen is ondergeschikt aan de noodzaak tot vergelding door middel van het uitzitten van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het beslag over te gaan, merkt de rechtbank op dat in de beslaglijst onder een aantal nummers, te weten nummers 1, 2 en 25, meerdere voorwerpen zijn opgenomen.
Teruggave aan verdachte
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 4, 9, 13, 14, 18 en 24 genummerde voorwerpen. Tevens zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 25 genummerde voorwerpen. Het gaat hier om de motorfiets met bijbehorend kenteken, van welke motorfiets de officier van justitie de verbeurdverklaring heeft gevorderd. De rechtbank acht de motorfiets geen voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid in de zin van artikel 33a, eerste lid, sub c, Wetboek van Strafrecht, en een verbeurdverklaring is dan ook niet aan de orde.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 22 en 23 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3
en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Onttrekken aan het verkeer
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten een koffer met diverse soorten munitie, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de dader of verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan; en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Voorts zal de rechtbank de onder 1, 2, 3 (te weten een computer, een computeronderdeel en een laptop) en 25 (een gasdrukwapen) genummerde voorwerpen ontrekken aan het verkeer. Gebleken is dat de onder 5 en 6 bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van de in beslag genomen voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
Benadeelde partij [D]
[D], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 6.033,26.
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering in het geheel toewijzen. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 september 2010 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [B]
[B], heeft zich middels haar wettelijk vertegenwoordiger als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 11.024,35.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten die betrekking hebben op de materiële schade, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering ter hoogte van € 1.024,35 is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 eerste en twee alternatief/cumulatief bewezen verklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 7.000,00 toewijzen; de rechtbank houdt hierbij rekening met de jonge leeftijd van de benadeelde partij. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering betrekking hebbende op de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [C]
[C], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.848,60.
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering in het geheel toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Voor de (toewijsbare delen van de) vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen, omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 62, 240b, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
feiten 1, 2 eerste alternatief/cumulatief, 3 en 4:
verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2 tweede alternatief/cumulatief:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6:
afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte voor de onder feiten 1, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast voorts dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt verdachte voor het onder feit 5 bewezenverklaarde tot:
een geldboete van € 300,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen;
beslag
gelast de teruggave aan veroordeelde van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in beslag genomen voorwerpen, genummerd 1 (motorfiets), 4, 9, 13, 14, 18, 24 en 25 (kentekenbewijs);
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in beslag genomen voorwerpen, genummerd 1 (computer), 2 (computeronderdeel én koffer met diverse soorten munitie), 3 (laptop) en 25 (gasdrukwapen);
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in beslag genomen voorwerpen, genummerd 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 22 en 23;
vorderingen benadeelde partijen
ten aanzien van feit 1:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [D], een bedrag van € 6.033,26, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.033,26 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
ten aanzien van feit 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [B], een bedrag van € 8.024,35;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 8.024,35 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
ten aanzien van feit 3:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [C], een bedrag van € 5.848,60;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.848,60 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, voorzitter,
mr. M. Knijff en mr.drs. E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2010.