ECLI:NL:RBSGR:2010:BO8232

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754113-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk steekincident in tram te 's-Gravenhage

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het doden van een man tijdens een ruzie in de tram. Het incident vond plaats op 15 april 2010, toen de verdachte, na een woordenwisseling, samen met een vriend het slachtoffer aanviel. De verdachte heeft het slachtoffer geschopt, geslagen en vervolgens met een mes in de hals gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer ter plaatse. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven voor zijn daden en dat hij geen respect heeft getoond voor het leven van anderen. De rechtbank beschrijft de daad als volstrekt zinloos geweld en benadrukt de impact van het geweld op de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder zijn zonen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/754113-10
Datum uitspraak: 8 december 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1988,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland- HvB De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 november 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.N.M. Kamps en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 april 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, gestoken in de keel, althans hals(streek), en/of het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 april 2010 [slachtoffer] tezamen in vereniging met anderen, althans alleen, door moord, dan wel doodslag, om het leven heeft gebracht, door hem met een mes in onder meer zijn hals te steken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de primair verweten moord maar ook van de subsidiair ten laste gelegde doodslag dient te worden vrijgesproken.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.1*
Op 15 april 2010 omstreeks 22.45 uur treffen verbalisanten op de kruising van de Delftselaan met de Heemstraat te 's-Gravenhage een man, liggend in een plas bloed, aan.2* De man heeft aan beide zijden van zijn hals een steekverwonding en overlijdt ter plaatse. Het slachtoffer blijkt te zijn [slachtoffer].3*
Uit pathologisch onderzoek van het NFI is gebleken dat zich links en rechts in de hals en links aan de borstkas van het slachtoffer scherprandige huiddefecten met steekkanalen bevonden, zoals passend bij het steken met een eenzijdig snijdend mes. Het intreden van de dood van [slachtoffer] kan zonder meer verklaard worden door verbloeding ten gevolge van meerdere steek- en snijletsels, met name die aan de hals.4*
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat twee mannen op het slachtoffer afliepen en het slachtoffer sloegen en schopten terwijl hij op de grond viel.5* Getuige [getuige 2] heeft tevens gezien dat het slachtoffer achteruit liep en door het slaan en schoppen van de mannen op de grond viel.6* Beide mannen liepen vervolgens weg, maar één van de twee mannen liep weer terug naar het slachtoffer, waarop deze man het zittende slachtoffer nogmaals sloeg. Getuige [getuige 1] heeft daarbij gezien dat deze man met zijn rechterarm een ronde, zwaaiende, snelle beweging in de richting van het gezicht van het slachtoffer maakte.7* Getuige [getuige 3] heeft gezien dat een man bij het slachtoffer, die op de grond lag, vandaan liep naar drie andere personen in de richting van de Herman Costerstraat. Hij zag dat de drie andere personen twee vrouwen en een man waren.8* Op camerabeelden van de Herman Costerstraat te 's-Gravenhage zijn drie personen te zien, welke worden gevolgd door een vierde persoon, verdachte. Verdachte gaat langzamer lopen en kijkt vervolgens naar de binnenzijde van zijn rechterhand, waarbij hij zijn vingers spreidt. Vervolgens kijkt hij naar de bovenkant van zijn rechterhand.9*
Verbalisanten hebben in de Kockstraat een zwart petje onder een auto aangetroffen.10* Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onderzoek gedaan naar de biologische sporen op het petje. Uit de bemonstering is een volledig DNA-hoofdprofiel afgeleid, welke overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte.11*
De politie is dankzij onder meer camerabeelden in tram 12 op het spoor gekomen van vier verdachten: [verdachte], [A], [B] en [C]. Deze vier zijn op de bewuste avond bij Hollands Spoor ingestapt in deze tram en even later uitgestapt bij de halte Delftselaan. [A] heeft bij de politie verklaard dat verdachte geïrriteerd raakte door het gedrag van het latere slachtoffer bij de halte Hollands Spoor en daarna tijdens de tramrit. Bij het verlaten van de tram liep verdachte hard achter het slachtoffer aan en gaf hem een klap. [A] zag daarop bloed bij de nek van het slachtoffer en realiseerde zich dat verdachte had gestoken. Hij heeft verklaard dat hij ook heeft gezien dat verdachte heeft gestoken.12* Toen [A], [B], [C] en verdachte wegrenden heeft verdachte gezegd dat zijn vest nat was en dat het waarschijnlijk bloed was.13* Ter terechtzitting van 24 november 2010 heeft verdachte bevestigd dat er bloed op zijn vest zat.
[C] heeft bij de politie verklaard dat verdachte tijdens het wegrennen zei dat hij had gestoken. [C] wist dat verdachte een mes bij zich had.14* Ook heeft zij verdachte horen zeggen dat hij bloed op zijn kleding had en dat er veel bloed was.15* De dag erna heeft verdachte in de woning van de vader van [A] verteld dat hij de man in zijn nek had gestoken en dat de man dood was.16*
[B] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat verdachte en [A] het slachtoffer sloegen en schopten. Tijdens het rennen hoorde zij iemand roepen: 'Gooi dat mes weg'.17* De dag erna heeft verdachte in de woning van [A]s vader gezegd dat hij de man in zijn nek had gestoken met het mes en dat hij 'iets had gedraaid'.18*
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij bij Hollands Spoor woorden kreeg met een man die hem bedreigde. De man zei dat hij verdachte dood zou schieten.19* Tegen [A] was de man niet agressief.20* Bij het verlaten van de tram is de man op hem afgelopen en dacht verdachte dat de man een wapen wilde pakken. Hij heeft vervolgens een black-out gekregen. Hij heeft zijn petje weggegooid omdat hij problemen wilde voorkomen en niet herkend wilde worden.21* Kort na thuiskomst heeft hij zijn kleren weggegooid omdat deze onder het bloed zaten. Hij heeft naar zijn rechterhand gekeken omdat deze pijn deed, welke pijn er nog niet was voor de black-out.22*
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergegeven medische bevindingen wettig en overtuigend bewezen dat het slachtoffer door messteken in de halsstreek om het leven is gekomen. Op grond van de hierboven weergegeven verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en verdachte [B] staat vast dat verdachte en [A] het slachtoffer hebben geslagen en geschopt. Op grond van de hierboven weergegeven verklaringen van [A], [C] en [B], in samenhang met de hierboven beschreven camerabeelden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer de fatale messteken heeft toegebracht.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij zich in een noodsituatie zou hebben bevonden en zijn verklaring dat er sprake zou zijn van een black-out volstrekt ongeloofwaardig. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Twee objectieve getuigen hebben - anders dan verdachte - verklaard dat juist verdachte op het slachtoffer is afgelopen en niet andersom, zoals verdachte heeft verklaard. Daarnaast is er bij het slachtoffer geen pistool of ander wapen aangetroffen. Verdachte heeft wisselend verklaard over de noodweersituatie. In zijn eerste verhoor heeft hij verklaard dat hij door het slachtoffer tegen de bankjes bij de tramhalte is aangedreven; ter terechtzitting kan hij zich dit echter niet meer herinneren en verklaart hij alleen een op een pistool gelijkend voorwerp in de broeksband van het slachtoffer te hebben gezien. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard zeker te weten dat hij een pistool heeft gezien. Bij de politie heeft hij echter verklaard daar niet zeker van te zijn.
Verdachte kan daarnaast niet aangeven wanneer zijn black-out eindigde. Daarmee valt niet te rijmen dat hij - kennelijk nog in een black-out - meteen na het incident achter zijn vrienden aan wegrent. Verdachte heeft ook wisselend verklaard waarom hij op de Herman Costerstraat naar zijn handen keek. In eerste instantie verklaarde hij dat hij een mobiele telefoon in zijn handen had, daarna dat hij dit wel vaker deed (al dan niet omdat hij mooie handen heeft) en ter terechtzitting verklaarde hij dat hij pijn aan zijn hand had (welke hij had opgelopen tijdens zijn black-out). Ondenkbaar acht de rechtbank het dat verdachte, zich realiserende dat zijn vest onder het bloed zat en hij naar eigen zeggen niet wist wat er was gebeurd, dit niet zo snel mogelijk zou hebben gevraagd aan zijn vrienden. Verdachte wist op daarop gerichte vragen ter terechtzitting slechts te zeggen dat hij 'daar niet aan heeft gedacht'. Voorts past het beeld dat verdachte wist dat hij gestoken had in zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring dat zijn vest nat van het bloed was en hij zijn kleren om die reden kort na zijn thuiskomst had weggegooid, hetgeen hij bij de politie steeds heeft ontkend.
Ook de door hem vanwege herkenbaarheid weggegooide pet op de Kockstraat geeft blijk van verdachtes wetenschap van wat hij had gedaan.
De rechtbank vindt in het dossier geen enkel aanknopingspunt voor de bewering van verdachte dat niet hij, maar [A] heeft gestoken en dat die laatste met [C] en [B] zou samenspannen om verdachte voor het steekincident op te laten draaien. Hierbij weegt de rechtbank mee dat volgens de eigen verklaring van verdachte de ruzie of bedreigingen tussen hem (en niet [A]) en het slachtoffer afspeelden, de ongeloofwaardigheid van verdachtes verklaring dat hij een black-out had en nadien niet (aan bijvoorbeeld [A]) vroeg wat er was gebeurd, dat hij zijn petje vanwege de herkenbaarheid weggooide en dat zijn kleding onder het bloed zat.
Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank in het dossier geen bewijs dat [A] van te voren wist dat verdachte het slachtoffer zou gaan steken. Verdachte en [A] hebben het slachtoffer samen geslagen en geschopt, het steken was een individuele actie van verdachte.
Niet is komen vast te staan of verdachte het slachtoffer heeft gestoken toen hij samen met [A] het slachtoffer mishandelde dan wel op het moment dat [A] niet meer in de directe nabijheid van het slachtoffer was. Evenmin is komen vast te staan wat er precies vooraf is gegaan aan het steken. Voorts hebben zowel [A] als [C] en [B] verklaard dat zij tevoren niet wisten dat verdachte het slachtoffer zou gaan steken.
Op grond van dit een en ander kan de rechtbank niet uitsluiten dat verdachte tijdens het gevecht met het slachtoffer in een gemoedsopwelling zijn mes heeft gepakt en daarmee is gaan steken. Dit leidt ertoe dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde moord.
3.4 De bewezenverklaring
hij op 15 april 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes gestoken in de halsstreek, en het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de gedragskundigen die over verdachte hebben gerapporteerd tot de conclusie zijn gekomen dat zij geen uitspraak kunnen doen over diens toerekeningsvatbaarheid.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van de moord op [slachtoffer] te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt verdachte van de ten laste gelegde moord, dan wel doodslag, vrij te spreken en verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Subsidiair verzoekt de raadsman bij een eventuele strafoplegging gewicht toe te kennen aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een vrijheidsstraf beperkt te houden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat na te melden straf in overeenstemming is met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank hiertoe het volgende.
Verdachte heeft, na een woordenwisseling in de tram, samen met een vriend [slachtoffer] geschopt en geslagen en hem vervolgens onverhoeds meermalen gestoken, onder meer in diens hals. Ten gevolge daarvan is het slachtoffer ter plekke overleden.
Verdachte heeft geen andere verklaring voor zijn gedrag gegeven dan dat hij dacht dat hij door de man werd aangevallen, terwijl uit getuigenverklaringen juist het omgekeerde blijkt. De rechtbank stelt vast dat verdachte geen maat kan houden bij de oplossing van een ruzie en merkt de daad van verdachte aan als een daad van volstrekt zinloos geweld. Verdachte heeft door zijn handelwijze blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het leven van anderen. Verdachte heeft met dit misdrijf het slachtoffer zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen. Verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder zijn zonen, onzegbaar en onherstelbaar veel leed berokkend.
Het steekincident vond plaats op een druk kruispunt, nabij een tramhalte, waardoor veel omstanders ongewild getuige zijn geweest van dit incident. Uit getuigenverklaringen blijkt dat de aanblik van de steekpartij en de zichtbare gevolgen daarvan voor het slachtoffer voor de aanwezigen zeer angstwekkend en schokkend zijn geweest.
Feiten als de onderhavige schokken de samenleving als geheel ernstig en dragen bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank is van oordeel dat op een dergelijk excessief geweldsdelict niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van zeer lange duur.
Blijkens een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 mei 2010 is verdachte eerder met politie of justitie in aanraking geweest, ook voor een geweldsdelict.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapporten van psychiater Van Beek d.d. 6 september 2010, van psycholoog Lander d.d. 4 september 2010 en de reclasseringsmedewerker Jankie d.d. 18 november 2010. Geen van deze rapporten bevatten een advies ten aanzien van de aan verdachte op te leggen straf.
7. De vordering tenuitvoerlegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter d.d. 4 september 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand. Wellicht heeft de tenuitvoerlegging weinig toegevoegde strafrechterlijke waarde, echter, het betreft een rechterlijke beslissing die dient te worden nageleefd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Primair omdat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken en subsidiair omdat deze maand gevangenisstraf geen toegevoegde strafrechtelijke waarde heeft.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een (zeer ernstig) strafbaar feit. Anders dan de raadsman heeft gesteld heeft ook in een geval als dit, waarbij verdachte tot een zeer langdurige gevangenisstraf wordt veroordeeld, tenuitvoerlegging van een hem eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf wel degelijk zin. Verdachte heeft de hem opgelegde voorwaarde niet nageleefd en hij dient de consequenties daarvan te voelen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14g en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 4 september 2010 gewezen onder parketnummer 09/925487-09, te weten gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. E.F. Brinkman, voorzitter,
R. Elkerbout en A.M.C. Boerwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.I. Hendricks, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2010.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal van regiopolitie Haaglanden met het nummer 2010078604 (blz. 1-655) of het doorgenummerde forensisch dossier van regiopolitie Haaglanden met het nummer 2010078604 (blz. 1-322)
2* Proces-verbaal van bevindingen, nummer PL1513 2010078604-16 (blz. 31-32) en proces-verbaal van bevindingen, nummer PL1513 2010078604-15(blz. 33-34)
3* Proces-verbaal van bevindingen, nummer PL1513 2010078604 (blz. 42-43)
4* NFI: pathologie onderzoek naar aanleiding van mogelijk niet natuurlijke dood, op 15 augustus 2010 opgesteld en ondertekend door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog, FO-dossier (blz. 128-140)
5* Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] nummer 2010078604 (blz. 245-248, 246)
6* proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] nummer 2010078604 (blz. 319-323, 320)
7* Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] nummer 2010078604 (blz. 245-248, 246), proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] nummer 2010078604 (blz. 319-323, 320)
8* Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] nummer PL1513 2010078604 (blz. 220-223, 221)
9* Proces-verbaal van bevindingen (blz. 82-84, 83)
10* Proces-verbaal van bevindingen, nummer PL 1511 2010078604-8 (blz. 35-36, 36)
11* Ander geschrift, NFI, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident met dodelijke afloop gepleegd in Den Haag op 15 april 2010, op 20 mei 2010 opgesteld en ondertekend door drs. ing. T.J.P. de Blaeij (blz. 160-165)
12* Proces-verbaal verhoor van [A], nummer 2010078604 (blz. 525-531, 529)
13* Proces-verbaal verhoor van [A], nummer 2010078604 (blz. 532-537, 535)
14* Proces-verbaal verhoor van [C], nummer 2010078604 (blz. 601-606, 603)
15* Proces-verbaal verhoor van [C], nummer 2010078604 (blz. 601-606, 604)
16* Proces-verbaal verhoor van [C], nummer 2010078604 (blz. 601-606, 605)
17* Proces-verbaal verhoor van [B], nummer 2010078604 (blz. 632-635, 635)
18* Proces-verbaal verhoor van [B], nummer 2010078604 (blz. 654-655, 654)
19* Proces-verbaal verhoor van verdachte, nummer 2010078604 (blz. 414-426, 422,423)
20* Proces-verbaal verhoor van verdachte, nummer 2010078604 (blz. 431-451, 422,434)
21* Proces-verbaal verhoor van verdachte, nummer 2010078604 (blz. 414-426, 422,423)
22* Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2011