ECLI:NL:RBSGR:2010:BO8199

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/925862-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige verkrachting door echtgenoot met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van de gewelddadige verkrachting van zijn vrouw op 23 september 2009. De verdachte heeft zijn vrouw in hun gezamenlijke woning bewusteloos geslagen, haar vastgebonden en gedwongen tot seksuele handelingen die zij verafschuwde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, na een periode van aarzeling, uiteindelijk aangifte heeft gedaan en dat er medisch bewijs was van de mishandeling en verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en haar psychologe als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de aanvankelijke terughoudendheid van het slachtoffer om de dader te identificeren. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij niet in staat was om de daden te hebben gepleegd, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en het letsel van het slachtoffer voldoende bewijs boden voor de veroordeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die naar verwachting langdurige psychische gevolgen zal ondervinden van deze traumatische ervaring.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/925862-09
Datum uitspraak: 6 december 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2010 en 22 november 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Laan en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. F.A. Hut, advocaat te 's Gravenhage, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2009 te [woonplaats] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] bewusteloos heeft gestompt en/of toen die [slachtoffer] buiten bewustzijn was haar polsen heeft vastgebonden en/of met zijn gewicht van ongeveer 150 kg op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of meermalen, althans éénmaal tegen de arm(en), althans het lijf van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2009 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht te geven en/of meermalen, althans éénmaal, met de vuist tegen de arm(en) en of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen en/of met het volle gewicht (ongeveer 150 kilogram) op de borstkas van die [slachtoffer] gaan liggen, terwijl hij, verdachte, de polsen van die [slachtoffer] had vastgebonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2009 te [woonplaats] opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer], een vuistslag in het gezicht heeft gegeven en/of met de vuist één of meerdere malen tegen de arm(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of met zijn volle gwicht (ongeveer 150 kilogram) op het (boven)lijf van die perryman is gaan liggen, terwijl de polsen van die [slachtoffer] door hem, verdachte, waren vastgebonden, waardoor deze letsel heeft bekomen (blauwe plekken op de armen en in het gezicht en/of een gebroken rib) en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Samenvatting onderzoek1
3.1.1 Eerste gesprek in ziekenhuis en medisch onderzoek
Op 23 september 2009, omstreeks 22.45 uur, werd brigadier [brigadier] verzocht telefonisch contact op te nemen met dokter [dokter 1], gynaecologe in opleiding in het Bronovo ziekenhuis in Den Haag. Tijdens het telefonisch contact heeft dokter [dokter 1] verteld dat zojuist een vrouw was binnengekomen in het ziekenhuis die helemaal niets verklaarde en apathisch was. Deze vrouw bleek later [slachtoffer] te zijn (hierna: het slachtoffer of mevrouw [slachtoffer]). Mevrouw [slachtoffer] was in het bijzijn van een vriendin, die verklaarde dat het slachtoffer die middag was verkracht en mishandeld in haar eigen woning. Het slachtoffer wilde zelf geen politiebemoeienis, zo had zij aan dokter [dokter 1] verklaard.2
[brigadier] is vervolgens samen met haar collega, inspecteur [inspecteur], naar het Bronovo ziekenhuis gegaan, alwaar zij omstreeks 23.45 uur arriveerden. Dokter [dokter 1] verklaarde toen dat degene die mevrouw [slachtoffer] vergezelde haar psychologe was.3 Dokter [dokter 1] verklaarde ook dat zij het slachtoffer inmiddels uitwendig en vaginaal inwendig had onderzocht. Het slachtoffer had letsel aan beide schouders, een grote zwelling op haar borstbeen, een zwelling boven haar rechterborst, zwellingen op haar beide onderarmen en een zwelling onder haar rechteroog. Omdat het slachtoffer ongesteld was, was het moeilijk te zien of zij inwendig letsel had. Voor zover waarneembaar, leek er geen sprake te zijn van letsel in de vagina.4
De verbalisanten zijn vervolgens naar de kamer van mevrouw [slachtoffer] gegaan. Ze zagen dat zij in shock was en lag te trillen met haar beide armen en haar hoofd. Ze stelden aan mevrouw [slachtoffer] voor om haar te horen en om dit buiten aanwezigheid van [psychologe] te doen. Mevrouw [slachtoffer] stemde in met een verhoor, maar wilde liever dat [psychologe] bij haar bleef.5 [brigadier] en [inspecteur] hebben hiermee ingestemd.
Op door de politie gestelde vragen antwoordde het slachtoffer erg moeizaam en binnensmonds.6 [psychologe] heeft hierop meermalen gevraagd of zij toestemming had aan de politie te vertellen wat mevrouw [slachtoffer] haar eerder op de dag had verteld. Mevrouw [slachtoffer] heeft hiervoor toestemming gegeven en op bepaalde momenten ook zelf aan [psychologe] gevraagd om het gesprek van haar over te nemen.7
Mevrouw [slachtoffer] heeft tijdens dit gesprek het volgende verklaard. Zij wilde geen problemen veroorzaken, verwachtte daarom ook niets van de politie en wilde niet de naam noemen van de persoon die haar dit had aangedaan. Die persoon is een bekende van haar. Op 23 september 2009 was ze ’s middags omstreeks 12.00 uur thuisgekomen van haar werk. Ze was in haar gezicht gestompt. Hierdoor raakte zij buiten bewustzijn. Toen zij weer bij bewustzijn kwam, waren haar polsen vastgebonden. De man bleef maar doorgaan. Steeds als ze dacht dat het over was, ging hij weer verder. De man had haar aan de voor- en achterkant verkracht en haar gedwongen hem oraal te bevredigen. De man was klaargekomen, in en buiten haar mond.8 Ze proefde ook sperma. De man had haar losgemaakt, waarna ze naar een hotel is gegaan. De man had dit vaker bij haar gedaan.9 Haar echtgenoot weet wat er is gebeurd. Op een vraag van [brigadier] of haar man degene was die dit bij haar gedaan had, heeft zij geantwoord: ‘Ik wil daar niet over praten.’. Zij wilde niet dat de politie onderzoek zou doen in haar huis.10
[psychologe] heeft in dit zelfde gesprek het volgende verklaard. Mevrouw [slachtoffer] heeft haar verteld dat ze die dag vroeg van haar werk wegging omdat ze zich niet lekker voelde en thuis wilde uitrusten. De dader zat mevrouw [slachtoffer] thuis op te wachten en sloeg haar hard in het gezicht, waardoor zij bewusteloos raakte. Toen ze wakker werd, was ze vastgebonden en is zij urenlang verkracht en mishandeld door deze persoon. Hij had haar geslagen op haar borst en had haar bewusteloos geslagen. Hij had haar voorts op haar schouders en lichaam geslagen. Hij had tevens met zijn volle gewicht op haar borst gezeten. De persoon is een grote en zware man. Mevrouw [slachtoffer] denkt dat het ongeveer drie uur heeft geduurd.11 De dader had mevrouw [slachtoffer] een paar weken voor het incident een ‘picture’12 van een naakte vrouw in een moeilijke, vernederende houding had laten zien. Mevrouw [slachtoffer] vond dit een vreselijke ’picture’, hij maakte haar overstuur. Tijdens het incident heeft de dader haar gedwongen om daarnaar te kijken. Hij liet haar, terwijl ze vastgebonden was, op dezelfde manier zitten als de vrouw op de ’picture’, waarbij hij foto’s nam.
Met toestemming van mevrouw [slachtoffer] heeft [psychologe] aan [brigadier] een e-mail laten lezen.13 De complete tekst van dit bericht luidde: ‘[voornaam] is here terrbl aftrnoon its not saf I’m goin to a hotl now’. [psychologe] heeft het bericht om 14.24 uur (Nederlandse tijd) ontvangen14 en hierop geantwoord: ‘Wise decision to get out of the house. Best for you to be somewhere safe where you can rest’.15 Bij het tonen van het bericht aan [brigadier] heeft [psychologe] haar vinger bij de naam ‘[voornaam verdachte]’ gehouden.16
Mevrouw [slachtoffer] heeft diezelfde nacht ingestemd met het verrichten van een medisch-forensisch onderzoek en met het maken van foto’s van haar letsel.17 Naar aanleiding van het medisch-forensisch onderzoek heeft dokter [dokter 2] een beschrijving opgemaakt van het letsel van het slachtoffer. De arts beschrijft dat de vagina gezwollen is.18 Dokter [dokter 2] heeft met mevrouw [slachtoffer] de mogelijkheid van besmetting met het HIV-virus besproken. [brigadier] hoorde [psychologe] en mevrouw [slachtoffer] toen overleggen over de vraag of de recente aidstest van [voornaam verdachte] positief of negatief was. Mevrouw [slachtoffer] antwoordde dat de test negatief was. Zij besloot geen medicatie tegen HIV in te nemen.19
Een technisch rechercheur heeft foto’s gemaakt van de verwondingen van mevrouw [slachtoffer]. Deze rechercheur heeft verklaard dat zij zag dat het slachtoffer een zwelling met een rode en blauwe verkleuring onder het rechteroog had. Ook zag zij dat het slachtoffer roodkleurige, rondvormige huidkneuzingen op de borst, de beide schouders en de beide onderarmen had. De onderarmen en de handen waren sterk gezwollen. Voorts zag zij twee kleine rondvormige blauw gekleurde huidkneuzingen op het rechterbovenbeen. De verbalisant heeft geconcludeerd dat het, met uitzondering van de huidkneuzingen op het rechterbovenbeen, allemaal recent ontstane huidkneuzingen en letsels betrof.20 Deze letsels zijn fotografisch vastgelegd.21 De rechercheur heeft tijdens haar gesprek met mevrouw [slachtoffer] gevraagd of zij de dader mogelijk had gekrabd of geslagen, zodat kon worden vastgesteld of het veiligstellen van biologisch sporenmateriaal zinvol was. Zij hoorde [psychologe] vervolgens aan mevrouw [slachtoffer] vragen: ‘Did you scratch [voornaam verdachte] anywhere?’. Mevrouw [slachtoffer] schudde hierop ‘nee’ met haar hoofd.22
Een cd-rom met foto’s van het letsel van mevrouw [slachtoffer] is naar het NFI verzonden voor nader onderzoek door de forensisch arts Botter. Deze arts heeft geconcludeerd dat, met uitzondering van de huidverkleuringen aan het rechterbovenbeen, alle geconstateerde afwijkingen onderhuidse bloeduitstortingen betreffen. Zij zijn alle het gevolg van kneuzing van de huid en onderhuidse weke delen, opgeleverd door uitwendige inwerking van stomp en botsend mechanisch geweld, zoals slaan, stompen, schoppen, vallen of forse druk ter plaatse. De kneuzingen aan de schouders en de onderarmen tonen qua lokalisatie, omvang en kleuraspect een opvallende symmetrie, hetgeen in het kader van een zedendelict veelvuldig wordt veroorzaakt door krachtige fixatie van het slachtoffer. De kneuzingen zijn maximaal ongeveer 48 uur voor het moment van fotograferen veroorzaakt, dus zeer wel ongeveer 12 uur daarvoor. De letsels aan de borst kunnen zeer wel het gevolg zijn van druk met een knie op de borst, maar het is ook mogelijk dat deze zijn ontstaan door slaan, stompen, schoppen of vallen. Op de foto van de uitwendige geslachtsdelen en de billen zijn geen aanwijzingen voor letsels; er wordt geen zwelling geconstateerd. Letsels aan uitwendige geslachtsorganen door een zedendelict treden in het algemeen als eerste op aan de binnenzijde van de grote schaamlippen, de kleine schaamlippen en de opening van de vagina. Deze delen zijn niet afgebeeld op de foto; de aanwezigheid van letsels kan derhalve met het aangeleverde materiaal niet worden uitgesloten. De kneuzingen aan de polsen zouden veroorzaakt kunnen zijn door vastbinden, mits een voorwerp of ligatuur is toegepast met een glad oppervlak, zonder ‘scherpe’ rand.23
3.1.2 Nadere contacten politie met mevrouw [slachtoffer] en [psychologe]
Op 24 september 2009 heeft [brigadier] telefonisch contact met mevrouw [slachtoffer] opgenomen. Mevrouw [slachtoffer] heeft toen verklaard dat zij de politie haar vertrouwen had gegeven en dat zij niet gedwongen wilde worden tot dingen die zij niet wilde en die haar in grotere problemen zouden brengen. Zij heeft verklaard dat de politie het er maar over had dat haar man dit had gedaan, maar dat dit niet waar was en dat zij dit ook nooit had gezegd. Het was een familievriend geweest en ze zou ervoor zorgen dat dit nooit meer gebeurde. Zij zou andere sloten op de deur zetten, haar kinderen waren veilig. Mevrouw [slachtoffer] heeft wederom verklaard dat zij absoluut geen politiebemoeienis wilde.24
Op 24 september 2009 hebben [brigadier] en [inspecteur] voorts telefonisch contact met [psychologe]. [psychologe] heeft tijdens dit gesprek verklaard dat zij niet zonder toestemming van mevrouw [slachtoffer] de naam van de dader kon noemen, maar dat ze het met de politie eens was dat mevrouw [slachtoffer] en haar kinderen gevaar liepen. [psychologe] heeft verklaard dat zij denkt dat de reden dat mevrouw [slachtoffer] geen medewerking meer wil verlenen aan het onderzoek is gelegen in het feit dat haar verteld is dat er melding gemaakt zou worden bij de kinderbescherming. Mevrouw [slachtoffer] is bang dat haar kinderen zullen worden afgepakt.25
Op 25 september 2009 heeft [psychologe] op de voicemail van [brigadier] ingesproken dat mevrouw [slachtoffer] inzag dat zij aangifte moest doen tegen degene die haar had verkracht en mishandeld. Diezelfde dag heeft [brigadier] [psychologe] teruggebeld. [psychologe] heeft toen verklaard dat mevrouw [slachtoffer] steeds van gedachte veranderde, omdat zij bang was voor de consequenties van dit alles met betrekking tot haar kinderen. [brigadier] heeft vervolgens gebeld met mevrouw [slachtoffer]. Mevrouw [slachtoffer] gaf in dit gesprek aan dat zij zich zorgen maakte of zij in het ziekenhuis wel alles verteld had zoals het daadwerkelijk was gegaan. Op de vraag van [brigadier] waarom zij dit dan niet gedaan zou hebben, heeft ze geantwoord dat ze bang was dat ze niet volledig was geweest of misschien sommige dingen anders had verteld dan ze gebeurd waren, omdat zij zich nog zo weinig kon herinneren. Mevrouw [slachtoffer] heeft vervolgens gevraagd of zij gedwongen zou worden aangifte te doen en of het gesprek andere consequenties zou hebben die niet meer waren terug te draaien. [brigadier] heeft haar uitgelegd dat het komende gesprek een zogeheten ‘informatief gesprek’ zou zijn. Mevrouw [slachtoffer] heeft in dit telefoongesprek gezegd dat zij naar de camera zou zoeken en zou kijken of zij de ‘tekening’ met de naakte vrouw nog in huis kon vinden. Op een vraag van [brigadier] naar het materiaal waarmee zij was vastgebonden, heeft zij gezegd dat zij helemaal niet meer wist dat zij zou zijn vastgebonden. [brigadier] heeft gerelateerd dat het slachtoffer dusdanig emotioneel werd dat zij hierop verder niet is ingegaan. Ook op de vraag van [brigadier] dat zij graag onderzoek in haar huis zou willen doen, reageerde mevrouw [slachtoffer] emotioneel en paniekerig. Zij herhaalde dat zij dit liever niet wilde. Vervolgens is een afspraak gemaakt voor een informatief gesprek op 29 september 2009.26
Op 29 september 2009 heeft mevrouw [slachtoffer] [brigadier] per sms laten weten dat zij geen aangifte zou doen, dat zij daarom de geplande ontmoeting afzegde en dat zij stappen had ondernomen ‘to ensure we are in no risk and no danger’. Vervolgens heeft [brigadier] mevrouw [slachtoffer] gebeld. In dat gesprek heeft [brigadier] haar zorgen geuit om de veiligheid van mevrouw [slachtoffer] en haar kinderen. Mevrouw [slachtoffer] heeft onder meer gezegd dat het huis beveiligd was en dat ‘de persoon’ in het buitenland verbleef. Op een opmerking van [brigadier] dat het onontkoombaar was dat zij in de toekomst contact zou hebben met haar man vanwege de kinderen en dat de politie voor 99% wist dat haar man het had gedaan, heeft mevrouw [slachtoffer] geantwoord dat zij nooit had gezegd dat het haar man was die dit gedaan had.27
Na nadere contacten via sms en telefoon, heeft mevrouw [slachtoffer], in overleg met een advocaat, besloten op 1 oktober 2009 een informatief gesprek met de politie aan te willen gaan op het advocatenkantoor [advocatenkantoor].28
Op 1 oktober 2009 is het informatieve gesprek voorbesproken met mevrouw [slachtoffer], die werd bijgestaan door twee advocaten. Een van de advocaten heeft tijdens de voorbespreking aangegeven dat het gesprek absoluut niet auditief opgenomen mocht worden, omdat mevrouw [slachtoffer] dit niet wilde. [brigadier] en [inspecteur] hebben hiermee ingestemd. Zij hebben het informatieve gesprek vervolgens buiten aanwezigheid van de advocaten met mevrouw [slachtoffer] gevoerd. Wel was een tolk aanwezig. Mevrouw [slachtoffer] heeft tijdens dit gesprek verklaard dat zij zich de volgorde van wat er op 23 september 2009 is gebeurd niet meer goed herinnerde. Wel herinnerde ze zich dat ze werd geslagen en tegengehouden door de man. Zij werd onder druk gedwongen tot seks en het is lange tijd doorgegaan. Zij werd gedwongen om orale seks te hebben. Ze moest dingen doen die ze niet wilde en kon de persoon niet tegenhouden omdat hij sterker was. Het is gebeurd in de slaapkamer, in bed en op de grond. Haar polsen werden vastgebonden en er werd een enorme druk op haar schouders uitgeoefend doordat de persoon op haar schouders drukte om haar op de grond te houden omdat zij zich verweerde. Voorts was er een schets in de kamer, die was gemaakt door een vriend van haar en haar echtgenoot uit Zwitserland. Ze had moeite met deze schets, omdat de vrouw die op de schets voorkwam onderdanig was. Zij vond het vreemd dat deze schets ineens in de slaapkamer stond. Zij herinnerde zich niet meer dat de man foto’s gemaakt had. Zij herinnerde zich dat de seks tegen haar wil lang had geduurd. Op de vraag of ze zich herinnerde wie het gedaan had, volgde een lange stilte. Op de vraag of ze wist waar diegene was gebleven toen het gestopt was, antwoordde ze, wederom na een lange stilte: ‘Ik moet nu een keuze maken’ en vervolgens ‘Ja, ik weet wie het is, niet hoe het is gestopt.’. Ze had aan [psychologe] verteld wat er met haar gebeurd was. Zij beschreef [psychologe] als een psycholoog met wie zij een werkrelatie had, maar zij beschouwde haar ook als een vriendin.29 Nadat de verbalisanten hadden gevraagd of zij foto’s mochten maken van de slaapkamer en van de schets, heeft mevrouw [slachtoffer] gevraagd of het verplicht was hieraan mee te werken. De verbalisanten hebben hierop geantwoord dat de politie normaal gesproken over doorzoekingsbevelen beschikt, maar dat ze in dit geval haar mening zouden respecteren.30
Op verzoek van mevrouw [slachtoffer] zijn vervolgens haar advocaten bij het gesprek toegelaten en is aan haar de procedure volgende op een eventuele aangifte uitgelegd. Vervolgens heeft mevrouw [slachtoffer] verklaard dat het voor haar het allerbelangrijkste is dat het goed gaat met haar kinderen en dat zij om die reden een lijst met voorzorgsmaatregelen31 heeft gemaakt, waarin onder meer het volgende staat opgenomen:
- De hele familie heeft geen contact meer met de dader.
- De enigen die nu in huis zijn, zijn mevrouw [slachtoffer], de kinderen en een familievriendin.
- Mevrouw [slachtoffer] en de familievriendin zijn de enigen die sleutels van het huis hebben.
- Mevrouw [slachtoffer] heeft een hoge baan, maar heeft afgesproken dat zij weg is om 9.00 uur en 15.00 uur om de kinderen van en naar school te brengen. Zij is de enige die de kinderen van school mag ophalen. Niemand anders krijgt hen mee. In noodgevallen is haar chauffeur de enige die de pas kan krijgen om de campus (van de school) op te komen.
Aan het einde van het informatieve gesprek heeft mevrouw [slachtoffer] nogmaals verklaard dat zij weet wie de dader is, maar dat zij dit niet wil zeggen. Zij had inmiddels een gesprek met hem gehad, waarin hij zijn excuses had aangeboden. Zij was niet van plan ooit weer een relatie met de dader te hebben.32
Op 2 oktober 2009 heeft [psychologe] een e-mail aan verbalisanten [brigadier] en [inspecteur] verzonden. Zij heeft hierin geschreven dat zij heeft begrepen dat de aanvaller van mevrouw [slachtoffer] terug was in Nederland en in een hotel zou verblijven. Voorts geeft zij aan zich verplicht te voelen om te melden dat de man wel eens wraak zou kunnen willen nemen. Hij heeft een geschiedenis van drugsgebruik en staat bekend om zijn agressieve gedrag, schrijft zij.33
De verdachte is op 6 oktober 2009 aangehouden. [brigadier] en [inspecteur] hebben mevrouw [slachtoffer] hiervan telefonisch op de hoogte gesteld. Op de vraag wat zij hiervan vond, antwoordde zij dat zij hierop geen reactie had en dat iemand niet een compleet monster hoeft te zijn, zoals je op basis van het beeld dat [psychologe] geschetst heeft, zou kunnen denken. Mevrouw [slachtoffer] verklaarde tevens dat voor haar het belangrijkste is dat zijzelf en haar kinderen veilig zijn en dat de dader hulp krijgt. Op de vraag of zij nu de naam van de dader wilde noemen, antwoordde zij dat zij dit niet wilde. Op de daarop volgende vraag naar de veiligheid van de kinderen, verklaarde zij dat haar man geen intenties had om nog terug te komen naar huis en dat zij ervan uit ging dat hij zich hier ook aan zou houden.34
Op 26 november 2009 heeft verbalisant [brigadier] aan [psychologe] een e-mail verzonden met de vraag of zij bereid is om een verklaring af te leggen over de gebeurtenissen op 23 september 2009. [psychologe] heeft op 27 november 2009 een e-mail teruggestuurd met daarin het antwoord dat mevrouw [slachtoffer] haar heeft verzocht geen informatie aan de politie te verstrekken. Op grond van haar beroepsgeheim, is het haar daarom juridisch gezien niet toegestaan informatie over de zaak te geven.35
3.1.3 Aanhouding en verhoren verdachte
Op 1 oktober 2009 heeft mevrouw Hut, de raadsvrouw van verdachte, contact opgenomen met verbalisant [inspecteur] met het verzoek samen met verdachte langs te mogen komen op het politiebureau, omdat verdachte zijn kant van het verhaal wilde vertellen. Voorts heeft zij medegedeeld verdachte te hebben geadviseerd om, zolang er nog onduidelijkheid was over de kinderen, weg te blijven bij het huis, zodat er in die zin geen dreigend gevaar zou bestaan, mocht dit idee bij de politie bestaan.36 Op 6 oktober 2009 heeft verdachte zich, samen met zijn raadsvrouw, op het politiebureau gemeld. Hier is hij aangehouden.37
Tijdens het eerste verhoor, dat op 6 oktober 2009 van 13.19 uur tot 16.50 uur plaatsvond, heeft verdachte verklaard dat hij thuis was toen zijn vrouw op 23 september 2009 rond 11.00 uur thuis kwam van haar werk omdat zij zich niet lekker voelde. Omstreeks 14.00 heeft verdachte het huis verlaten om de kinderen op te halen van school. ’s Avonds heeft hij een sms van zijn vrouw ontvangen dat zij in een hotel verbleef. Op 24 september 2009 heeft zijn vrouw hem verteld dat ze was aangevallen. Op 25 september 2009 kwam zijn vrouw thuis en liet hem verwondingen op haar lichaam zien, waaronder blauwe plekken aan de binnenkant van haar dijen en rondom haar vagina.38 Zijn vrouw vertelde dat een vaginale aanval had plaatsgevonden en een poging tot een anale aanval. Het was verdachte duidelijk geworden dat gedacht werd dat hij de dader was geweest, maar hij had er absoluut geen herinnering aan dat hij iets had gedaan.39
Verdachte heeft tijdens het tweede verhoor, dat op 6 oktober 2009 vanaf 18.42 uur plaatsvond, onder meer verklaard dat hij nooit bovenop ligt als hij en zijn vrouw seks hebben, omdat hij tussen de 150 en 160 kilo weegt.40
Tijdens het derde verhoor, dat op 7 oktober 2009 plaatsvond, heeft verdachte verklaard dat zijn vrouw hem had verteld dat zij in de slaapkamer vaginaal was verkracht41 en dat een poging tot een anale aanval had plaatsgevonden.42 Ook heeft verdachte verklaard dat iedereen dacht dat hij het had gedaan, maar dat hij zich niets meer herinnerde.43 Tijdens dit verhoor heeft de politie verdachte de foto van de houtskoolschets van de naakte vrouw laten zien die [psychologe] aan hen had verstrekt. Verdachte heeft verklaard dat dit een houtskoolschets is die hij heeft gekregen van een vriend uit Zwitserland. In de weken voorafgaand aan 23 september 2009 hadden zijn vrouw en hij over deze schets meerdere keren ruzie gehad, omdat zijn vrouw niet wilde dat de tekening in huis zou worden opgehangen.44
3.1.4 Onderzoek telecomgegevens
De politie heeft onderzoek verricht naar de gsm-telefoon van verdachte. Hieruit is gebleken dat hij tussen 23 september 2009 en zijn aanhouding op 6 oktober 2009 veelvuldig sms-contact heeft gehad met mevrouw [slachtoffer].45
Daags voor de terechtzitting van 14 januari 2010 heeft de raadsvrouw van verdachte de rechtbank een specificatie van het (uitgaande) telefoonverkeer van mevrouw [slachtoffer] toegezonden. Tevens heeft zij de e-mailcorrespondentie vanaf de Blackberry van mevrouw [slachtoffer] van 23 september 2009 toegezonden. Ten slotte heeft zij een print van het inchecken door mevrouw [slachtoffer] in het hotel op 23 september 2009 toegezonden.46 Aan de hand van deze gegevens heeft de politie een tijdsbalk opgemaakt van het telefoongebruik van mevrouw [slachtoffer] op 23 september 2009 tussen 06.26 uur en 20.18 uur. In de tijdsbalk is te zien dat mevrouw [slachtoffer] tussen deze tijdstippen veelvuldig gebruik maakt van haar telefoon. Tussen de verschillende telefoongesprekken, sms- en e-mailberichten bevinden zich, op twee uitzonderingen na, steeds slechts enkele minuten tot hoogstens 28 minuten. De twee uitzonderingen zijn zichtbaar tussen 13.12 en 14.04 uur, in welke periode mevrouw [slachtoffer] gedurende 52 minuten geen gebruik heeft gemaakt van haar telefoon, en tussen 15.47 en 16.30 uur, in welke periode mevrouw [slachtoffer] gedurende 49 minuten geen gebruik heeft gemaakt van haar telefoon.47
3.1.5 Terechtzitting 14 januari 2010
Op 14 januari 2010 is verdachte voor de rechtbank verschenen. Verdachte heeft toen verklaard dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Van ‘het zich niet herinneren’ – zoals in de processen-verbaal van de politieverhoren staat vermeld – is geen sprake. Zijn woorden zijn door de tolk onjuist vertaald. Hij heeft steeds bedoeld te zeggen dat hij het niet heeft gedaan.
Hij heeft verklaard dat hij met zijn gezin woont in een grote, vrijstaande villa die is omheind met een elektronisch hek dat op afstand bedienbaar is. Hij heeft voorts herhaald dat hij op 23 september 2009 thuis was toen zijn vrouw rond 11.00 uur thuis kwam van het werk omdat zij zich niet lekker voelde en dat hij rond 14.00 uur het huis heeft verlaten om de kinderen van school te halen. Tussen het moment dat zijn vrouw thuiskwam en hij wegging, is niemand anders in huis geweest. Verdachte betwijfelt dus het tijdstip en de plaats waarop zijn vrouw zou zijn verkracht. Dat zijn vrouw is aangevallen en verkracht, betwijfelt hij niet.
Verdachte heeft ter terechtzitting voorts nog verklaard dat hij en zijn vrouw in hun huwelijk diverse crises hebben doorgemaakt maar dat zij elkaar volledig vertrouwen en elkaar alles vertellen. De crises hebben hen alleen maar dichter bij elkaar gebracht. De vrouw van verdachte heeft hervonden herinneringen aan seksueel misbruik door haar vader in haar jeugd, waarvoor zij therapie heeft gehad. Ook hebben verdachte en zijn vrouw hulp gehad van een team van specialisten om te leren met deze psychische problemen om te gaan. Voorts is de vrouw van verdachte bij een benzinestation verkracht, waarna zij opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Ten slotte heeft zijn vrouw ook nog een ernstig duikongeluk gehad, waardoor zij een posttraumatische stressstoornis heeft opgelopen. Voor zover verdachte bekend, stond zijn vrouw rond 23 september 2009 niet (meer) onder behandeling bij een arts of psychotherapeut. Verdachte heeft nooit gemerkt dat de herinnering van zijn vrouw verstoord was, als het gaat om actuele zaken.48
Daags voor deze terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte een brief met bijlagen aan de rechtbank en de officier van justitie gezonden. Eén van de bijlagen bij deze brief is een (Engelstalige) e-mail van mevrouw [slachtoffer] aan haar familierechtadvocaat. Hierin heeft mevrouw [slachtoffer] geschreven dat [psychologe] zich heeft voorgedaan als haar klinisch psycholoog, maar dat zij in feite haar ‘occupational coach’ is. Tevens maakt mevrouw [slachtoffer] melding van problemen met betrekking tot haar geheugen ten gevolge van diverse traumatische ervaringen.49 De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek ter terechtzitting te schorsen ten einde zowel [psychologe] als mevrouw [slachtoffer] als getuige te laten horen bij de rechter-commissaris.50
3.1.6 Getuigenverhoren [psychologe] en mevrouw [slachtoffer] door de rechter-commissaris
[psychologe] heeft verklaard dat zij de ‘occupational psychologist/coach’ van mevrouw [slachtoffer] was. In die hoedanigheid heeft zij een beroepseed afgelegd die onder meer inhoudt dat zij geheimhouding bewaart ten aanzien van wat cliënten haar in die hoedanigheid toevertrouwen. Zij gaat er vanuit dat mevrouw [slachtoffer] haar standpunt ten aanzien van de door haar in acht te nemen vertrouwelijkheid niet heeft gewijzigd en geeft op grond daarvan slechts antwoord op vragen die zij ook op 23 september 2009 – de dag waarop mevrouw [slachtoffer] haar had ontslagen van haar geheimhoudingsplicht – al heeft beantwoord.51 Zij verklaart vervolgens dat mevrouw [slachtoffer] haar in het hotel heeft verteld wat er de middag van 23 september 2009 is gebeurd. In het ziekenhuis gaf mevrouw [slachtoffer] haar mondeling toestemming om die informatie door te geven aan zowel het medisch personeel als de recherche. Wat zij aan de rechercheurs heeft verteld over wat mevrouw [slachtoffer] was overkomen, was geheel gebaseerd op wat mevrouw [slachtoffer] haar daarover had verteld. Op vragen van de rechter-commissaris of mevrouw [slachtoffer] haar verteld had waar de mishandeling en verkrachting had plaatsgevonden en wie dat had gedaan, heeft [psychologe] in eerste instantie geantwoord: ‘Ik had de indruk dat het bij haar thuis was gebeurd.’ en ‘Ik heb begrepen dat het haar man was die dat gedaan had.’. Nogmaals daarnaar gevraagd, heeft [psychologe] verklaard dat mevrouw [slachtoffer] met zoveel woorden tegen haar gezegd had dat haar man dit in haar huis had gedaan.52
Mevrouw [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat bij haar in juni 2009 de diagnose dissociatieve amnesie is gesteld. Deze amnesie wordt ‘getriggerd’ door een trauma of de herinnering aan een trauma en zorgt ervoor dat het voor haar moeilijk is om een gebeurtenis te plaatsen in tijd en plaats. [psychologe] was sinds juli 2008 haar personal coach voor werkgerelateerde zaken. Daarnaast spraken zij elkaar ook over privékwesties. Zij hadden een goede relatie, die gezien kon worden als iets wat in zat tussen een professioneel contact en een vriendschap. Naar de mening van mevrouw [slachtoffer] stond [psychologe] echter wel te snel klaar met haar (negatieve) oordeel over verdachte. Mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich door zowel [psychologe] als de kinderbescherming, als de medewerkers van het ziekenhuis onder druk gezet voelde om niet de waarheid te spreken, maar het beeld te bevestigen dat al was gevormd. Er is haar verteld dat als ze haar man niet zou beschuldigen, de kinderen bij haar weggehaald zouden worden. Ze wilde haar man niet beschuldigen, omdat hij het niet had gedaan, maar als ze niet iemand zou noemen dan zou gedacht worden dat ze haar man in bescherming nam en zouden de kinderen worden weggehaald. 53 Daarom heeft ze verklaard dat ze door een familievriend is aangevallen. Dat is echter onjuist. Ze was aangevallen door een onbekende.54 Van de houtskoolschets kon zij zich niets herinneren.55
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 september 2009 zijn echtgenote vaginaal, anaal en oraal heeft verkracht in hun woning in [woonplaats] (primair), dan wel dat verdachte heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair), dan wel dat verdachte haar heeft mishandeld (meer subsidiair).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de primair ten laste gelegde verkrachting heeft begaan. Dat het slachtoffer op 23 september 2009 is verkracht, kan naar de mening van de officier van justitie worden bewezen verklaard aan de hand van haar verklaring in het ziekenhuis en het letselbeeld, dat met deze verklaring in overeenstemming is. Dat het verdachte is geweest die dit heeft gedaan, kan worden bewezen aan de hand van het gegeven dat de verkrachting tussen 12.00 en 14.00 uur moet hebben plaatsgevonden in de woning van verdachte en het slachtoffer en dat tussen die tijdstippen alleen verdachte en het slachtoffer in huis waren. Ook heeft het slachtoffer verklaard dat de dader groot en zwaar is. Verdachte weegt ongeveer 150 kilo en is dus groot en zwaar. Voorts heeft het slachtoffer verklaard dat de dader degene is die de houtskoolschets in huis had gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij dit is geweest. Ten slotte zijn er nog diverse opmerkelijke punten in de verklaringen van het slachtoffer en de getuige [psychologe] die er indirect op wijzen dat verdachte de dader van de verkrachting is.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onderzoek van de politie onvoldoende neutraal is geweest, omdat er onvoldoende aandacht is geweest voor ontlastende informatie ten aanzien van verdachte. Zij heeft daarbij het woord ‘tunnelvisie’ laten vallen. De raadsvrouw heeft aan dit gedeelte van haar betoog geen ondubbelzinnige conclusie verbonden.
Met betrekking tot de feiten heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat om te beginnen al niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het slachtoffer is verkracht, omdat hiervoor geen medisch bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van zowel het primair als het subsidiair als het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat weliswaar vaststaat dat het slachtoffer is aangevallen, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte degene is die dit heeft gedaan. Niet vastgesteld kan worden, dat de aanval daadwerkelijk op 23 september 2009 tussen 12.00 en 15.00 uur heeft plaatsgevonden, omdat het letsel op ieder willekeurig moment tussen de aankomst van het slachtoffer in het ziekenhuis en de 48 uren daarvoor kan zijn ontstaan.
De verklaring van het slachtoffer is onbruikbaar. In de eerste plaats omdat zij ten gevolge van de traumatische ervaringen in haar leven last heeft van een dissociatieve stoornis. In de tweede plaats omdat zij zich niet vrij voelde te verklaren dat zij niet wist wie de dader was uit angst dat de kinderbescherming haar kinderen weg zou halen. De verklaring van [psychologe] is eveneens onbruikbaar, omdat zij onbetrouwbaar is gebleken. Zij heeft bij de rechter-commissaris gedraaid in haar verklaring, trekt haar eigen conclusies en heeft zelfs aantoonbaar gelogen over verdachte.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank hecht eraan voorop te stellen dat het politieonderzoek in deze – voor alle betrokkenen uiterst beladen en gevoelige – zaak op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De betreffende politieambtenaren hebben wensen van het slachtoffer gerespecteerd, ook indien dit ten koste ging van het belang van de opsporing. Ook hebben zij blijk gegeven van een professionele zorg omtrent het welzijn van het slachtoffer en haar kinderen. De kritiek van de raadsvrouw dat het onderzoek onvoldoende neutraal is geweest – of zelfs zou getuigen van een ‘tunnelvisie’ – deelt de rechtbank niet. Op geen enkel moment is er ook maar enige aanleiding geweest om te veronderstellen dat het slachtoffer op een ander tijdstip of op een andere locatie zou zijn mishandeld en/of verkracht dan in de vroege middag van 23 september 2009 in haar woning. Er was dan ook, anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, geen enkele reden onderzoek te doen naar mogelijke andere pleegplaatsen en/of pleegtijden. De raadsvrouw heeft ter zitting overigens geen ook maar enigszins realistisch alternatief scenario geschetst wat dan ten onrechte door de politie niet zou zijn onderzocht. Wat betreft de identiteit van de dader heeft mevrouw [slachtoffer] gesproken over een ‘bekende’ dan wel een ‘familievriend’. Op vragen van de verbalisanten wie dat dan wel mocht zijn, heeft zij geweigerd enige nadere aanduiding te geven die het de politie mogelijk zou hebben gemaakt onderzoek daarnaar te doen. Het slachtoffer heeft voorts geweigerd toestemming te geven voor een onderzoek op de door haarzelf aangegeven plaats delict, hetgeen de politieambtenaren hebben gerespecteerd.
De rechtbank kan zich evenmin vinden in de stelling van de raadsvrouw dat, zo begrijpt zij, de verklaringen van mevrouw [slachtoffer] geheel terzijde zouden moeten worden gesteld vanwege haar dissociatieve amnesie. Tijdens het politieonderzoek is noch door mevrouw [slachtoffer], noch door verdachte en evenmin door [psychologe] gemeld dat mevrouw [slachtoffer] mogelijk aan deze aandoening zou lijden. Dit, terwijl verdachte wijdlopig heeft verklaard over de aandoeningen waaraan zijn vrouw lijdt en over de crises die zij als gevolg daarvan samen hebben doorgemaakt. Ter terechtzitting van 14 januari 2010 heeft verdachte bovendien verklaard dat hij nooit heeft opgemerkt dat de herinnering van zijn vrouw verstoord was ten aanzien van actuele gebeurtenissen. Eerst in een daags voor de zitting van 14 januari 2010 toegezonden brief van mevrouw [slachtoffer] aan haar familierechtadvocaat maakt zij melding van deze stoornis. Ter zitting van 14 januari 2010 heeft de rechtbank de raadsvrouw geattendeerd op de mogelijkheid om via de raadsvrouw van mevrouw [slachtoffer] nadere informatie te vragen over de dissociatieve stoornis die mevrouw [slachtoffer] zou hebben en de mogelijke gevolgen daarvan op haar geheugen, zodat haar standpunt beter zou kunnen worden onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat de raadsvrouw daarna geen nadere informatie over de mogelijke stoornis van mevrouw [slachtoffer] en de mogelijke gevolgen daarvan voor haar geheugen in het geding heeft gebracht. Onderbouwing van de stelling van de raadsvrouw met informatie uit objectieve bron ontbreekt dus. Maar ook indien zou worden aangenomen dat mevrouw [slachtoffer] aan deze stoornis lijdt, volgt daaruit niet dat hetgeen zij verklaard heeft over de mishandeling en verkrachting in haar huis op 23 september 2009 het gevolg is geweest van een getroebleerde herinnering. Het feit dat zij in latere contacten met de politie heeft aangegeven dat zij zich bepaalde details waarover zij in het ziekenhuis heeft verklaard, niet meer herinnert, kan heel wel het gevolg zijn van het traumatische van de gebeurtenis zelf. De rechtbank merkt hierbij nog op dat ook de raadsvrouw er in haar pleidooi van uit gaat dat mevrouw [slachtoffer] iets vreselijks is overkomen waardoor zij letsel heeft opgelopen en dat zij hiervoor in het ziekenhuis is behandeld.
De rechtbank bezigt de herhaalde verklaringen van mevrouw [slachtoffer],56 in samenhang met de verklaring van mevrouw [psychologe] en de resultaten van het medisch onderzoek, mede tot het bewijs, dat zij op 23 september 2009 in haar huis is mishandeld en verkracht.
De rechtbank acht ook de verklaring van [psychologe], zoals afgelegd in het ziekenhuis en tegenover de rechter-commissaris, bruikbaar voor het bewijs. Mevrouw [slachtoffer] heeft op 23 september 2009 aan [psychologe] verteld wat er die dag met haar was gebeurd (zie verklaring mevrouw [slachtoffer] op 1 oktober 2009). [psychologe] heeft vervolgens met volledige instemming van mevrouw [slachtoffer] aan de verbalisanten [brigadier] en [inspecteur] verteld wat mevrouw [slachtoffer] haar verteld had. Ter zitting van 22 november 2010 hebben beide verbalisanten verklaard dat zij steeds geverifieerd hebben bij mevrouw [slachtoffer] of zij het eens was met wat [psychologe] aan hen vertelde en dat mevrouw [slachtoffer] bij herhaling instemmend heeft geknikt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat mevrouw [slachtoffer] in september 2009 een hechte relatie had met [psychologe] en veel vertrouwen in haar stelde.57
Dat [psychologe] later in het onderzoek dingen heeft verklaard die voor de rechtbank niet verifieerbaar zijn – maar waarvan ook niet is komen vast te staan dat ze niet juist zijn – zoals haar bewering dat verdachte drugs zou gebruiken en dat hij in Engeland bekend zou zijn bij de Domestic Violence Agency, doet aan de bruikbaarheid van haar verklaring niet af.
De verklaringen van mevrouw [slachtoffer] en [psychologe] vinden bevestiging in het bij mevrouw [slachtoffer] geconstateerde letsel.58 De rechtbank merkt hierbij op dat ook de verdediging ervan uit gaat dat mevrouw [slachtoffer] enige tijd voor haar opname in het Bronovo ziekenhuis letsel heeft opgelopen. De medische gegevens bevatten geen zelfstandig objectief bewijs dat sprake is geweest van seksueel binnendringen, maar ondersteunen wel de verklaring van mevrouw [slachtoffer] over de wijze waarop de verkrachting heeft plaatsgevonden. De rechtbank betrekt hierbij in het bijzonder de bevindingen van dr. Botter, die kort gezegd inhouden dat de kneuzingen aan de schouders en de onderarmen qua locatie, omvang en kleuraspect een opvallende symmetrie vertonen, hetgeen in zedenzaken veelvuldig wordt veroorzaakt door krachtige fixatie van het slachtoffer en dat de kneuzingen aan de polsen veroorzaakt kunnen zijn door vastbinden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van zowel vaginale als orale verkrachting. De rechtbank acht niet bewezen dat daarnaast ook sprake is geweest van anale verkrachting, omdat slechts mevrouw [slachtoffer] hierover heeft verklaard, omdat zij dat niet consequent heeft gedaan – zij heeft alleen in de nacht van 23 op 24 september 2009 verklaard dat de dader haar ook ‘aan de achterkant’ had verkracht – en omdat ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging medische ondersteuning ontbreekt.
In het voorgaande ligt besloten dat de verkrachting heeft plaatsgevonden op 23 september 2009 in de woning van het slachtoffer en verdachte in [woonplaats], en wel in de vroege middag. Dit laatste vindt bevestiging in het gegeven dat het slachtoffer – terwijl zij op alle andere uren van de dag zeer frequent berichten verstuurde en ontving – juist rond die tijd ongeveer een uur lang – om precies te zijn tussen 13.12 uur en 14.04 uur – geen gebruik heeft gemaakt van haar mobiele telefoon. Dat het slachtoffer heeft verklaard dat de aanval (drie) uren heeft geduurd, terwijl het feitelijk slechts ongeveer een uur kan hebben geduurd, kan aan vorenstaande niet af doen. De rechtbank beschouwt het als een feit van algemene bekendheid dat traumatische gebeurtenissen de tijdsbeleving kunnen beïnvloeden.
Vervolgens dient zich de vraag aan, of bewezen kan worden dat het verdachte was, die deze verkrachting heeft gepleegd. Bijzonder aan deze zaak is dat het slachtoffer bij herhaling heeft verklaard dat de dader een bekende van haar is, maar niet gezegd heeft wie dat dan zou zijn en op expliciete vragen of haar man de dader was, steeds ontwijkend of ontkennend heeft geantwoord. [psychologe] heeft er op 23/24 september 2009 in het ziekenhuis op gehint dat verdachte de dader was, toen zij bij het laten lezen van het e-mailbericht dat mevrouw [slachtoffer] om 14.24 uur aan haar had verzonden, haar vinger bij de naam ‘[voornaam verdachte]’ heeft gehouden. Ook in de latere contacten tussen de politie en [psychologe] heeft [psychologe] signalen afgegeven dat verdachte de dader was. Tijdens het verhoor van [psychologe] door de rechter-commissaris heeft zij voorop gesteld dat zij zich gehouden achtte aan haar geheimhoudingsplicht en dat zij niet meer kon verklaren dan wat zij reeds in het ziekenhuis, met toestemming van haar cliënte, had verklaard. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het begrijpelijk dat [psychologe] eerst in tweede instantie op een vraag van de rechter-commissaris of mevrouw [slachtoffer] haar verteld had wie haar had mishandeld en verkracht het expliciete antwoord heeft gegeven dat het verdachte was geweest. De rechter-commissaris heeft [psychologe] er toen op moeten wijzen dat zij zulks niet eerder met zoveel woorden had verklaard. De rechtbank baseert haar oordeel dat verdachte de dader is geweest mede op deze verklaring van [psychologe].
De rechtbank stoelt haar overtuiging dat het verdachte is geweest die mevrouw [slachtoffer] heeft verkracht voorts nog op de volgende feiten en omstandigheden:
- Zowel het slachtoffer als verdachte hebben bij herhaling verklaard dat alleen verdachte en het slachtoffer vanaf ongeveer 11.00 uur tot ongeveer 14.00 uur thuis waren. Reeds hierom valt zo goed als uit te sluiten dat een ander dan verdachte het slachtoffer heeft verkracht. Daarbij is van belang dat de woning van de familie [slachtoffer] door fysieke veiligheidsmaatregelen voor een buitenstaander zeer moeilijk te bereiken is. Dat de verkrachting zou zijn gepleegd door een onbekende derde, zoals het slachtoffer bij de rechter-commissaris heeft verklaard, acht de rechtbank ook om die reden onaannemelijk.
- Het slachtoffer heeft bij herhaling verklaard dat de dader haar in de weken voorafgaand aan het delict een schets van een naakte vrouw had laten zien, dat hij die schets op de pleegdatum bij zich had en dat hij haar dwong om dezelfde houding aan te nemen als de vrouw op die schets. Van deze schets staat vast dat verdachte en zijn vrouw hier in de weken voorafgaand aan het incident ruzie over hadden: verdachte vond de schets mooi en kunstzinnig, terwijl het slachtoffer deze vernederend vond en de schets haar overstuur maakte.
- Het slachtoffer zond om 14.24 uur de e-mail aan [psychologe] met de tekst: ‘[voornaam verdachte] is here terrbl aftrnoon its not saf I’m goin to a hotl now’. De rechtbank kan deze boodschap niet anders opvatten dan dat mevrouw [slachtoffer] zich vanwege de aanwezigheid van haar echtgenoot niet veilig voelde thuis en daarom naar een hotel zou gaan. Kennelijk heeft mevrouw [psychologe] dit, getuige haar reactie op deze e-mail, ook zo opgevat: ‘Wise decision to get out of the house. Best for you to be somewhere safe where you can rest (…).’. De rechtbank herhaalt hier dat [psychologe] voor mevrouw [slachtoffer] op dat moment een vertrouwenspersoon was.
- Op de vraag van de arts of het slachtoffer een HIV-test wenste, werd door [psychologe] en het slachtoffer de uitkomst van de recente HIV-test van [voornaam verdachte] besproken.
- In antwoord op een vraag van de technische recherche of het zinvol was om biologisch sporenmateriaal veilig te stellen, heeft [psychologe] aan het slachtoffer gevraagd: ‘Did you scratch [voornaam verdachte] anywhere?’.
- De fysieke beschrijving die het slachtoffer geeft van de dader – ‘een grote, zware man’ – past bij verdachte, van wie vast staat dat hij ongeveer 150 kilo weegt.
- Mevrouw [slachtoffer] heeft op 1 oktober 2009 met zoveel woorden gezegd dat zij wist wie de dader was, dat zij met deze dader gesproken had en dat zij niet van plan was ooit weer een relatie met de dader te hebben, Dit moet wel betrekking hebben op haar man, omdat zij tegenover de rechter-commissaris desgevraagd heeft verklaard dat zij alleen een relatie met verdachte heeft gehad.
3.5 De bewezenverklaring
Op grond van het onder 3.4 overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte:
op 23 september 2009 te [woonplaats] door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond en de vagina van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer] bewusteloos heeft gestompt en toen die [slachtoffer] buiten bewustzijn was haar polsen heeft vastgebonden en met zijn gewicht van ongeveer 150 kg op die [slachtoffer] is gaan liggen en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich – gelet op haar pleidooi tot vrijspraak – niet over een op te leggen straf uitgelaten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 23 september 2009 schuldig gemaakt aan een gewelddadige verkrachting van zijn eigen vrouw, de moeder van zijn kinderen, in hun gezamenlijke huis. Hij heeft zijn vrouw hierbij bewusteloos geslagen en vastgebonden. Ook heeft hij haar gedwongen om tijdens de verkrachting een pose aan te nemen waarvan hij wist dat zij die verafschuwde en uiterst vernederend vond. Dit alles getuigt van een groot gebrek aan respect voor de (seksuele) zelfbeschikking van zijn vrouw. Bovendien was verdachte naar eigen zeggen zich er zeer van bewust dat zijn vrouw in haar leven al vele crises had moeten doorstaan. Het gaat al met al om een zeer ernstig en vernederend feit, waar het slachtoffer – naar de ervaring leert – nog lang psychische gevolgen van zal ondervinden. Op een dergelijk ernstig feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een forse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 7 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Zij heeft voorts kennis genomen van het summiere voorlichtingsrapport dat de reclassering op 8 januari 2010 over verdachte heeft opgesteld. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een psychologische of psychiatrische rapportage. Het slachtoffer heeft na de aanhouding van haar man benadrukt dat het belangrijk is dat de dader hulp krijgt. Het is navrant dat verdachte de rechtbank geen enkel aanknopingspunt biedt om het opleggen van een straf mede ten dienste te stellen van enigerlei vorm van psychische hulpverlening.
De vrouw van verdachte heeft ervoor gekozen om haar leven, en dat van haar twee kinderen, met verdachte voort te zetten. Om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst nooit meer op dergelijke wijze met zijn vrouw om mag gaan, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op het artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 (TIEN) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Elkerbout, voorzitter,
mrs R. Brand en J.T.W. van Ravenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van der Graaff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal alsmede geschriften, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 1531/2009/51419-41 (p. 1-282).
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 24, eerste alinea.
3 [psychologe] (hierna te noemen: [psychologe]).
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 24, derde alinea.
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 25, tweede alinea. [brigadier] en [inspecteur] hebben ter terechtzitting van 22 november 2010 verklaard dat het in zedenzaken gebruikelijk is om het slachtoffer en de bekende of vertrouwenspersoon direct te scheiden. Dit vanwege mogelijke gevoelens van schaamte bij het slachtoffer en omdat de bekende later anders niet goed meer als getuige kan worden gehoord, omdat deze kan zijn beïnvloed door het slachtoffer. Omdat het de uitdrukkelijke wens van mevrouw [slachtoffer] was dat [psychologe] zou blijven, hebben verbalisanten hiermee in dit geval ingestemd (Verklaringen [brigadier] en [inspecteur], afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2010).5
6 Het gesprek met mevrouw [slachtoffer] en [psychologe] vond volledig in de Engelse taal plaats en is, met toestemming van mevrouw [slachtoffer], opgenomen met behulp van een digitale memorecorder. In het dossier bevindt zich de Nederlandse vertaling van wat op de auditieve opname te horen is (p. 91-105). Niet alles wat in het proces-verbaal van bevindingen staat, is terug te vinden in die uitgewerkte tekst. Ter zitting van 22 november 2010 heeft [brigadier] verklaard dat de memorecorder niet vanaf het begin heeft aangestaan en dat de kwaliteit van de opnamen erg slecht was.
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 25, derde alinea. Ter terechtzitting hebben [brigadier] en [inspecteur] desgevraagd verklaard dat zij steeds geverifieerd hebben bij mevrouw [slachtoffer] of zij het eens was met wat [psychologe] vertelde. Mevrouw [slachtoffer] heeft verbalisanten gedurende het gesprek aangekeken en herhaaldelijk geknikt (Verklaringen [brigadier] en [inspecteur], afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2010).7
8 Proces-verbaal van bevindingen (uitwerking digitale opname), p. 100, onderaan.
9 Proces-verbaal van bevindingen, 7 oktober 2009, p. 25, vierde alinea en p. 26, vijfde alinea.
10 Proces-verbaal van bevindingen, 7 oktober 2009, p. 25, laatste alinea en p. 26, eerste en vierde alinea.
11 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 oktober 2009, p. 25, vijfde alinea.
12 Het bleek te gaan om een houtskoolschets. [psychologe] heeft tijdens dit gesprek verklaard dat zij mogelijk een foto daarvan op haar telefoon had. Op 24 september 2009 heeft [brigadier] van [psychologe] de foto van deze houtskoolschets ontvangen (zie proces-verbaal van relaas, d.d. 8 oktober 2009, p. 8). De ontvangen foto is afgedrukt op p. 36 van het proces-verbaal.
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 26, tweede alinea.
14 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2009, p. 45 en 47.
15 Een geschift, te weten een afdruk van een emailbericht van 23 september 2009, p. 47.
16 Proces-verbaal van bevindingen, 7 oktober 2009, p. 26, tweede alinea.
17 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 27, vierde alinea.
18 Een geschrift, te weten een onderzoeksrapport zedendelicten d.d. 24 september 2009, p. 77.
19 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 27, zesde alinea.
20 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek d.d. 5 oktober 2009, p. 59, zesde t/m tiende alinea.
21 Fotobijlage bij het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, d.d. 5 oktober 2009, p. 61-72 (foto’s 1 t/m 12).
22 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek d.d. 5 oktober 2009, p. 60, eerste alinea.
23 Rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door D. Botter, forensisch arts, d.d. 15 oktober 2009, p. 86-90.
24 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2009, p. 30, eerste alinea.
25 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2009, p. 31, vierde alinea.
26 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2009, p. 33-34.
27 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2009, p. 34.
28 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2009, p. 34-35.
29 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2009, p. 42, bovenste helft.
30 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2009, p. 42.
31 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2009, p. 43, tweede alinea. [brigadier] heeft ter terechtzitting verklaard het opstellen van deze lijst het eigen initiatief was van mevrouw [slachtoffer] (verklaring [brigadier], afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2010).31
32 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2009, p. 43, voorlaatste alinea.
33 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2009, p. 48.
34 Proces-verbaal van relaas d.d. 8 oktober 2009, p. 10.
35 Een geschrift, te weten een afdruk van een e-mailbericht, p. 186.
36 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2009, p. 37.
37 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 oktober 2009, p. 16.
38 Een geschrift, te weten een letterlijke uitwerking van het verhoor van verdachte d.d. 6 oktober 2009 door een beëdigd schrijftolk, p. 108.
39 Idem, p. 107.
40 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2009, p. 245-246.
41 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2009 (inhoudende de woordelijke uitwerking van het verhoor van verdachte van 7 oktober 2009), p. 175, eerste antwoord.
42 Idem, p. 176, eerste antwoord.
43 Idem, p. 162, eerste antwoord.
44 Idem, p. 165, vierde antwoord.
45 Proces-verbaal GSM, met bijlage, p. 134-151 en p. 188-206.
46 Een geschrift, te weten een brief met bijlagen van de raadsvrouw van verdachte d.d. 12 januari 2010.
47 Een geschrift, te weten een tijdsbalk.
48 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 januari 2010.
49 Een geschrift, te weten een brief van mr. Hut d.d. 12 januari 2010, bijlage 5.
50 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 januari 2010.
51 Proces-verbaal van verhoor getuige [psychologe] door de rechter-commissaris d.d. 19 mei 2010, par. 42.
52 Proces-verbaal van verhoor getuige [psychologe] door de rechter-commissaris d.d. 19 mei 2010, par. 27
53 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris d.d. 1 juni 2010.
54 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris d.d. 8 juli 2010.
55 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris d.d. 1 juni 2010.
56 Zie de hierboven aangehaalde passages uit haar verklaringen op 23/24 september 2009 en 1 oktober 2009 (in haar verklaring tegenover de rechter-commissaris op 1 juni 2010 heeft mevrouw [slachtoffer] gesproken over een zeer gewelddadige aanval op haar in haar huis en werd zij onwel voordat gevraagd kon worden of de aanval geleid had tot enigerlei vorm van seksuele handelingen; in haar verklaring tegenover de rechter-commissaris op 8 juli 2010 heeft de rechter-commissaris er bewust vanaf gezien haar hierover nader te bevragen).
57 Zie de hierboven aangehaalde passages uit de verklaring van mevrouw [slachtoffer] op 1 oktober 2009 en tegenover de rechter-commissaris op 1 juni 2010.
58 Zie de hierboven aangehaalde letselomschrijving van dokter [dokter 1] en het onderzoek van de forensische arts [forensisch arts].